Bzzlletin. Jaargang 15-16
(1986)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
August Hans den Boef
| |
Astrofysica tegen entropieJohn Calvin Batchelor lijkt zijn The Further Adventures of Halley's Comet te beginnen in de neo-conservatieve trant van het ‘postmoderne levensgevoel’: ‘Het was laat in september 1985 en de hippies waren allang afgestudeerd aan de rechtenfaculteit.’ Een vreselijke eerste zin vanwege de visie die erachter schuilt: de jaren zestig zijn achteraf niet meer dan wat naïef gehannes, gesponsord door Levi's en de platenindustrie. Toch is The Further Adventures... niet zo'n boek, integendeel. Het belangrijkste thema in deze roman is wat we aanmoeten met de illusies uit de jaren zestig, hoe we nog iets ervan kunnen redden. Hoofdfiguren zijn twee ex-hippies, die als jurist handige foefjes uithalen voor de Firma Cedric Broadswerd en Zonen, onderdeel van de gigantische Means Corporation, die weer behoort tot de geheimzimmige Proto Industrial Trust (PIT). Het lijkt erop alsof de twee juristen Frank Zappa's advies uit het eind van de jaren zestig in praktijk hebben gebracht: knip je haar af, doe een net pak aan en begin een lange mars door de instituties om de macht te veroveren. Het tweetal ziet eruit als yuppies en huldigt ook de bijbehorende levensstijl. Aan de andere kant is er binnen hun vriendenkring veel van de sfeer uit de jaren zestig in stand gebleven. Vooral blijkt dat uit hun taalgebruik en hun liefde voor popmuziek. Het nummer ‘Won't get fooled again’ van de Who is zelfs één van de motieven in de roman. De kapotgeslagen droom van de jaren zestig culmineert dan ook in de laatste regels van deze song: ‘Meet the new boss... The same as the old boss!’ In het begin is The Further Adventures... weinig meer dan een zedenschets van een bepaald Amerikaans milieu, zoals we die ook uit het werk van Tom Robbins kennen. Maar dan komt het keerpunt in de roman en in het leven van de twee juristen als een oude vriend na veertien jaar terugkeert van zijn ‘Heilige Oorlogen’. Deze figuur is een echte drop-out en hij beschouwt zichzelf als een Middeleeuwse ridder zonder vrees of blaam. Ik moet zeggen: een middeleeuwse ridder zoals die in de tijd van de Romantiek is bedacht en in de twintigste eeuw via pulpblaadjes wordt | |
[pagina 68]
| |
voorgesteld. De vriendenkring helpt deze ridder in zijn strijd, alleen is niet duidelijk waartegen er precies gevochten moet worden. Het heeft in ieder geval met de in aantocht zijnde Halley-komeet te maken en met de familie Means. Vier maal wordt deze geschiedenis onderbroken door flash-backs. Deze spelen zich af tijdens de voorgaande verschijningen van de komeet. Telkens is er wel een voorvader van de Broadswords en de Means die in de flashbacks optreedt. Telkens zijn er ook drie merkwaardige mannetjes die vragen stellen over de toenmalige staatsopvattingen en de ideeën van degenen die zich daartegen verzetten. Het gaat hier niet om de Drie Koningen, maar om echte ‘revolutionairies’ (in het Nederlands kennen we geen dubbelzinnige vertaling hiervoor): de geïncarneerde komeet en zijn twee adjudanten. Ook in 1985 is de komeet weer aanwezig en wil hij weer ‘optreden in de geschiedenis’. Concreter: meehelpen in de strijd tegen de entropie van de multinationals. Er komt zelfs magie aan te pas voor de komeet samen met de exhippies en hun vrienden, aangevuld met een Robin Hoodbende van ex-NASA personeel, de Means weet te verslaan. Behalve de flash-backs over de komeet zijn vier andere afwijkende stukken belangrijk: ‘The Rise and Fall of the Straw People’. Ze beschrijven de opkomst en ondergang van een door twee dochters Means geleide ondergrondse beweging die bestond van 1968-1978. Ondanks het feit dat deze beweging haar uiterste best deed om de fouten van de voorgangers te vermijden, loopt het project stuk op de macht van het Amerikaanse establishment, met Henry Kissinger als verpersoonlijking daarvan. Intussen hebben de meisjes Means zich weer volkomen aangepast. Batchelor trekt hier duidelijk een parallel met Patricia Hearst, die zelfs nog aan bankovervallen deelnam en nadat de