Peter van den Hoven
Bedenksels
‘Maar had ik dat nou echt gezien, of had ik het alleen maar bedacht? Want dat gebeurt zo vaak met mij, er gaat van alles door mijn hoofd, net of er een film wordt afgedraaid. En later weet ik niet meer wat echt is en wat niet. Soms word ik gewoon moe van mijn eigen bedenksels.’
Dat zegt de tienjarige Andreas die in de Spaanse stad Granada woont in de Ninos Luchando, een straat waar volgens hem niets, maar dan ook niets gebeurt, zo saai en alledaags is het daar. Hoewel... Er gebeurt van àlles, maar Andreas kan op een gegeven moment het verschil tussen fantasie en werkelijkheid niet meer helder onderscheiden, en de creatieve verwarring die daarvan het gevolg is heeft schrijfster Els Pelgrom - die iets dergelijks ook al deed in vroeger werk, zoals het bekroonde Kleine Sofie en Lange Wapper of De Olifantsberg- op een heel subtiele wijze in een goed lopend verhaal dat rijk is aan spannende gebeurtenissen, weten op te roepen. Dit boeiende spel tussen realiteit en verbeelding wordt met grote evocatieve kracht gespeeld en dwingt bewondering af voor de naadloze wijze waarop de overgangen worden weergegeven. Het zijn juist die grensgebieden waar het als lezer goed toeven is, omdat er méér verwacht wordt dan een louter passieve consumptie van wat hem is voorgezet. Dit ik-zie-ik-zie-wat-jij-niet-ziet spel beheerst Pelgrom met grote gratie en behendigheid want telkens als je denkt de regels begrepen te hebben duiken nieuwe verrassingen op: er blijkt niet te staan wat er staat, niet te gebeuren wat er gebeurt. Of toch wel?
Andreas maakt kennis met zijn buurvrouw Lu - die verdacht veel weg heeft van Pelgrom zelf - en deze stelt haar belangstelling, aanmoediging en schrijfmachine ter beschikking om al zijn verzonnen avonturen kwijt te kunnen. Samen met zijn broertje Gabriël beleeft hij er heel wat die op z'n minst voor ongewoon kunnen doorgaan. Zo is er een spannende bevrijding van Het Eenzame Kind uit de handen van De Patroon, met, voor wie dat lezen wil, allusies op kindermishandeling; krijgen de jongens te maken met Balthasar, de zwarte van de Drie Koningen, die op zoek is naar een vrouw en een kind; beleeft Andreas angstige tijden als hij zich moet verstoppen in een gigantische deegmachine die plotseling begint te werken; en regent het aan het eind van het boek plotseling knikkers... geloof het of niet.
Maar het mooiste verhaal gaat over de ontvoering van de oude prinses Brigida uit Noorlandia - met duidelijke trekken van onze prinses Juliana - die na een enerverende zoektocht door de jongens gevonden wordt terwijl ze vastgeketend zit aan de muur van een oud kloosterschuurtje niet ver van hun straat vandaan.
Pelgrom betrekt hierbij de televisie als producent van (journaal)beelden waarvan op een gegeven moment niet meer duidelijk is was in de werkelijkheid gebeurt of in de fantastische voorstellingen van Andreas. Overigens wordt al op de eerste bladzijde verwezen naar de invloed die film en televisie kunnen hebben op de relatie tussen realiteit en verbeelding als Andreas over zichzelf zegt: ‘Mijn gezicht lijkt op dat van de Dunne, van de Dikke en de Dunne. Die twee heten bij ons Gordo en Flaco. En daarom noemen ze mij dus Flardo, want ik ben ook een beetje dik. Als je nooit de films van de Dikke en de Dunne hebt gezien kun je niet weten hoe ik eruit zie.’
Aan het eind van het in de ik-vorm vertelde boek, dat buitengewoon sfeervol is dankzij Pelgroms talent voor mooie detailschetsen (knap ondersteund door The Tjong Khings zwart-wit tekeningen), als Andreas alle avonturen heeft opgeschreven, zegt hij: ‘Meer heb ik niet. Ik laat het aan niemand lezen, ook niet aan Gabriël. En ik vertel ook aan niemand dat ik nu zeker weet dat ik later schrijver zal worden. Ik wil verhalen schrijven over alles wat er gebeurt en ook over wat er niet gebeurt, of eigenlijk bedoel ik over wat er in mijn hoofd gebeurt. Ik zeg het ze niet, ze zullen het wel merken.’
Dankzij Els Pelgrom zijn we in staat deze geboorte van een wel heel jonge schrijver mee te maken, doordat ze ons over haar schouder laat mee genieten van wat er in haar hoofd - of is het toch in de werkelijkheid? ze woont tenslotte een groot deel van het jaar in Granada... - allemaal gebeurt.
Dat Guus Kuijer op het thema fantasie en werkelijkheid eveneens schitterend weet te variëren heeft hij in vele boeken overtuigend bewezen: bijvoorbeeld in De man met de hamer, voor volwassenen, en in jeugdboeken als Papa is een hond, De zwarte stenen, Het land van de neushoornvogel en in het sterk absurdistische Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt. Dat laatste boek kreeg indertijd van hemzelf het predicaat ‘hard, eng, gemeen en humoristisch’ mee en inderdaad vallen er nogal wat volwassenen over die het geen kinderboek vinden, maar die in feite weinig op hebben met Kuijers visie op de verhouding kind - volwassene en volhouden dat je zó, in de vorm van een macabere satire, niet over bejaarden, dood of onderwijs voor een jong publiek kunt schrijven. Welnu, voor hen is zijn nieuwste jeugdboek, De jonge prinsen, niet bedoeld, want opnieuw loopt er in dit boek geen aardige volwassene rond.
Stilistisch, en tot op zekere hoogte ook inhoudelijk, herinnert De jonge prinsen aan Mieke Mom: ook hier vinden we de karikaturale uitvergrotingen, de snelle, bitse