Heengegaan met leege handen
In het cursusjaar 1950/51 declameerde op een voordrachtavond voor poëzie door de leerlingenvereniging van het 's-Gravenhaags Christelijk Gymnasium (het huidige gymnasium Sorghvliet) Carel Schneider het volgende gedicht:
Laatste wil van Alexander
Dan, als ik tuimel in de kist
doodsoverwonnen en bezweken,
laat mijn twee handen zijn ontbloot
en uit de baar naar buiten steken.
Dat, als ik het paleis verlaat
en langs den grooten weg mij richt,
een elk mijn schamelte ontwaar'
en worde door mijn lot gesticht.
Hoe zulk een, die veroverd had
van aarde-oppervlak tot aan
de helle hoogten van gebergt'
de diepten van den Oceaan,
Die des turkooizen hemels vriend
de verste grens van het heelal
in zijn grootmeesterschap omving,
En zeggen kon: mijn stalen arm
noopt de bevolkte wereld gansch,
dat hij zijn opgebrachten cijns
uitstorten moet in mijn balans,
Ziet aan! hij maakte zooveel zorg
en moeite en zooveel schats te schande
en is verloochend door zijn geld
en heengegaan met leege handen!
Zegt overluid dit al, opdat
de drom der saamgeschoolde velen,
elk naar zijn rang in dezen dag