advocaten van haar vader vrijspraak verwierven, weer perfect meedraait. De oude Hearst lijkt ook wat op Means. Hij heeft net als hij een kasteel uit Europa laten komen en steen voor steen in Amerika weer opgebouwd. Aardig is hoe Batchelor een vermenging nastreeft van de riddercultuur met die van moderne tycoons. Niet alleen de jonge Broadsword meent dat hij een ridder is, de Means houden op hun feesten echte tournooien, ze beschikten over een echte hofhouding, de dochters Means worden behandeld als prinsessen en de jongste telg heet Torrance IX. In hun oude kasteel woont een lelijke oude heks (Means' eerste echtgenote) die conform het pulp-genre met het huis verbrandt en er blijkt ook een bastaardzoon gevangen te worden gehouden. Prachtig is het taaltje van de ex-NASA struikrovers: een technocratische code op Ivanhoe-stramien. Die vermenging kan de lezer voor grote verwarring plaatsen. Als je één van de motto's uit Walter Sott voor The Further Adventures... leest, meen je dat het over een concernleider gaat en niet over koning Richard Lionhart. Batchelor speelt niet alleen met het romantische genre en de astrofysica, ook binnen de diverse intriges zelf is hij vaak heel grappig. Zo is er in 1682 een spion die in Newtons werkkamer een kast opent en een gigantische lading appels over zich heen krijgt. En het boek bevat ook uitstapjes naar andere wetenschappen, bijvoorbeeld een verhandeling over de uitgestrekte bossen als economische basis voor het Amerika van de achttiende en negentiende eeuw. Wat voor engagement bevat dit toch tamelijk fatalistische boek? In grote lijnen is dat de visie van de astrofysica als drijvende kracht voor de geschiedenis, waardoor omwentelingen aan regelmaat onderhevig zijn. De jaren zestig keren onontkoombaar ooit weer terug. Geen entropie dus, zoals bij Pynchon - die hiervoor ook met naam en toenaam kritiek ondervindt van de kant van de dochters Means. Overigens staat Batchelor sterk onder invloed van Thomas Pynchon. De PIT doet denken aan het ‘System’ uit Gravity's Rainbow, de ‘historische’ passages aan V. | |
Utilitarisme op de ZuidpoolThe Birth of the People's Republic of Antarctica zou je als een economische fabel kunnen lezen, als een kritiek op het utilitarisme. Deze keer verwerkt Batchelor niet de ridder-romantiek uit de pulpverhalen, maar de barse sagen uit het oude IJsland en Scandinavië in zijn verhaal. Net als de eerste roman situeert Batchelor de nieuwe in de toekomst: de belangrijkste gebeurtenissen spelen zich af rond het jaar 2000. The Birth... begint in 1973 als de hoofdpersoon Grim Fiddle wordt geconcipieerd uit de vereeniging van een Sybille - jawel - en een onwillige dienstweigeraar die in Stockholm zijn toevlucht heeft gezocht, treurend om zijn liefje ‘back home’. Fiddle groeit op in de ‘draft dodgers’-kolonie, ontvangt geen onderwijs en werkt wat in een Vikingen-vakantiekamp. Sommige Amerikanen verdienen nog wat in de ijhockey-competitie en vanuit de moraal van deze sport, gecombineerd met de ethiek van de Vikingen, ontwikkelt Fiddle zijn levensbeschouwing. Batchelor houdt kennelijk veel van zo'n vermenging. Later komt daar nog een fundamentalistische interpretatie van de bijbel bij, maar ik wil niet vooruitlopen. In 1990 blijkt het liefje van Fiddle's vader een wereldberoemd econome te zijn geworden en komt zij naar Stockholm om de Nobel-prijs voor haar discipline in ontvangst te nemen. Bij deze gelegenheid doodt Fiddle's vader haar echtgenoot. Deze daad veroorzaakt een geweldige commotie in Zweden: de vreemdelingenhaat bereikt een hoogtepunt en de christelijke fundamentalisten grijpen naar de macht. Fiddle, zijn vrienden en familie vluchten in een zeiljacht de zee op. Helaas is op dat moment heel de wereld in een volksverhuizing verwikkeld en kan het gezelschap nergens aan land. Uiteindelijk komt het in het Zuidpoolgebied terecht, tussen andere verworpenen. Het is daar een chaos, waar iedereen in gevechten verwikkeld is: Argentijnen, Engelsen, vluchtelingen, piraten en het geheimzinnige Ice Cross (een illegale tak van het Rode Kruis). De bewoners van deze barre, door oorlog geteisterde streek sterven als ratten. Na veel verwikkelingen slaagt Fiddle er in om met zijn zwaard een koninkrijk uit het ijs te kerven, maar het ko- | |
