Gyula Illyés
Gedicht
Broeder en zuster
Drie dagen zou ik verliefd slechts willen kijken
naar je brauwen, naar je ogen - schaduwrijke
dalen -, naar 't zeggeveld van je wimpers, waarin 't
levendige watertje zo dartel ontspringt,
zonlicht en vluchtige voornemens weerspieg'lend:
gladgeschubde visjes door een stroompje schietend-
Drie dagen lang zou ik zwijgend willen kijken
eerst naar je ene, dan naar je andere oog.
En ik zou nogmaals drie dagen willen kijken
naar de zachte welving van je borsten, prijkend
onder het doorschijnend kleed; nog sluim'rend pronken
erop twee sterren, die, ontwakend, flonkerend
zich opmaken over 't beddelaken, 't zijden,
licht uit te spannen, mijn blinde nacht doorschijnend-
Drie dagen lang zou ik zwijgend willen kijken
eerst naar je ene, dan naar je andere borst.
En het zou mij genoeg zijn dan weer drie dagen
mijn blik te laten weiden over, te laven
aan van je beide knieën 't rijk ontloken schoon,
denkend dat, uitdagend en toch niet zonder schroom,
te openen zich elk de ander zacht aanspoort,
gelijk vleugeldeuren van een stralende poort-
Drie dagen lang zou ik zwijgend willen kijken
eerst naar je ene, dan naar je andere knie.
In de milde warmte die je lichaam afgeeft,
in 't weldadig schijnsel dat je gestalte omzweeft,
zou 'k mij willen baden, een zieke in de zon,
wachtend totdat mijn borst te tintelen begon
en de pijn allengs minder werd en langzaam-aan
't lichaam zich losmaakte van dit moeizaam bestaan
en opsteeg tot wolken van een lichter Zijn,
dat mij in slaap zou sussen, als een kinderrijm-
En dan zou ik weer kind geworden zijn, jouw kind,
om je te beminnen, gelijk een kind bemint,
meteen gewinnend wat liefde pas heel laat geeft:
troostwoorden, waarmee je mijn gewond hart geneest.
Als een broer zijn zuster 'k je in mijn armen prangde,
de smaak van 't oerverlangen de zonde bande,
zó sliep ik in - je allertrouwste bondgenoot,
wijl de eerste liefdesnacht geruisloos heenvlood.
|
|