| |
| |
| |
Edgar Cairo
Loko, mi kant'oy (Uit de negerdiepten)
Algemene Inleiding
Dit artikel open ik met de uitleg over het winti-lied [het traditionele, kreools-orale vers]. Het winti-lied is een genre, een soort, binnen het geheel van alle kreools-orale liederen dan wel verzen. Het gaat om het min of meer godsdienstig gerichte lied of vers. Niet alle singi [liederen, traditionele verzen die meestal, maar niet altijd gezongen worden] zijn te kenmerken als ‘liederen’. Wanneer men ze als lied betitelt legt men de nadruk op hun funktie als gezang. Maar ze kunnen als tekst ook in de vorm van een odo [spreekwoorden en zegswijzen] voorkomen. Binnen het genre van de winti-singi [teksten die fungeren als godsdienstige liederen], bespreek ik met name het Aisa-lied [een subklasse dan wel subgenre, een onderverdeling van de winti-liederen]. Van de z.g. Aisa-liederen bespreek ik weer ééntje, het Loko-lied, waar dit artikel naar is vernoemd.
Wat die termen allemaal precies inhouden, zullen we aan de hand van de analyse van een twee-regelig vers wel merken.
Deze inleiding over het winti-lied, en specifieker: Aisa-lied, met als voorbeeld het Loko-lied, is nodig ten einde achtergrondinformatie te verschaffen:
- uit welke traditie stammen de gedichten annex liederen?
- hoe zijn ze, als ‘orale tekst’ bezien, opgebouwd?
- wat voor ideeën drukken ze uit, met name voor wat de zwarte kultuur betreft?
- binnen welke kontekst funktioneren ze gewoonlijk, enz., enz.?
Ik probeer ze tevens te ontleden in termen van kultuur-mechanismen, een spel van konstanten en variabelen. Met name de konstanten, met een duur woord uitgedrukt: universalia, hebben mijn aandacht, omdat die neerkomen op hetgeen men in elke kultuur terugvindt. Zo kent elke menselijke kultuur, ook die van de moderne westerse gemeenschappen, het brengen van offers, het uitdrukken van relaties tot hogere machten, het uiten van smeekbeden, het uitvoeren van verzoeningsrituelen e.d. Daarbij laat ik zien hoe de z.g. zwarte psalmen funktioneren binnen de kreoolse kultuur van Suriname, maar ook in Nederland, waar tegenwoordig de nodige wintipré's [zeg maar: rituele bijeenkomsten] en festivals voor zwarte muziek - zij het met de nodige aanpassing - worden gehouden.
In de praktijk geeft men als kritikus/podiumartiest op het punt van tekststruktuur dan wel -inhoud (de presentatievorm eveneens) helaas geen of weinig uitleg van zaken en indien dat gebeurt, blijft men te veel steken in het hanteren van vage termen als ‘polyritmische dansmuziek’, ‘godsdienstige teksten’ en dergelijke, hoe goed men het ook bedoelt. Om niet te spreken van het feit dat men als slecht voorgelichte buitenstaander (de leek) al gauw denkt, dat alles in de winti-kultuur gericht zou zijn op het genezen van zieken. Een misvatting van jewelste! Voor hen die raar aankijken tegen ‘het andere’, ‘het vreemde’, kan dit stuk wellicht verhelderend werken. Voor hen die weinig of niets van de kreools-orale traditie van Suriname afweten (ook mensen van Surinaamse origine dus) hoop ik hiermee een stevige portie interesse te wekken, plus nog de koloniaal ingepeperde vrees weg te nemen. In elk geval denk ik met dit alles weer eens de barriére van onwetendheid en onbegrip, zo niet van het vooroordeel, te hebben geslecht.
Last but not least: met dit alles hoop ik dat men zo zoetjesaan meer van Cairo's werk begint te begrijpen, waarmee de interkulturele brug, die ik al jaren probeer te slaan tussen zwart en blank, langzamerhand z'n voltooiing begint te krijgen.
| |
Loko, mi kant'oy/Uit de Negerdiepten
Loko, mi kant'oy is de eerste versregel van een zeer bekend lied, een zwarte psalm, dat als twee-regelig traditioneel vers steeds op twee manieren wordt herhaald [melodisch: hoog en laag, met afwisseling van voorzang en herhaling door het koor].
Eerst kijken we naar het begrip ‘zwarte psalm’, zoals ik dat hanteer. Wat zoiets nou precies inhoudt zullen we in de loop van dit verhaal wel ontdekken. Wat een zwarte psalm - binnen dit verband althans - niet inhoudt zijn de bekende kerkliederen der Hervormde Kerken in Suriname [de Evangelische Broeder Gemeente: E.B.G., de Hern(h)utters]. Deze, van oorsprong kristelijke liederen zijn in de loop der tijd vertaald in het Neger-Engelsch, tegenwoordig het Sranan-Tongo [het Surinaams], vroeger de taal der negerslaven. Zulke liederen, de z.g. (an)soko-psalmen, zijn ingeburgerd in het kreoolse volksleven en worden bepaald niet alleen aangewend voor zaken binnen de kristelijke traditie, als men begrijpt wat ik bedoel.
