ingezameld en stond een grote envelop dicht te likken. ‘Ziezo,’ zei hij.
Het is end of term - dus ook ik moet cijfers uitdelen. Dat is nog helemaal niet zo eenvoudig. Mijn klasje bestaat uit personen van zeer uiteenlopend niveau en kaliber: sommigen schrijven bij mij voor het eerst van hun leven fictie, anderen hebben al vier jaar lang als hoofdvak creative writing. De jongste is 19, de oudste 42 jaar. ‘Is deze docent rechtvaardig?’ Zij doet haar best. Zij heeft besloten eenieder binnen de eigen mogelijkheden en naar gelang van de eigen ontwikkeling en vooruitgang te beoordelen. Dit heeft tot gevolg dat zij voor verhalen die objectief bezien oneindig veel beter zijn dan andere, soms de laagste cijfers moet geven. En dit knaagt aan haar.
Maar ik moet niet zeuren, want gelukkig bestaat er op mijn departement geen verplichting tot curved grading, zoals bijvoorbeeld wel voor de exacte vakken geldt, want dat is pas erg. Volgens dit systeem moet eenderde van de klas goede, eenderde middelmatige en eenderde slechte cijfers krijgen. Een gevolg daarvan is dat de studenten elkaar begrijpelijkerwijze naar het leven staan: je haalt het niet in je hoofd om een ander te helpen want dan zou diegene weleens met een van de schaarse goede cijfers aan de haal kunnen gaan. Ieder voor zich, is hier het parool, geheel in de fraaie traditie van individualisme van dit land. Menigmaal ontbreken in bibliotheekboeken dan ook de pagina's met verheldering of oplossing: ontvreemd door lieden die hopen de concurrentieslag aldus te winnen.
Het is end of term - en mijn studenten hoeven van elkaar niets te vrezen, dus kunnen wij ons verbroederen en verzusteren, zoals dat na een semester gezamenlijk ploeteren betaamt. Wij gaan uit drinken. Wij worden vertrouwelijk. Iemand fluistert mij toe dat ze zo stom is geweest om met dinges naar bed te gaan. Dinges? Die ik voor mezelf altijd het kwallemens noem? De grootste aap uit mijn klas? En zij zo'n leuk persoon!
Grote genade. Wat er in zo'n semester al niet gebeurt. En nog meer: Hemingway is belaagd door een homofiele professor, Dostojevski heeft de ziekte van Pfeiffer opgelopen en de vader van Garcia Marquez is overleden. Dat ze nog hebben kunnen studeren vervult me met ontzag: eigenlijk is daar in de meeste levens nauwelijks tijd en ruimte voor.
Het is end of term - maar de meerderheid van mijn little darlings wenst geen afscheid van me te nemen, zoals hier in het systeem van halfjaarlijkse cursussen gebruikelijk. Ik wil best een vervolgcursus voor ze bedenken, of beter nog, een schrijfwerkplaats opzetten waar wij in onderlinge samenwerking meesterwerken zullen wrochten. Nou ben je hier op de universiteit gauw ongrondwettelijk bezig, dat is soms werkelijk in een wipje gebeurd: ik had mijn plan moeten voorleggen aan een commissie die de academische dieptegraad der dingen peilt. Om mijn werkplaats uit de kladden van de bureaucratie te redden, moet ik het Nederlands-Amerikaanse culturele uitwisselingsverdrag in het geding werpen, alsmede de persoon van Eelco Brinkman. Sesam Open U: wij mogen van start.
Het is end of term - en ineens vraag ik me af of ik wel voldoende Nederlandse cultuur heb verspreid. De darlings hebben in vertaling Fritzi Harmsen van Beek gelezen, en Andreas Burnier en Hella Haasse en Hannes Meinkema en ook weten zij alles van Sinterklaas. Maar volstaat dat? Ik pieker over de mannen van WVC en over wat hen mogelijkerwijze kan behagen. ‘Leer ons maar een paar woorden Nederlands,’ zegt Hemingway grootmoedig. En in koor roepen ze me allemaal opgewekt na, speciaal voor WVC: ‘Hoedenavond!’