[pagina 69]
| |
ningsschap duurt niet lang. Fiddle begint aan zichzelf te twijfelen. Aanvankelijk geloofde hij de reïncarnatie te zijn van Skallagrim Strider, een IJslandse desperado die precies duizend jaar tevoren het zelfde had verricht als Fiddle. Het wereldbeeld van onze Conan de Barbaar cegint echter uit elkaar te vallen, het amalgaam van ijshockey, sagen en bijbel werkt niet meer. Cruciaal hierin is Fiddle's lectuur van het economische werk dat het liefje van zijn vader had geschreven. Deze vrouw, Charity Bentham, heeft een nieuwe versie ontworpen van het utilitarisme. De in de achttiende eeuw door John Bentham (!) gepropageerde opvatting van het verspreiden van het grootst mogelijke geluk over zoveel mogelijk mensen. Fiddle concludeert dat het neo-bethanisme niets anders is dan een beschrijvingsmodel van de gangbare Amerikaanse politiek. De vluchtelingenkampen van het Ice Cross passen daar perfect in, maar ook zijn rol als koning. Het engagement van The Birth... is de aanklacht tegen de economische onderdrukking van de Derde Wereld door het rijke Noorden, waarbij de liefdadigheid als pleister op de wonde fungeert. De roman is trouwens alles behalve een politiek traktaat op een ‘sword-and-sorcery’ stramien. Daarvoor is de manier waarop de economie wordt behandeld te serieus en de intertekstualiteit te veelzijdig. In de passages die op zee spelen, heeft Batchelor het werk van Melville gebruikt, het Zuidpoollandschap is soms geïnspireerd op Poe en voor de achtergronden van de hoofdfiguur is de Noordse sagen-serie uit de Penguin Classics aangewend. Wanneer Fiddle in een droom zijn leven samenvat gebeurt dit in de stijl van Kevin Crossley-Holland, een dichter die de sagen zeer persoonlijk bewerkte. Ik vind The Further Adventures of Halley's Comet wat speelser en gevarieerder dan The Birth of the People's Republic of Antarctica, ook in de combinatie van stijlen en perioden. Beide boeken zijn echter voorbeelden van een inventieve toepassing van bêta-principes op de literatuur. | |
Mathematica en taalvervuilingDon DeLillo past eveneens bêta-principes toe in Ratner's Star. Omdat het om astrofysica gaat, lijkt deze roman ook wat op The Further Adventures..., maar DeLillo's boek verscheen vier jaar eerder, in 1976. Het is ook een beetje SF, net als bij Batchelor. Je kunt reconstrueren dat Ratner's Star in 1979 speelt. In dat jaar is Zweden in oorlog met Zwitserland, wordt de Nobel-prijs voor de vrede niet uitgereikt en neemt de hoofdpersoon van Ratner's Star die voor wiskunde (!) in zijn instituut in Amerika in ontvangst. Deze Billy Twillig is de uitvinder van de ‘zorgs’, een ontdekking die slechts een paar andere mathematici op waarde kunnen schatten. Bijzonder is de leeftijd van de Nobelprijswinnaar: veertien jaar. Twillig is ontboden om aan een geheimzinnig project mee te werken: ‘Field Experiment Number One’. Wat het project inhoudt, komt Twillig niet te weten, al duikt er op elke pagina wel weer een figuur op die er iets over weet te vertellen. Deze figuren vertegenwoordigen vrijwel alle denkbare disciplines: astrofysici, mathematici, tovenaars, antropologen, linguïsten, systeemtheoretici, handlezers en noem maar op. Wel wordt het Twillig gaandeweg duidelijk dat het werk in het enorme complex met een ster te maken heeft, of liever gezegd, een planeet in de buurt van die ster. En een boodschap die vanuit die planeet naar de aarde is gezonden. Omdat men aanneemt dat de beschaving rond Ratner's Star superieur is aan de aardse, moet de boodschap worden gedecodeerd en daarvoor is alle hoop gevestigd op de jonge Twillig. Het decoderen wordt de jongen niet makkelijk gemaakt: hij krijgt telkens andere informatie, zowel over de ster als over zijn taak. Bovendien ontvangt hij regelmatig tekeningen die bepaalde aanwijzingen bevatten, maar hij weet niet van wie. Dan is er de onbekendheid van degenen die het ‘Field Project’ leiden en de ondoorzichtige relatie met een ongrijpbaar