deels ontoegankelijk is voor het Nederlandse lezerspubliek, omdat nog nauwelijks iets van hem in Nederlandse vertaling is verschenen. Daarom zullen wij ons hoofdzakelijk bezighouden met de in dit nummer opgenomen fragmenten uit zijn oeuvre, en dan vooral met de roman Jezus' verloofde, die als het meest representatief voor het werk van Hajnóczy kan worden beschouwd. Deze roman is een soort synthese van alle thema's en motieven uit vroegere werken, uitermate aangescherpt, met als resultaat een uiterst pessimistische visie op het menselijk bestaan, dat als een totale absurditeit wordt voorgesteld.
In de ontwikkeling van de hoofdpersonen in het werk van Hajnóczy valt een duidelijke lijn te bespeuren. Een actief personage, dat met zichzelf en met de werkelijkheid strijd voert, verandert in de laatste roman in een zich volkomen aan de werkelijkheid conformerende persoon, een naamloze figuur, een in geen enkel opzicht opvallende representant van de in deze roman geschapen wereld. Deze ontwikkeling wordt aangegeven door de naamgeving, die drie stadia kent: aanvankelijk treft men figuren aan met een eigennaam (Márai, Mihály Kolhász), later wordt alleen de eerste letter van een naam gegeven (M.) en tenslotte slechts de aanduiding ‘de jongen’ of ‘de man’. De werkelijkheid is in haast alle werken grotesk of absurd en wordt ook als zodanig door het personage ervaren, behalve in de laatste roman. De strijd daartegen, op alle fronten verloren, geeft echter aan het personage zijn menselijke waarde. In het verhaal ‘A fütö’ (‘De stoker’) uit de eerste bundel probeert de hoofdpersoon, Mihály Kolhász, bij de bevoegde instanties zijn recht op een dagelijkse portie melk te behouden. Dit recht is hem onlangs door de directeur van het bedrijf waar hij werkt ontnomen, hoewel de wet in het geval van ongezonde werkomstandigheden het verstrekken van een ‘beschermende’ drank voorschrijft. Vastberaden voert Kolhász zijn verbitterde strijd tegen de willekeur en de bureaucratie, ter wille van een rechtvaardige behandeling. Op een gegeven moment schrijft hij een protestbrief, een ‘manifest’, aan de secretaris-generaal van de VN, de president van de VS, de premier van de Sovjet-Unie, de paus en de eerste Hongaarse koning, István I (die regeerde van 1001-1038!). Vervolgens ‘post’ hij deze brieven door ze te verbranden. In dit verhaal, waarin het zich opstapelen van groteske elementen, zo kenmerkend voor Hajnóczy,
al zichtbaar is, loopt het met de hoofdpersoon niet eens zo slecht af. Hij redt zijn gezinsleven, hervat zijn werk en houdt er slechts één vreemde gewoonte aan over: elke ochtend maakt hij een twee uur durende wandeling om met zijn lichaamswarmte de lucht te verwarmen en zo de komst van de lente te bespoedigen. In de nalatenschap van de schrijver is echter een verhaal gevonden (‘Da capo al fine’), dat een andere uitwerking van hetzelfde thema geeft. Hierin komt de man - in deze versie wordt hij alleen nog maar ‘de man’ genoemd - na ruim twintig jaar lang protestbrieven in de melkkwestie geschreven te hebben, terecht in de gsloten afdeling van een zenuwinrichting. Daar zet hij zijn levenswerk voort, zij het gereduceerd tot één handeling: het opvouwen van briefpapier, dat in werkelijkheid slechts een verfrommeld stuk krant is. In dit verhaal krijgt hij zijn melk wèl: ze wordt hem aangereikt door de verpleegster. Dit verhaal, uiterst sober en realistisch verteld, is op een bijzondere wijze gestructureerd: het laat zich namelijk lezen en herlezen op de manier die door de titel is aangegeven.
Een ander kenmerk van het werk van Hajnóczy is de grote zorg voor de compositie van het verhaal, waarbij soms de titels de interpretatie van het geheel aangeven, soms ook andere, altijd met zorg gekozen elementen, bijvoorbeeld motto's of namen van schrijvers, die in het verhaal voorkomen. Hajnóczy blijkt gefascineerd te zijn door o.a. Seneca, Malcolm Lowry en de Perzische schrijver Sadiq Hidayat. Net als Lowry beschrijft hij de hopeloze strijd van een alcoholist, maar niet alleen de thematiek, ook de schrijfwijze vertoont grote overeenkomsten. Men kan echter niet van een nabootsing spreken, maar van een zelfstandige toepassing van dezelfde techniek, echter met een ander doel.
Het proza van Jezus' verloofde is - zoals het grootste deel van zijn werk - onopvallend en stilistisch neutraal, waardoor de illusie wordt gewekt, dat het verhaal over een bestaande realiteit gaat, althans in de ene laag van de roman, waarin de ‘echte’ gebeurtenissen worden beschreven. De tweede laag bestaat uit de angstdromen van de hoofdpersoon, de jongen zonder naam. Dergelijke waanvoorstellingen komen in het proza van Hajnóczy vaker voor en worden soms bewust door de personages opgewekt. In deze roman spelen ze echter een bijzondere rol: zij weerspiegelen het slechts in het onderbewustzijn aanwezige en tot flarden gereduceerde Europese, christelijke en nationale bewustzijn van de jongen.
Het verhaal speelt in een ordelijk ingerichte staat, die deviezen nodig heeft, en daarom buitenlandse jagers in de gelegenheid stelt een dure jachtvergunning te kopen, die hen het recht geeft hoogstens twee mensen dood te schieten en ze vervolgens, opgezet, als trofeeën ter versiering van het eigen interieur, mee naar huis te menen. Deze nieuwe bron van inkomsten komt de staat, en dus ook de burgers, ten goede. Bovendien krijgt de familie van de doodgeschotene een aanzienlijk bedrag aan smartegeld. De bevolking beschouwt deze toestand als normaal; er ontwikkelt zich zelfs een soort snobisme: men is trots wanneer iemand uit de familie een trofee is geworden: het was kennelijk een mooi exemplaar.
Met uiterste zakelijkheid laat Hajnóczy zien, hoe deze samenleving functioneert, waarbij vooral geweld en gruwelijkheden - één van zijn favoriete motieven - een belangrijke rol spelen. De schrijver schetst een aantal clichématige situaties, die appeleren aan onze levens- en lezerservaring. Op meesterlijke wijze speelt hij met ons verwachtingspatroon, en wij komen altijd bedrogen uit. Dit gebeurt al meteen in het begin: nadat de jongen binnen één alinea plotseling verliefd geworden is en zijn gevoel van verliefdheid weer is kwijtgeraakt, denkt de lezer, dat de hoofdfiguur op een avontuurtje uit is. Even verder blijkt de jongen toch op zoek te zijn naar ‘een meer duurzame relatie’, en wanneer wij te weten komen dat hij, ondanks zijn jeugdige leeftijd - hij moet nog eindexamen doen - getrouwd is, vragen wij ons af, of zijn huwelijk misschien ongelukkig is. Niets blijkt minder waar: de jongen kan het