dorp Grimaud en namen daar hun intrek. Door de kasteelruïne keek men omlaag naar het nieuwe Port Grimaud en naar de zee. Het plaatsje draagt het stempel van de poging om de gevoelige architectuur van de achttiende eeuw met de banale middelen van de twintigste eeuw te kopiëren. In de avondlijke duisternis zaten zij in een onoverdekt restaurant boven een rots, keken naar het gelijkvormige blauw van het water en de hemel, en zwegen. Op een gegeven ogenblik zei Annabella dat als Zabor haar vertelde door welke gedachten hij zich had laten meevoeren, zij hem zou verraden waaraan zij had zitten denken. Zoals Annabella naar München schreef, was Zabors antwoord, als verwacht, uiterst prozaïsch. Hij had zich voorgesteld dat het Noorse klimaat deze kust overviel en binnen enkele jaren alles veranderde. De palmbomen zouden verdwijnen, de gele mimosa, de sprinkhanen en de schildpadden in de olijfbossen. De ene villa na de andere zou gesloten worden, en hun eigenaars zouden nog maar een paar dagen per jaar terugkeren. De zandstranden zouden maandenlang door sneeuw worden bedekt en de zee aan zijn oevers zo nu en dan ijs worden. Winterhard gras zou de plaats innemen van de bloemen, cactussen en geurende struiken. Warmte zou door koelte worden afgelost, droogte door natheid - en Fransen door Noren! Tussen Nice en Marseille zouden nog maar weinig mensen hun brood kunnen verdienen, en de grote meerderheid moest naar noordelijk Frankrijk vertrekken.
Annabella kon om die hersenspinsels, die Zabor ‘dromen’ noemde, alleen maar mismoedig glimlachen. Zabor beloofde haar, wanneer hij ooit het weer kon beïnvloeden, niets te veranderen aan de Côte d'Azur. Hoogstens zou hij ergens in Europa een tweede blauwe kust uit de grond toveren om ervoor te zorgen dat tenminste een deel van de toeristen deze kust hier zou mijden. Toen hij nu zijnerzijds Annabella naar haar gedachten vroeg, aarzelde zij en zei tenslotte dat zij alleen zou praten nadat Zabor zijn handen voor zijn oren hield. Zo hoorde hij dat zij een kind van hem wilde. Hij kon het zich voorstellen, zei Zabor, dat een ‘Zweedse’ zoon en een ‘Franse’ dochter uitstekend bij elkaar zouden passen. Zij bleven een dag langer dan ze eigenlijk van plan waren, en zetten daarna hun tocht naar Marseille voort.
Toen zij in de avondschemering van de 14e mei 1990 de lange voetgangerstrap naar het Centraal Station van Marseille opliepen, raakten ze plotseling verwikkeld in een schietpartij van rivaliserende Algerijnen. Zabor liet zich vallen en rolde enkele treden omlaag. Maar Annabella, die bij de leuning stond, draaide zich met een wending van haar bovenlichaam in een kogel die haar long aan flarden scheurde. Met een ijselijke kreet zakte zij in elkaar. Toen Zabor haar had bereikt, was zij reeds door voorbijgangers omringd. Zabor was niet in staat om iets zinvols te ondernemen. Een man riep een politiepatrouille aan, die Annabella en Zabor naar een ziekenhuis bracht. Een arts bevestigde wat Zabor al gezien had - Annabella leefde niet meer. Een vertegenwoordiger van het Westduitse consulaat-generaal zorgde voor het transport van de dode naar München, terwijl Zabor in zijn auto door Frankrijk terugreed. Hij maakte een grote bocht om de Côte d'Azur om aan niets herinnerd te worden, en zocht een route uit door Midden-Frankrijk. Zabor voelde zich als vernietigd, hij kon het zojuist gebeurde noch begrijpen, noch een heldere gedachte voor de eerstvolgende dagen ontwikkelen. Toen hij het op een rotsplateau gelegen Langres had bereikt, was hij zo uitgeput dat hij niet verder kon rijden. Hij nam voor twee dagen zijn intrek in een hotel en wandelde, in sombere gevoelens verzonken, over de stadsmuren.
Het verdriet om de toevallige dood van zijn levensgezellin bracht zijn opvattingen danig in de war. De natuur mocht ten dele berekenbaar zijn, maar niet altijd, en soms ook niet als het erom spant. Misschien was de menselijke fantasie wel te schamel om de fantasie van de natuur ook maar bij benadering te evenaren. In de dood van Annabella en de wijze waarop het was gebeurd kon men met het instrumententarium van het menselijk verstand geen zin ontdekken. Als Annabella een seconde eerder of later op die traptrede had gestaan, dan was haar niets overkomen. Maar hoe had men kunnen verhinderen dat zij zich daar ‘op het verkeerde ogenblik’ bevond? Alleen, zo luidt het antwoord, door tijdig op de hoogte te zijn van het gevaar en van het tijdstip waarop het zich voordeed. Maar waar had men die wetenschap vandaan moeten halen? In dat opzicht voelde Zabor zichzelf en alle mensen overwonnen.
En dat belachelijke weer? Als men het kon beïnvloeden, zou de natuur ook daar een slag om de arm houden en alles weer teniet doen? Waarom interesseerde hii zich eigenlijk uitgerekend voor het klimaat en het weer? Zabor twijfelde plotseling aan zijn zending die hij nu ook grootheidswaan noemde. ‘Wie,’ las hij bij McCormmach, ‘respecteert in dit slachthuis Europa nu nog terughoudendheid, zelfbeperking, evenwichtigheid, orde, helderheid en traditie?’ Zabor stelde plotseling vast dat hij geen christen, geen mohammedaan of aanhanger van een andere geloofsgemeenschap was, en dat dit leed met zich meebrengt als het niet lukt om een eigen godsdienst te ontwikkelen. Het individu dat de natuur wil verbeteren, kan zich door haar niet meer laten troosten, niet meer in haar rusten en haar vertrouwen. Het moet een nieuw omhulsel zoeken, waarin het geborgenheid vindt. Zoals de feiten liggen, moet het ook dit omhulsel uit zichzelf voortbrengen. Het moet langzaam leren in zichzelf te rusten. ‘Dat is de laatste hoop van de hedendaagse mens - of hij wil of niet, hij moet die taak op zich nemen.’
Maar Zabor scheen het leven hopeloos zijn krachten te boven te gaan. Op de avond van de 16e mei 1990 zat hij in Café de la Crémaillière en slikte hij na iedere slok wijn een slaappil die hij bij Annabella's toiletbenodigdheden had gevonden. ‘Het was haar laatste liefdesdienst voor mij,’ noteerde hij later. Hij wilde sterven, en net als zij in alle openbaarheid. Van hem zou de natuur, wie dit ook mocht zijn, in ieder geval niets meer te vrezen hebben. Met één uitzondering echter en wel, zoals hij twee dagen tevoren had geleerd, met één belangrijke uitzondering. Niet meer een willekeurig iemand, maar hijzelf zou over het tijdstip van zijn dood beslissen. Maar het lukte Zabor niet ‘de natuur te misleiden en zich aan haar eigenlijke plan te onttrekken’. Toen hij aan zijn cafétafeltje langzaam in elkaar