Maar het gaat mij dus om zwarte psalmen in de zin van: zeer oorspronkelijke negerliederen met een eigen struktuur en deel uitmakend van de alleroudste negertradities. Die struktuur [het twee-regelige vers] vindt men als basisvorm overal in de orale literatuur terug: in de (Spin)verhalen en andere vertellingen [tori], de gezangen [singi], de spreekwoorden [odo], maar ook in de dramatische uitwerking ervan, bijvoorbeeld een eredienst [pré].
Dit laatste betekent dat men een ritueel op dezelfde wijze indeelt als de gezangen en andere teksten uit datzelfde
| |
| |
ritueel: hoofdstruktuur en alle ingebedde strukturen volgens hetzelfde principe opgebouwd. Er is dus een ‘leidraad’, een ‘wet’, voor elke handeling of uiting die men doet of verricht.
Het orale principe, gedemonstreerd aan de hand van het Loko-lied dat we vervolgens zullen bespreken, komt in hoofdzaak hierop neer:
KERN 1 - Vat je gedachte bondig samen in één versregel, die zo kort mogelijk moet zijn, en wel zo, dat je die in één adem kunt uitspreken. Geef aldus het PROBLEEM te kennen als OORZAAK.
De gedachte moet tevens volgens de elementaire logika zijn uitgedrukt, dat wil zeggen, minimaal in 'n zin met (taalkundig gezien) een onderwerp-gezegde relatie. Als voorbeeld geef ik de zin en versregel: Ik [ONDERWERP] lig geveld [WERKWOORDELIJK GEZEGDE].
Edgar Cairo, foto: Els Kirst
KERN 2 - Vat je gedachte opnieuw en op dezelfde wijze samen. Dit houdt dus in dat je óf het PROBLEEM herhaalt [de indentieke herhaling], óf je geeft een OPLOSSING [de niet-identieke oftewel inverse repetitie]. De oplossing die je aandraagt is dus, logisch gezien, een GEVOLG.
We zien dus, dat elke kreools-orale tekst gebaseerd is op primaire logika: OORZAAK-GEVOLG of PROBLEEM-OPLOSSING. Het is (technisch gezien) precies hetzelfde, maar het eerste is vanuit de logika gedefinieerd en het tweede vanuit de semantiek, de betekenisleer.
In wezen gaat het om slechts één ding: de grammatika van het menselijk gedrag. Anders gezegd: alles wat men doet komt neer op het individu, die ten opzichte van zijn werkelijkheid [de wereld om hem heen] om te kunnen leven een aantal basishandelingen verricht.
Niet voor niets schrijf ik PROBLEEM en OPLOSSING
| |
| |
in hoofdletters. Het zijn zogeheten analytische kategorieën.
Uit de hoofdregel, het basisprincipe van het hanteren van twee kernen in de vorm van (identieke en niet-identieke) herhaling, dus de z.g. PROBLEEM-OPLOSSINGstruktuur, volgt, dat wanneer een tekst langer is dan twee zinnen [regel, versregels], het geheel automatisch wordt herhaald.
Een tekst met vier regels geeft dan te zien:
[de eerste twee versregels]
PROBLEEM-OPLOSSING
versus
[de laatste twee versregels]
PROBLEEM-OPLOSSING
Maar ook een drie-regelige tekst is aldus mogelijk: PROBLEEM en PROBLEEM [samen dus het HOOFDPROBLEEM] versus OPLOSSING.
Wie aldus een lange tekst heeft, bijvoorbeeld een lang gedicht of een heel verhaal, ‘kapt’ dit aan stukjes tot een reeks, een ketting vol schakels die elk één en dezelfde grondstruktuur hebben, n.l. die van PROBLEEM-OPLOSSING.
Dit verklaart waarom - om het voor het gemak maar bij de orale powesie te houden - de orale gezangen nooit lang zijn. Wie maar één statement wil maken kiest één lied [een PROBLEEM-OPLOSSING-kombinatie]. Deze heeft de mogelijkheid tot het voortdurend herhalen van zo'n twee-regelige tekst (met subtiele variaties), hetgeen men ook bij bij de winti-zang aantreft.
Wie een ingewikkeld verhaal wil vertellen, kiest voor een serie liederen en bouwt aldus een ‘verhaal’ op uit een serie afgeronde deeltjes. Deze techniek staat toe, dat er steeds een andere voorzanger(es) op het voorafgaande ingaat met een nieuwe liedtekst. Zo draagt ieder bij aan het totaalgebeuren en houdt men de vaart erin. Tevens wordt de ‘totaalvertelling’ een gemeenschappelijk produkt, waar iedere deelnemer, naar eigen behoefte, een wending aan heeft kunnen geven. Zo kan ieder zijn ziel en zaligheid erin leggen.
