Bzzlletin. Jaargang 15-16(1986)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Sándor Csoóri Gedicht Aan het gras en de vogels Naarmate de pijn zich terugtrekt, stralen de vlaktes van het lichaam uit. Ik zie mijzelf in de spiegel: voortvluchtig evenbeeld van een dode. Nu moet ik parels in de wind strooien en namen geven aan verweesde stenen en met grote stukken asfaltpapier de begraafplaatsen afdekken. Nu moet ik denken aan de vleugels der aarde en de middag van Pasen: Christus' kerseboom is opgestaan uit de dood en schiet een vogel af met de boog van zijn takken. Het ruiten-fenomeen der treinen moet ik nu bewonderen, in de gloeiende middag, en de gulden regel van het voortrazen over het hartritme spannen. En louter omdat het goed was jou te zien, moet ik je kamer terugroepen in mijn herinnering: op het schilderij het rode paard, het begint juist aan een lijken-vertrappende tocht. Nu moet ik de allerdroevigste Maan uitspugen als een bot: leve het de wereld opnieuw barende lichaam... nu moet ik mijn hoop aan het gras en de vogels toevertrouwen. (vert. Henry Kammer) Vorige Volgende