techniek van het weglaten beheerst. Want hoewel er ook in De Affaire Whitman sprake is van een interne kwestie met buitenlandse bemoeienis, wordt de lezer nu eens niet gestoord door de aanwezigheid van voor de handeling van het boek irrelevante personages.
De groep activisten krijgt in zijn diversiteit voldoende diepte om in hun bestaan te kunnen geloven, en hun oprechte betrokkenheid bij het gevaar van een voortschrijdende bewapeningswedloop is goed getypeerd. De jongens met de petten en de witte boorden aan de andere kant van de ideologie spreken misschien iets minder tot de verbeelding, maar is dat in werkelijkheid niet evenzeer het geval? Men zegt wat er gezegd moet worden, en doet wat er gedaan moet worden, of wat er nu juist niet gedaan moet worden, het is maar hoe je die dingen ziet. Van Meijsing komen geen morele waarde-oordelen, bij hem geen politieke stellingname zoals bij Jef Geeraerts wanneer hij het heeft over de huidige politieke situatie in België. Meijsing zegt niet hoe hij het wil hebben, maar laat het bij een interpretatie van de werkelijkheid. Of misschien zegt hij toch iets door Thomas Hobbes' ‘Homo homini lupus’ tot het motto van zijn boek te promoveren.
Temidden van bureaucraten, activisten, een fotograaf en een kapitein om er een aantal te noemen, opereert in De Whitman Affaire een hoofdpersoon die niet met name wordt aangeduid. Hebben we hier te maken met de ultieme versie van de anti-held? Is de ambtenaar van Binnenlandse Zaken in dusdanige mate inwisselbaar, dat hij net zo goed anoniem kan blijven, of krijgt de lezer op deze wijze optimale identificatiemogelijkheden aangereikt?
De ongewone afdeling van Binnenlandse Zaken krijgt vorm in de gestalte van Berger, die de ‘ik’ op vaderlijke toon instrueert en toespreekt, overigens zonder dat ergens duidelijk wordt waar hij zijn wijsheid vandaan haalt. Men heeft kennelijk inmiddels in Den Haag geleerd van gemaakte fouten; de andijvie bij de groenteboer op de hoek wordt niet meer verpakt in staatsgeheimen! Men is als het gaat om binnenlandse veiligheid, of het bewaken van Amerikaanse belangen in het buitenland, precies zo geheimzinnig als men moet zijn.
Het taalgebruik van Meijsing is verfrissend; het is duidelijk dat het schrijven hem gemakkelijk afgaat. Bij hem slaan de zinsdelen niet op hol, alles staat keurig op zijn plaats, zonder dat de originaliteit verloren gaat. Ook over de cover van Steye Raviez niets dan lof: een schoolvoorbeeld van een geslaagde ‘letterkaft’.
Toch blijft er na lezing nog wel iets te verlangen. In een boek waarin de machtsverhoudingen duidelijk zijn, en de partijen over 't algemeen aardig van elkaar kunnen worden onderscheiden, zou een wat dieper karaktertechnisch uitgewerkt personage niet hebben misstaan. Maar misschien is dat nu juist een voorbeeld van het verschil dat door sommigen wordt gemaakt tussen literatuur en misdaadliteratuur.
J.N. Meijsing De Whitman affaire Uitgeverij Sijthoff 216 blz. f 24,75.