Dit houdt in, dat er voor iedere persoon binnen de algemene struktuur (de lijn van het gebeuren) verschillende opties zijn in liedkeuze. Dit houdt tevens in, dat men binnen bepaalde grenzen qua (lied)keus en presentatie (aankleding, zang, dans en beweging) gebonden is.
Zo kan men niet een lied beginnen dat bedoeld is om een geest of god te laten vertrekken, zolang die niet eerst is aangeroepen (opgeroepen) en vereerd. Er is dus ook nog een volgorde. Daarvoor heeft men dan ook met een traditie te maken.
Kort gezegd krijgt men met het volgende handelingsverloop (binnen een deel van de ceremonie, bijv. binnen het openingsgedeelte) te maken:
A - Openingsliederen van de gehele ceremonie: keuze tussen liederen van groep I, de algemene welkomstliederen.
B - Oproep/komst/introduktie v.e. godheid: keuze tussen liederen groep II: de opties zijn lied 1, 2, 3 enz. uit een groot assortiment van eenzelfde soort, de tweede kategorie, de liederen die een specifieke oproep bevatten.
C - Eerbetuiging aan de geest of godheid: keuze tussen liederen groep III: de opties zijn lied 5, 6, 7, enz. uit een assortiment van een derde soort, de liederen die een speciale godheid of een geest (Spirit) eren.
D - Uitgeleide/vertrek v.e. geest of godheid: keuze tussen liederen groep IV: de opties zijn lied 1, 5, 8, 12 enz. uit het assortiment van de vierde soort, liederen die bedoeld zijn om een speciale godheid of geest uitgeleide te doen.
E - Herhaal eventueel de reeks B, C, D naar gelang de geesten of godheden die je wilt oproepen, eren en uitleiden (in de hiërarchische volgorde die bij hen past). Vanwege de beperktheid van een openingsceremonie kun je niet alle godheden, goden of geesten aanroepen en vereren. Je kunt dus niet verder gaan dan tot bijv. groep VIII of IX.
F - Sluitingsliederen voor wat betreft het openingsgedeelte van de ceremonie. Kies eveneens uit een aantal van bijv. groep X, de liederen ter algemene afsluiting van dit onderdeel.
Uiteraard heeft de orale verteltechniek [het hanteren van tekststrukturen binnen een handelingsverloop] veel meer te bieden en is de zaak uiterst kompleks, maar in dit kader laat ik het voorlopig hierbij en verwijs en passant naar mijn studie, Krioro Fa?, evenals naar mijn boek Lelu! Lelu!/Het Lied der Vervreemding [verzamelde powesie van Edgar Cairo. In de Knipscheer, Haarlem 1984]. Zowel in het begin daarvan, als in een speciaal hoofdstuk, is er uitgebreide studie verricht van het ‘orale materiaal’.
Nu dus terug naar de titel van dit artikel, de eerste versregel uit een lied, waarin het woord Loko voorkomt. Deze eerste zin vormt het stellen van het PROBLEEM door degene die aan het woord is (zanger of zangeres). Loko is een godheid, een ‘wezenskracht’, een mentale figuur, een mannelijke geest dan wel god, die tegelijk de boodschapper is van Aisa, de Aardgodin. De god Loko is dus zoiets als Hermes, die in de Griekse mythologie vanaf de heilige berg Olympus naar de aarde daalt, teneinde opdrachten uit te voeren. Loko is naar de betekenis zoiets als De Hand Gods. Maar hij is dus de ‘mannelijke kracht’, evenwaardig aan de ‘vrouwelijke kracht’, waarvan hij de ‘echtgenoot’ is. Het gaat om het evenwicht in het godsbeeld. De opperkracht, het regerende echtpaar, is dus zowel mannelijk als vrouwelijk. Een totaal ander kultuurbeeld dan bij het (oude) kristendom, alwaar alles wat heerste per se een man moest zijn!
Ik durf te stellen - en dat is geen slag in de lucht - dat Loko's komst dezelfde intentie heeft als ‘de komst van Kristus’ naar de aarde: hij vervult overduidelijk de funktie van Verlosser. Dat niet alleen, hij is de ‘buikzoon’ van god, waarmee de innigste verwantschap is aangegeven. Voor de oude kristenen liep dat in vaderlijke lijn, vandaar dat god absoluut geen vrouw zond, of dat die zelfs niet naast hem kon staan! Om het evenwicht te bewaren stond daar... juist ja, de Heilige Geest.