Hondurees kartel. Als Twillig de boodschap decodeert is niemand geïnteresseerd in zijn oplossing. Hij is inmiddels naar een andere plaats gebracht om aan een nog geheimzinniger project te werken, ‘Logicon Project Minus-One’: het ontwikkelen van een interstellaire taal. De boodschap die Twillig heeft ontcijferd, blijkt het tijdstip te zijn waarop een eclips optreedt. Door de eclips loopt aan het slot van Ratner's Star alles uit de hand. Uit het oogpunt van de intertekstualiteit doet Ratner's Star niet onder voor de boeken van Batchelor. Billy Twillig doet vaak denken aan Holden Caulfield uit Salingers The Catcher in de Rye, door zijn angst voor lichamelijkheid, voor luchtjes en vooral voor seks. Volwassenen vindt hij dan ook ‘perverts’. Het complex waarin het eerste project wordt uitgevoerd is een Kafkaesk labyrint (de Praagse schrijver wordt ook genoemd) en de grot waarin het tweede project begint, herinnert aan het hol waarmee Alice in Wonderland begint. Billy zelf is natuurlijk ook een Alice die allerlei merkwaardige figuren tegenkomt die absurde dingen tegen hem zeggen. En niet toevallig was Lewis Carroll in zijn dagelijks leven een mathematicus. In de grote hoeveelheid personen die DeLillo door Ratner's Star laat wandelen, in het apocalyptische slot en in de paranoïde angst voor ongrijpbare multinationals, plaatst hij zich in de traditie van Thomas Pynchon. Eveneens postmodernistisch is de combinatie van genres en stijlen: in Ratner's Star klinken de bijbelpassages over de heks van Endor door, maar evengoed kapitein Nemo uit het werk van Jules Verne, en zijn er toespelingen op Calvino en Orwell. Het engagement van dit boek ligt in de gedetailleerde manier waarop DeLillo de onbetrouwbaarheid van taal aan de orde stelt. Je kunt er alles mee doen en daarom zijn alle taaluitingen even verdacht. De natuurwetenschappen zijn volgens deze visie een ‘geloof’ omdat men taal nodig heeft om over deze wetenschappen met anderen te communiceren. DeLillo spitst deze visie toe op de holistische kitsch: Ratner's Star is één lange ironisering van vertogen als The Tao of Physics, Zen and the Art of Motorcycle Maintenance en The Dancing Wu-Li Masters. Wat dit aangaat is Ratner's Star een heerlijk boek, vooral door de knappe manier waarop DeLillo al die verschillende vertogen weet te pasticheren. In laatste instantie is ook Ratner's Star zelf niet te vertrou- | |
[pagina 70]
| |
wen: wie is de verteller, vraagt de lezer zich af. Een domme journalist die aan het eind van het boek in de grot opduikt? Heeft zij het hele boek geschreven? Gelukkig wordt het raadsel niet opgelost. | |
Postmoderne milieuvervuilingWhite Noise is een aanval op de rol van de kennis. Vrijwel iedereen in deze roman geeft les of krijgt les, met name in wat wij de zachte sector plegen te noemen. Kennis verandert iedere dag, maar werkelijke kennis bestaat niet, is het idee in de roman. Er bestaan alleen media, desinformatie, noninformatie. Op verschillende manieren wordt dit idee uitgewerkt. Bijvoorbeeld door het beroep van de verteller, Jack Gladney. De man, een huisvader, die voor de zoveelste keer is hertrouwd, is van beroep hoogleraar in een provinciestadje. Maar in een buitenissig vak: ‘Hitler Studies’. In de kater van 1968 was Gladney op het idee voor deze discipline gekomen en het bleek aan te slaan. Typerend is dat Gladney geen Duits spreekt en de man die hem in deze taal les moet geven waarschijnlijk ook niet. Dan is er de giframp waarvoor Gladney met zijn gezin wordt geëvacueerd. Ook in deze roman laat DeLillo zien hoe de informatie telkens wisselt en verwordt tot desinformatie. Gladney komt noch te weten wat er precies is gebeurd, noch wat de gevolgen van de ramp voor hemzelf zullen zijn. Met name de medici moeten het hierbij ontgelden; trouwens ook later in het boek. Op Gladney's vrouw is namelijk ooit een experimenteel medicijn getest, in opdracht van een geheimzinnig concern. Toen het experiment verboden werd ging Gladney's vrouw ermee door - ze wilde van haar doodsangst worden genezen - tot op het moment dat haar man en haar kinderen het ontdekken. Gladney