te koppelen, van een verzonnen onderzoeker. Ik heb ook voor een wetenschap gekozen die tot nu toe nog niet in deze vorm is gebruikt, namelijk de meteorologie. Dat is het basisidee.
Een belangrijk motief in Eisfelds boek is dat van de uit de hand gelopen uitvinding, een Faustiaans of Frankensteiniaans idee. Is dit een romantisch gegeven, Eisfeld laat daarnaast ook de twintigste-eeuwse denkers Russell en Sartre in zijn boek optreden, en hij beschrijft een sleutelscène, de zogenaamde ‘raamervaring’ van Zabor, in puur existentialistische termen van ‘zijn’ en ‘niets’. Met de mengeling van romantiek en existentialisme komt een zware nadruk te liggen op het morele aspect en de problematiek van het individu.
Eisfeld: Zabor wordt beschreven als een normaal mens met een aantal talenten. Er moet daarom een overgang zijn van zijn gewone leven naar het stadium waarin hij ontdekt dat de mogelijkheid moet bestaan om het klimaat naar believen te veranderen. De vraag is hoe je dat presenteert. Omdat het om een biografie gaat, kijk je dan al snel naar voorbeelden uit de ontwikkelingsgeschiedenis van andere mensen, zoals Maarten Luther. Dat geeft aangrijpingspunten, die ook de lezer nodig heeft. Omdat het hier gaat om het weer moet je, volgens een bekend dialectisch principe, dan een beeld vinden dat daarbij aansluit: dat van het totaal goede naast het totaal slechte weer. Dat mag niet abstract, maar moet concreet neergezet worden: het moet Zabor min of meer in het oog springen. Uit die eisen is die ‘raamervaring’ gegroeid, waarbij Zabor een flits van inzicht krijgt als hij op een raam een affiche van een zonnig land ziet, met daarnaast het lelijke weer van buiten. Die presentatie van twee werkelijkheden is inderdaad à la Sartre en dient slechts om de lezer te tonen dat op dát moment de bliksem in het hoofd van de held is geslagen, zoals bij Luther toen hij de beslissende denkervaring had die leidde tot het uiteindelijke protestantisme. Zo'n draaipunt in een leven is een populair gegeven in een biografie.
Jorge Luis Borges gebruikte vaak grote namen en personen uit de werkelijkheid om zijn verhalen een verraderlijke realiteitssuggestie te geven. U lijkt dat principe ook te gebruiken.
Ja, dat hoort bij de biografievorm: die moet suggereren dat iedereen Zabor al kent, en toch moet zijn werkelijkheid zin voor zin worden opgebouwd. Het is een goed bindmiddel dat men voor het overige dan op het bekende teruggrijpt. Iedereen kent Ingmar Bergman, en zo bevindt de lezer zich ook op een of andere manier op vertrouwde bodem, die het onbekende, Zabor en zijn geschiedenis, haast ongemerkt ook draagt.
Je zou ook kunnen stellen dat het net van die persoonlijkheden dat Zabor draagt, tegelijkertijd zijn eigen onvolmaaktheid moet verbergen. Zabor is toch iemand die het onvolmaakte wilde uitbannen, maar niet met zijn eigen onvolmaaktheid uit de voeten kan?
Dat klopt, ja. Hij is geen mens die in staat is om zijn eenmaal ontwikkelde uitvinding nog te beheersen: hij kan die procesgang niet intomen, omdat hij feilbaar is, ondanks zijn strakke systematiek. Ook zijn privé-leven is chaotisch, omdat hij eigenlijk een fanaticus is en alleen zijn werk, zijn ideeën ziet, het Zabor-syndroom en verder niets. De mensen om hem heen begeleiden hem daarom ook alleen maar, ze duiken op en zijn weer weg. Een vrouwelijke criticus schreef over mijn boek: er kwamen drie vrouwen in voor, die als persoon totaal niet uitgewerkt werden. Dat klopt, die vrouwen duiken ook eenvoudigweg op en zijn weer weg, zoals in elke biografie trouwens: er is een foto, met een kindje erbij en de geschiedenis gaat weer verder. Zulke mensen vormen slechts een achtergrond. Het privé-leven is feitelijk ook niet van belang, slechts in zoverre als dramatische gebeurtenissen op Zabor zelf inwerken en gevolgen hebben voor zijn werk. De rest speelt enkel in de marge.
Strikt genomen is de persoon van de biograaf uw eerste schepping in deze roman: de manier waarop hij zijn verhaal vertelt brengt al een manier van interpreteren met zich mee. Dat is iets wat in een ‘normale’ biografie niet op die manier gebeurt, en datzelfde is te zeggen van de ironische stijl die de biograaf gebruikt.
De ironische stijl hoort dan ook bij de romanvorm: je moet de lezer zin voor zin meetrekken. Wie zo'n Rowohlt-biografie koopt, wil meer weten over Picasso, Einstein of Dante, en leest vanzelf verder. In dit geval weet echter niemand wie Yan Zabor is, en moet ik er moeite voor doen om alles van het begin af aan te vertellen, terwijl ik tegelijkertijd doe alsof iedereen weet wie Zabor is, in 1996, als alles gebeurd is. Buiten het feitenmateriaal moet ik daarom iets bieden dat een vonk brengt. Daarom heb ik ironisch geschreven, de biografische gegevens overdreven, etcetera. Anekdotes zoals ik ze geef kunnen in een echte biografie niet bestaan, maar er moet nu eenmaal steeds iets gebeuren. En buiten dat gebruik ik graag ironie om iets te vertellen!
Is die ironie ook herkend?
De Duitse critici die van Handke of andere Suhrkamp-auteurs houden, zien de ironie of het sarcasme helemaal niet. Dat is kennelijk een kwestie van smaak waarvoor geen objectieve criteria zijn. Bedrijfsblindheid. De ironie staat ook niet in het hele boek op eenzelfde intensiteitsniveau, omdat de dood van vierenzestig miljoen mensen zich nu eenmaal zo niet laat vertellen. Het was ook een compositorisch probleem om op pagina één te beginnen met de geboorte van een mens en na 280 pagina's te stoppen met de dood van zoveel miljoenen. Mijn opgave was te tonen dat alles wat in de wereld gebeurt, oorlogen en wat al niet, mensenwerk is. Ik hang dat aan één persoon op en schets zijn ontwikkelingsgang - alleen ironie voldoet dan niet.
De ontwikkelingsgang van Zabor gaat gepaard met een toename van morele scrupules. Science fiction schijnt zich als vorm goed te lenen voor moralistische bespiegelingen. Denk bijvoorbeeld alleen al aan Orwell en Huxley!
Met science fiction heeft Het Genie niets te maken en moet het ook niets te maken hebben. Als ik een biografie schrijf,