En was dat niet naar funktie precies hetzelfde als de ‘Oerscheppingkracht’? De ‘Drager van de Oerbuik’ dus! Precies datgene wat de neger onder Aisa verstaat!
| |
| |
In de uit Afrika stammende kreoolse leer van Suriname (denk aan datgene wat de bosnegers behouden hebben) is juist de vrouw, de moeder degene die de verwantschap rechtstreeks voortzet! Haar kinderen behoren tot háár familie. Zij is de drager van de ‘buik’, de stamboom. Geen wonder dat het Aisa is die Loko zendt en niet andersom. Maar de intentie is dus precies dezelfde als bij het kristendom: (de) god zendt het meest essentiële van zichzelf, zijn hoogste representant, ‘het buikkind’ ofwel ‘de buikzoon’ als vertegenwoordiger van het ouderlijk gezag des hemels (man/vrouw), of deze figuur nu Kristus danwel Loko heet.
De nadere uitwerking is per kultuur dan wel geloof totaal anders, maar, kultuurhistorisch gezien, wel verklaarbaar. Dit zal ongetwijfeld velen te ver gaan! Weg met die afgoderij! Maar we leren nu eens eindelijk met andere ogen naar iets te kijken wat door en door verketterd is en daarom zo verschikkelijk onbegrepen is gebleven! Loko is echter niet alleen de echtgenoot van de Aardmoeder Aisa, die voor boodschapper dan wel voetknecht of loopjongen - of, wat deftiger uitgedrukt: gezant - speelt. Hij kan ook zelfstandig helpen, precies zoals een staatshoofd een bondgenoot stuurt om een netelige diplomatieke kwestie uit de weg te ruimen. Hij beschikt over ‘hemelse’ volmachten.
Men denke in profane zin aan een regeringsgezant, een afgevaardigde van het wettelijke gezag. In religieuze zin is Loko een soort aartsengel. De vergelijking met engel Gabriel of Michael dringt zich, voor wat betreft het katholicisme, op. Wel kunnen we zeggen dat ‘hij’ in elk geval de funktie uitoefent van ‘medium’.
We zien dus de orale grondwet qua tekstinhoud verrijkt met de struktuur:
PROBLEEM-MEDIUM-OPLOSSING
Anders uitgedrukt:
[De ik-figuur] + [de Hand Gods] + [God zelve]
De twee-eenheid is een schijnbare drie-eenheid geworden. Maar schijn bedriegt, want het ging toch - volgens de orale grondwet - altijd om twee? Welnu, de ‘grondwet’ zegt óók, dat de twee KERNEN ofwel basiselementen, altijd op één of andere, logische, wijze verbonden worden met een derde, afwijkend element.
In dit geval is het de funktie van het MEDIUM [‘de Hand Gods’].
Loko, mi kant'oy betekent letterlijk: Loko, ik ben geveld. Het betekent ook: ik ben uit mijn evenwicht geraakt, ik wankel, ik ben gekanteld, ik lig knock-out, enz. Het is de aanhef van een zeer bekend winti-lied, een lied uit de kreools-orale traditie van Suriname.
Let op de grammatikale struktuur van die ene versregel: 2 × 2 lettergrepen + 1 slot-lettergreep, die als derde element volgens het orale principe anders is (en zijn moet) dan de eerste twee groepen.
We tellen: Lo-ko (2) + mi kant' (2) + oy (1).
De tweede versregel [‘Moge de Aardgodin Aisa mij haar gezant te hulp sturen!’] is een verdubbeling en bestaat zelf weer uit twee elementen [‘Aisa stuurt de gezant’ en ‘de gezant helpt mij overeind’]:
A: [Ai-sa (2) + sen' (1) + en-boi (2)]
B: [Kon (1) + o-po (2) + mi-o(y) (2)]
Dus zien we op het nivo van lettergrepen het lied als volgt:
Regel één: 2,2,1 [PROBLEEM]
Versus
Regel twee: 2,1,2 + 1,2,2 [OPLOSSING].
Wat een variatie! Optimaal gebruik van mathematische mogelijkheden! En dat alleen al op het nivo van lettergrepen! We hebben het niet eens over melodische, ritmische en vele andere variatiemogelijkheden! De analyse kan zelfs grondiger i.v.m. [de komst van de Hand Gods] versus [wat die uitvoert]! Er is zelfs nóg een dubbele onderliggende struktuur [ik-neer] versus [ik-omhoog], herhaald in de vorm van [mens-beneden] versus [god-boven]. Ofwel [lagere macht] versus [hogere macht] en tegelijk [Wereld van (dag)Licht] versus [Wereld van Duisternis (mystiek)].
Wie zei ook weer dat daar geen sprake was van ‘kunst’...! Een lied, als 'n glazende parel!
De tweede versregel van het lied [een dubbele regel, trouwens!] luidt, normaal geschreven, als volgt: Aisa sen' en boi kon opo mi-oy. En dat betekent: Aardgodin Aisa heeft haar helper gestuurd om mij weer overeind te krijgen.
Het moet eigenlijk in de modus irrealis vertaald worden, dus dat het een wens of mogelijkheid, een modaliteit, uitdrukt:
Moge de Aardgodin mij haar gezant sturen!