hoort dat zijn echtgenote in ruil voor de pillen in een motel aan één van de farmalogen seksuele tegenprestaties levert en uiteindelijk probeert hij de bewuste man dood te schieten. Het loopt uit op een farce. Zoals heel deze roman uitloopt op een loflied en wel op de supermarkt. Hoe mooi en ordelijk staat alles in de schappen. In tegenstelling tot Ratner's Star is het dagelijks leven in White Noise heel belangrijk. Veel aandacht besteedt DeLillo aan de bezoeken van de Gladneys aan supermarkten en het volgen van de tv. Ook op andere plaatsen in de roman worden te onpas merken van producten genoemd. Consumptie, tv en dood zijn de belangrijkste thema's in White Noise. Aanvankelijk lijkt deze roman fragmentarisch opgebouwd: gespreksflarden, anecdotes, tv, kinderen zeuren over medicijnen, over wetenschappelijke trivia, collega's van Gladney eveneens. Sommige anecdotes zijn grappig en symbolisch - zoals de twee bejaarden die dagenlang verdwaald in een winkelcentrum werden vermist. Belangrijker is dat de losse stukjes uit het begin later een functie krijgen. Nongebeurtenissen als een bezoek van Gladney aan ‘Amerika's meest gefotografeerde schuur’ of een discussie over het met de vingers poetsen van de tanden, het blijken allemaal vooruitwijzingen te zijn. Zo ook de rampen op de tv, de moordenaar met wie Gladney's zoon correspondentie-schaak speelt, een vriendje dat om een record in een kooi met gifslangen wil verblijven, het gezever over medicijnen - alles wordt functioneel. Zo wordt White Noise bijna een ‘klassiek’ hecht gestructureerd boek. Stilistisch gezien bevat White Noise een aantal hoogstandjes. Zoals de samenspraak van Gladney en een collega waarin de een het heeft over Hitler en de ander over Elvis, in een prachtige wisselwerking. Fraai is ook het betoog van de non die uitlegt dat haar orde er is om de ongelovigen te laten zien dat er nog iets als godsdienst bestaat: de gelovigen geloven er zelf al lang niet meer in. Grappig is de maniet waarop Gladney zich tegenover literatuur afzet: op een bepaald moment vindt hij zijn taalgebruik te literair. Ook het begrip ‘postmodern’ hanteert DeLillo op een creatieve manier. Gladney meent dat de zonsondergamgem tegenwoordig veel mooier zijn dan vroeger, vooral na de giframp zijn ze schitterend. ‘Postmoderne zonsondergangen’ noemt hij deze producten van vervuiling dan ook. | |
Neo-avantgardismeDe vier romans die ik zojuist heb bekeken zijn op een of andere manier commentaren op het hedendaagse Amerika. Het zijn geen commentaren vanuit een neo-conservatief standpunt, commentaren die de status quo met instemming begroeten. Batchelor en DeLillo leveren echter geen eenduidig commentaar, de visie die hun romans presenteren is verre van simpel. Juist door de verschillende invalshoeken die Batchelor en DeLillo proberen te zoeken, wordt hun waarschuwing tegen linguïstische en andere systemen, tegen een kinderlijk vertrouwen daarin, interessant. En daarom vind ik deze auteurs geëngageerd, al is hun engagement anders en vooral bescheidener dan dat van de jaren zestig. Het engagement wordt ook zichtbaar in de manier waarop zij met intertekstualiteit omgaan: geen hiërarchisch onderscheid makend tussen hun literaire en andere bronnen. Niet terugkeren tot de literaire tradities, maar een creatieve combinatie van stijlen en genres bereiken, dat is het streven van deze auteurs. Ze behoren dan ook niet tot de postmodernistische schrijvers die men wel neo-historisch noemt - er is in Amerika een hele golf van neo-realisten de laatste tijd. Batchelor en DeLillo zijn neo-avantgardisten, ze sluiten veel meer aan bij auteurs als Thomas Pynchon en William Gaddis dan bij figuren als Hemingway. Een boek als White Noise is door het kritisch-paranoïde tijdsbeeld zeer verwant aan The Crying of Lot 49 van Pynchon. Hoe aardig ik sommige neo-realisten als Raymond Carver of David Leavitt ook vind, auteurs als Batchelor en De Lillo zijn een stuk avontuurlijker. Dit artikel is een lichtgestileerde versie van een korte lezing die ik vrijdagavond 23 januari 1987 in de Amsterdamse boekhandel De Verloren Tijd hield. |
|