Hanneke Eggels
‘Taal is mijn medium’
In gesprek met Astrid Roemer
Wat vindt u van de integratie in Nederland van de Derde-Wereldliteratuur en vooral die van de literatuur uit Suriname en de Nederlandse Antillen?
Om met het uitgeversaanbod - de fondsen - te beginnen: behalve de Derde Spreker Serie van de Novib, de Afrikaanse en Indiaanse bibliotheek van In de Knipscheer en nog wat titels bij marginale uitgevers, mag beslist worden gesteld, dat de beter bekende literaire uitgevers zich niet echt ‘wagen’ aan het genre.
Wat het publiek betreft: wie per se zgn. derde-wereld-literatuur wil lezen, vindt beslist de weg naar de bovengenoemde uitgevers; wie echter van recensies in kranten en tijdschriften uitgaat, zal helaas slechts zelden geattendeerd worden op een titel van het bovenbedoelde genre. Gelukkig zijn er wat auteurs die in Nederland wonen en werken en die hun andere etnische - dus culturele - achtergrond steeds meer integreren in hun publikaties. Cairo, Bloem, Lopulalan, Pos zijn goede voorbeelden, hoewel alleen Cairo en ikzelf proberen die integratie niet tot de thematiek te beperken. Ook taalgebruik en vorm spelen bij ons daarbij min of meer een opvallende rol.
Als Surinaamse debuteerde u in 1977 met een dichtbundel Sasa getiteld. Wat betekent die titel?
Met mijn dichtbundel Sasa (Swahili voor tijdgeest), ben ik op 22-jarige leeftijd onder een ‘dichtersnaam’ Zamani (Swahili voor: waaruit ik geworden ben en waarin ik terug zal vallen) gedebuteerd. In mijn geboorteland, omdat ik mij toen geen ander publiek voor kon stellen dan het Surinaamse.
Sommige gedichten uit uw bundels staan onvertaald in het Sranan - een Surinaamse taal. Waarom zijn deze niet vertaald?
Het Sranan is niet mijn moedertaal; het is wel de lingua franca van mijn land. Wanneer ik soms het geluk heb een gedicht te ‘mogen’ maken in het Sranan, dan zou een vertaling naar bijvoorbeeld het Nederlands, mijn moedertaal, betekenen dat het gedicht niet meer bestaat - omdat het Sranan de metafoor van het gedicht is.
Om mijn lezers te confronteren met de multi-lingualiteit van Suriname, selecteer ik dergelijke gedichten ter publikatie - ook om zuiverheid te behouden in mijzelf door publiekelijk uit te komen voor de dingen in mij die zich niet conformeren aan bijvoorbeeld westerse normen.
In uw roman uit 1983 Nergens ergens schrijft de Surinaamse hoofdpersoon Benito aan zijn moeder in Suriname:
Moeder - mijn Holland is overvol! Zij stapelen hun levenden en hun doden op! Ze breken hun straten steeds open en hun jongeren bewerken de deuren van hun ongehuisde panden met ijzeren tuig! Ze weten alles van Surinamers, zelfs als ze nooit met hen zijn omgegaan! Zij houden hun mond en hun tas stijf dicht wanneer ik in de buurt ben en ze breken hun kerken af! (...) Holland heeft geen dieren! Alleen poepende honden en traliebeesten in Artis en die zijn net als de mensen gevangen in hun eigen welzijn.
Het is een romanpersonage dat dit schrijft, maar zijn dit ook de ervaringen van de auteur van het boek?
Natuurlijk niet. Niets wat ik publiceer is autobiografisch in feitelijke zin - in emotionele zin beslist wel - daarom kan ik deze vraag alleen maar beantwoorden door te beweren dat die passage deel is van mijn verbeelde werkelijkheid.
In een interview heeft u ooit eens de wens geuit als kunstenaar anoniem te zijn, o.a. omdat u niet uit uw werk verklaard wil worden. Ook zegt u zich niet als vrouw, als zwarte, als burger, noch als auteur te laten bepalen door culturele, politieke, religieuze, seksistische valstrikken. In uw roman Over de gekte van een vrouw komt de zwarte Gabriëlle voor, die, terwijl ze getrouwd is, verliefd wordt op een eveneens getrouwde blanke vrouw. Tevergeefs wordt zij door arts, man en schoolleiding in het gareel gehouden.
Is deze roman een adstrucie van bovenstaande uitspraken?
Een letterlijk ‘ingewikkelde’ vraag.
Wat ik in een interview zeg in de persoon van Astrid H. Roemer heeft te maken met een totaal andere werkelijkheid dan de door mij geschapen ‘werkelijkheid’ waarin de door mij geschapen personages verkeren. Mijn ficief werk vormt een fraktie van notabene mijn verbeelding. Toch heb ik o.a. in Over de gekte van een vrouw geprobeerd mijn verbeelding vorm te laten geven aan de wezenlijke onvrijheid die ik in mijn dagelijks leven bij iedere mens aantref.
Opmerkelijk is, dat de dichtbundel En wat dan nog is uitgegeven door de lesbische uitgeverij Furie, waarmee u zich uitspreekt over uw seksuele voorkeur. Is dit niet in strijd met uw streven naar anonimiteit van de kunstenaar? Nooit heeft men Agatha Christie ondanks haar overweldigend ‘misdaad-oeuvre’ een misdadigster genoemd. Noch Harry Mulish na zijn kassucces ‘Twee vrouwen’ een lesbienne. En iemand die bij de Arbeiderspers uitgeeft is al lang geen socialist meer. Waarom zal de inhoud en