[Opdat hij mij overeind helpe!]
Het gaat ook in wezen om de uitdrukking van een (religieus) verlangen. Of, wat bombastisch, maar klassieker uitgedrukt:
O, dat de Aardgodin haar hemelse gezant ons zende!
Begint men niet alreeds te denken aan de powesie van bijvoorbeeld Vondel, die het heeft over ‘Het hemelse Gericht’ en zijn ‘benauwde veste’?
Maar Aisa is niet hemels: zij is aards [letterlijk: grondgodin] en tegelijk onaards [een Spirit]. Haar status is dus dubbelzinnig.
Het lied van Loko, de representant gods, luidt in z'n geheel als volgt:
Aisa sen' en boi kon opo mi-o!
Loko, ik lig bestaansgeveld!
O, Aardgodin, uw Helper steune mij!
Het gaat om een vertaling in twee versregels, want de roep om ondersteuning is in feite een roep om overeind te worden geholpen. Ik heb daarom in de eerste regel niet gezegd: ik lig geveld, ter aarde!
Dat is letterlijk, maar ook figuurlijk het geval. Nu komen we op een elementair onderdeel van de orale traditie: elke uiting moet dubbelzinnig zijn, voor meer dan één betekenis vatbaar. Aldus krijgt men een verdubbeling van betekenis:
PROBLEEM
letterlijk + figuurlijk
versus
OPLOSSING
letterlijk + figuurlijk
| |
| |
De plaats van dit lied in het canon van zo'n winti-pré, zeg maar: z'n traditionele eredienst, is van groot belang. Het lied behoort tot de openingsceremonie, waarbij de ‘elementaire krachten’ van dit aardse bestaan en tegelijk de goddelijke krachten in en buiten ons, worden geëerd. Aisa is in dit verband gezien dus meer een elementaire bestaansgodin, meer ‘de Moeder van het Bewustzijn’ dan dat zij de ‘Moeder van de Schepping’ zou zijn. Want daarvoor is er weer een andere god, Anana Kediampo, de ‘Oer-ouder’, die boven alle goden/geesten staat. Maar dat is, geloof ik, een modernisme, dat ontstaan is dank zij het hernieuwde kontakt tussen de zwarten in Suriname en die in Afrika: men gaat bepaalde dingen ‘herontdekken’ en overnemen, zoals bijv. het feit dat men in West-Afrika een oppergod kent (en dus moet men in de winti iets soortgelijks hebben). Ook speelt de invloed van het kristendom een rol: als bijbelminnende kristen heb je een oppergod, dus ‘moet’ je in de winti-leer ook een oppergod kennen, anders is het niet goed.
Door het achteraf erkennen van een hoogste, hemelse god, wordt de situatie geschapen, die de mensen in staat stelt datgene wat zij als winti-afgoderij zien alsnog te kunnen bedrijven naar eer en geweten: men erkent immers het fundament van de bijbel, het bestaan van een grote god. De rest zou zich dan afspelen op het vlak van de kulturele identiteit. Een mooie vluchtweg! Hiermee geef ik tevens aan, dat heel veel mensen die door en door gekerstend zijn, toch niet afzien van ‘winti-dinges’. Dat heet syncretisme, het samengaan tussen twee of meer religies. Over de Aardgodin straks meer. Nu dus, het begin van de eredienst. Dit openingsgebeuren heet: prisi-dotin. Letterlijk vertaald: de grond, de lokatie waar men de eredienst houdt, wordt geëerd [‘Come and please the gods of this ground’]. Eerst wordt de hoofdgodin aangeroepen, respektievelijk bezongen. Dat gebeurt in de liederen aan Aisa zelf.
Dan komt zo'n lied over haar afgezant. En dan volgen de liederen aan alle mogelijke gron-winti, aan al de geesten, goden en godskrachten, die bij dat specifieke geografische terrein horen, zoals bijvoorbeeld de Leba, de ‘Wegbewaker’. Een Spirit die de weg naar de plantage bewaakt! Het is er maar één uit een reeks. Deze liederen (gericht tot de grondgeesten) behoren eveneens tot het openingsgedeelte, de prisi-doti dus.
Merk op dat men normaliter spreekt van grond-goden en deze betekenis letterlijk aan de aardse grond verbindt. Ik denk dat de volksetymologie, dus dat men achteraf iets op een bepaalde wijze opvat en gaat denken dat het oorspronkelijk ook hetzelfde betekende, hierin een te grote rol speelt.
Grondgoden zijn inderdaad nogal aards, bijna letterlijk ‘bodems’ in de zin van bij-dat-stukje-grond-behorend, een soort ‘autochtonen’ dus. Maar zij hebben daarnaast een veel diepere betekenis, waarop ik straks terug kom. Ik wijs alvast op het feit dat voor de z.g. ‘natuurmens’ of mens met ‘natuurgeloof’, in ons geval de ‘winti-mens’ er slechts de zichtbare dan wel onzichtbare wereld bestaat en geen aparte ‘hemel’ zoals in het kristelijk geloof. Dit heeft konsekwenties, zoals we zullen zien, voor de beschouwing ten aanzien van een ‘hemelse oppergod’ of iets dergelijks. De grond waarop men de eredienst houdt speelt uiteraard een eminente rol, maar het gaat tegelijk ook om alle grond.
Aisa is dus niet alleen een grond-godin, maar ook een grond-vestigende godin, dus ‘te maken hebbend met de buik van de roots’, om het eens modern te zeggen. Ik zou haar dus ‘Negernavelgodin’ kunnen noemen, of zelfs ‘Oermoeder-Spirit’, hetgeen ze ook is, náást het feit dat ze de Hoofdspirit is van een bepaalde lokatie. Haar plaatsing is dus ook al dubbelzinnig [naast haar funktie, haar status, en zoals men inmiddels begrijpt: haar betekenis].
Nu rijst de vraag: hoe komt het dat men zich in de openingsceremonie eerst richt tot de plaatselijke godin, inklusief de plaatselijke Aisa? Wanneer we praten over Aisa en Loko (ik beperk mij tot die twee, teneinde het betoog zo simpel mogelijk te houden), dan hebben we het in wezen over een soort goden. Het zijn als het ware stamhoofden van een geestelijk geslacht. Vertalers maken gedurig de fout om Aisa zomaar te vertalen in Aardmoeder of Aardgodin, zonder erbij te vermelden dat het gaat om een primaatsfunktie: een godheid die aan het hoofd staat van een keten. Men moet het kultureel gezien zo vertalen: stel dat Zeus bij de Grieken de oppergod was. Dan betekent het dat voor elk eiland (en het zijn er vele!) men een andere Zeus in het hoofd had!
Naar het moderne Europa toe vertalend, kan men het beste een voorbeeld uit de moderne psychiatrie gebruiken: wanneer een psychiater [lees: een medicijnman] een patiënt benadert en een psychoanalyse wil uitvoeren, dan kan hij niet tot diens diepste wezen doordringen, zonder te beginnen met een eenvoudig gesprek (het openen van de weg naar de geestesdiepte). Aldus dient hij het normale bewustzijn van de patiënt aan te pakken, waarna hij steeds dieper gaat. Hij volgt als het ware een specifieke hierarchie, moet allerlei hindernissen [zelfbeschermingsmechanismen van het individu] passeren dan wel overwinnen, en zal proberen om uiteindelijk de diepste roerselen van de patiënt te ontleden in ‘kompleksen’ of iets dergelijks.
Het geestelijke terrein van de patiënt wordt aldus in entiteiten, begripseenheden ingedeeld, benoemd en benaderd. Maar, er is niet zomaar een willekeurige volgorde! Op een soortgelijke wijze kan men bij de winti ook een hierarchie van ‘persoonlijkheden’ [Spirits als entiteiten] ontdekken.
Terug naar het winti-gebeuren. Elke gemeenschap (een klein dorp of plantage) heeft personen die gerelateerd zijn, aan een bepaalde bere, een bepaald geslacht. Soms zijn er hele clans met hun eigen, uit Afrika meegebrachte, clan-goden. (Dit alles naast de lokaal, historisch, door verwantschap of anderszins verworvene, want een ‘geest’ kan zich zomaar tot iemand aangetrokken voelen en zich in diens ‘stal’ voegen, of men kan behekst worden en aldus een ekstra ‘geest’ in huis krijgen.)
Het is eigenlijk precies... juist ja: net als in de mensenwereld, een dorp met vaste bewoners, vaste leefpatronen, waar men gaat en komt. En waar vreemdelingen zich aan toevoegen of bewoners voorgoed vertrekken. Zo'n clan-godin kan een Aisa-winti zijn, hetgeen wil zeggen,
| |
| |
dat ze de dominerende Spirit op die en die lokatie van die en die clan is. Elke plaats, elk dorp of gehucht, heeft een lokale geest als ‘opperhoofd’, een lokale Aisa. In wezen gaat het dus om een metafoor, een stuk religieuze en tegelijk filosofische ‘beeldspraak’, waarin de gemeenschap haar voornaamste bestaanskrachten in de vorm van goden dan wel geesten eert.
De hiërarchie van de funkties in de menselijke gemeenschap worden in de godsdienstige wereld gereflekteerd. Met andere woorden: er is ook bij de geesten een hoogste baas of bazin, een helper (lakei, heraut), een boosdoener, een wegbewaker, enz. Omdat het gaat om leefgemeenschappen (mensen) die letterlijk op de grond leven, eert men aldus uit de vier elementen [grond, lucht, water, bos] het eerst de grond. Vandaar dat in de winti-ceremonie de grondgoden [Aisa enz.] het eerst aan bod komen.
Gron-winti, letterlijk: goden van de aardse grond, lokale aardgoden, zijn dus ook ‘grondvestigende geesten/goden van een gemeenschap’. Niet alleen vormen alle goden te zamen - en zeker die van de grond, de plantage - een ‘geestelijke gemeenschap’ voor de mens; ze vormen een ‘lokatie, een basis’, waar de lucht-, water- en bosgoden bij wijze van ‘allochtonen’ kunnen arriveren.
En de plek der geesten, waar de ceremonie wordt gehouden, moet aldus worden goedgestemd [de geesten ter plaatse zelf dus], niet alleen voor de mens ten opzichte van andere, erbij komende aard- en andere goden/geesten, maar ook moeten de ter plaatse verkerende aardgoden gezamenlijk de rest [uit de lucht, het bos en het water] willen ontvangen!
Het zijn immers gasten van de eredienst!
Wat het verhaal ietwat ingewikkeld maakt, is, dat de goden dan wel geesten zich in pantheons [aarde, lucht, water, bos] bevinden, maar tegelijk zijn zij een reflektie van ons innerlijke leven, en dus zijn ze zowel in als buiten ons.
De openingsceremonie houdt dus een ‘verering’ in van de huidige geestesgesteldheid van de gemeenschap. Men denke aan de psychiater waar ik over sprak: deze wil over de jeugd van de patiënt iets weten, maar moet hem/haar eerst op zijn/haar gemak stellen. Dan is als het ware een begingesprek onder vier ogen, met het respekt tonen voor de huidige persoonlijkheid die de patiënt als volwassen individu vormt. Pas in een later stadium zal de patiënt zijn/haar diepste zieleroerselen op tafel leggen. Maar, wat ook telt: reeds bij het eerste konsult spreekt de patiënt als individu met 'n ziel, ook al geeft hij/zij deze nog niet bloot.
De openingsliederen, met name dit lied over Loko, hebben meerdere funkties tegelijk. Zij zijn behalve vererend [elkaar en de goden groeten, eer betuigen, kontakt maken, saamhorigheidsgevoel uitdrukken] ook verkennend [het kollektieve bewustzijn oproepend: mensen, wees er met je hele geest bij betrokken]. Zij brengen verre goden in de sfeer van het gebeuren, roepen ze alvast nabij. Tevens zijn zij duidend: wat is er aan de hand met onze gemeenschap? Het is net als met de ouverture in een opera: de hele partituur, het muziekstuk, wordt in essentie aan het begin weergegeven. Men begint de smaak te proeven, de kleur ervan te zien. Is het een stuk in mineur, dan hoor je dat al aankomen. De geest (het menselijk bewustzijn) en de geesten (Spirits) worden alvast voorbereid op de specifieke soort eredienst of het ritueel dat gaat komen. Preparatie dus.
Maar op de eerste plaats zijn de pris'doti liederen zelfbevestigend: ‘Ik zing, dus ik besta!’ Vanuit het kollektieve bewustzijn [‘Wij, kinderen van Aisa, de Moeder van de Oerbuik en het Oergevoel, wij spreken’] wordt de bestaanswaarde van het individu [‘Ik ben niet alleen, ook al heb ik mijn noden. Ook al lig ik geveld, ik heb een hogere macht, een Oerouder en Oermoeder die mij altijd doet overleven!’]
Dit verklaart tevens mijn versregel in één der zelfgemaakte en sterk door de traditie beïnvloede zwarte psalmen uit dit artikel die we straks zullen lezen, waarin gezongen wordt: ‘Van het universum (ben ik) een wees.’ Het is de wezensgedachte die normaliter in dit soort liederen wordt uitgedrukt, welke ik gebruikte. En ook al heeft een wees gewoonlijk juist geen ouder, het gaat om een roep tot goddelijke bezieling en een oproep tot het horen van de menselijke stem (de literaire truuk). Genoemde psalm, Awese/Wees, begint dan ook met: Awese bar'o, ye... ye.../Stem hoorde ik, stem van de godskracht in het woudengroot.
Dus wordt er in feite gezegd: ‘Hoor mij, o godskracht, waarvan ik de stem hoorde!’ De ziel als echo van het godenwoord. De ik-persoon gedefinieerd door het aanhalen van de stem gods in het ondefinieerbare van de (oer)wereld ofwel universum: ‘het woudengroot’. De mens naar de gelijkenis van de god geschapen, in evenbeeld en... evenwoord! Zoals men de god hoort, wil men door de god ‘teruggehoord’ worden. De tekst heeft, zowel naar vorm als inhoud, de spiegelbeeld-struktuur, hetgeen wil zeggen, dat op een gegeven ogenblik (bijv. na een versregel) het voorafgaande op de één of andere, identieke wijze, wordt herhaald. Aldus geeft men te kennen, altijd wel de hogere macht als aanspreekbare ouder te hebben, hoe alleen of eenzaam men op deze wereld lijken mag: men kan zich altijd op de god als hogere vader of moeder verlaten. Dat is trouwens de basisfunktie van ‘de god’ binnen elke kultuur.
Wie zei ook weer dat deze teksten heidens waren en barbaars...! Een psalm als uit het hart van het kristendom gegrepen!
Niet alle Aisa-liederen worden tegelijk gebracht. Er is, per eredienst, een noodzakelijke keuze die gemaakt wordt. Dit geldt ook voor de andere (aard)goden dan wel (-)geesten. Het Loko-lied zelf is een z.g. tweeregelig vers, dat met de nodige [muzikale] variaties steeds opnieuw wordt herhaald. Het beginsel van die orale kultuur is juist: je zo kort en krachtig als het maar kan te uiten, en tegelijk de dingen zo artistiek en fundamenteel als mogelijk te zeggen.
Bovendien konden vroeger de teksten niet worden opgeschreven. Sowieso geldt voor elke kultuur, waarin de powesie, het recht op een eigen versvorm, kompleet met eigen vormen van ‘rijm’, sierende aanhangels e.d. [Zie de uitgebreide inleiding van Lelu! Lelu! voor de rijmtechniek van het kreools-orale vers].
| |
| |
Ik zeg dit alles niet zonder reden. Omdat het negerlied natuurlijk niet als een rederlijkers rijmpje in het gehoor van de koloniaal uitpakte, geen grote lappen tekst bevatte, enz., heette het vroeger ‘onzinnig’, ‘oppervlakkig’, ‘barbaars’ en ‘afgodisch’. Gelukkig weten wij van deze tijd wel hoe wij naar zoiets kunnen kijken en luisteren: wel kritisch, maar zonder behept te zijn met al die ouwerwets-koloniale vooroordelen, met name over zulke ‘primitieve’ verzen. Het is immers overal ter wereld de menselijke geest die, vanuit de diepste diepten, de allerdiepste zeggingskracht weet op te brengen, teneinde een gewillig oor te vinden bij het goddelijke en het allerhoogste.
Samenvattend zeg ik dit: we zien dat achter die ene versregel, die de titel vormt van dit artikel, een hele ceremoniële dan wel rituele wereld schuilgaat. Meer nog: het gaat om het elementair uitdrukken van patronen in de menselijke geest, om basiskonsepten [kernen, entiteiten] waarmee men het bestaansprobleem oplost en gedrags-procedures [hiërarchische opeenvolgingen, dus: welke geest of godheid eerst en wie volgt daarna], het volgen van vaste patronen in de menselijke handeling volgens de elementaire logika.
Naar de invulling in de winti-eredienst pakt men alles specifiek-kreools aan. Maar het gaat in wezen om universele zaken: zo handelt de mens in principe overal ter wereld, er is geen andere levensweg.
Daarmee heb ik aangegeven dat er geen fundamenteel verschil bestaat tussen de kreoolse kultuur [de zwarte kultuur van Suriname] en... de Europese [Nederlandse], ook al is de uiterlijke vorm, de manier waarop de dingen worden aangepakt, naar buiten toe zo verschillend, dat ik denk, dat men de dingen eerder met het hart begrijpen zal dan met het hoofd. Misschien is dát wel de oplossing voor het overdrachtsprobleem van de ene kultuur naar de andere!
Besluitend kom ik tot het voornaamste van deze algemene inleiding: Loko, mi kant'oy is vertaald met Uit de Negerdiepten. Dit is een rechtstreekse verwijzing naar de bekende kristelijke psalmen.
Het lied van Loko drukt precies hetzelfde uit als Vanuit de diepten, o Heer, enz. Inmiddels begrijpen we de zeggingskracht van zo'n kreools lied ten volle. En waren dit niet de ‘barbaarsch-afgodische’ gezangen van de godsvervloekte Chamskinderen...?
Geen wonder dat de meeste zwarten zelf nog steeds niet de volle diepte van hun eigen orale teksten durven in te zien, laat staan te onderzoeken!
Geen wonder ook dat ik de titel vertaald heb met: Uit de Negerdiepten. Het gaat primair om zaken betreffende mij als individu uit de negerkultuur. Ik druk niet alleen mijn persoonlijk gevoel [het in de verdrukking zijn] ermee uit. Het ik-geveld wordt door het hanteren van de zwarte psalm als uitingsvorm automatisch veralgemeniseerd tot een wij-geveld. Het gehanteerde vers vertelt immers ook over mijn kultuur [negerkultuur koloniaal-geveld]. Maar uiteindelijk en in de breedste zin gaat het om ons allen: de mens in z'n benauwenis, het menselijk ikgeveld.
Zulks poneer ik, in de overtuiging dat iedereen, ook de witte mens, zich kan vinden in deze fundamentele uiting van de mens die z'n god vanuit het diepste lijden vraagt om hulp in nood, hetzij direkt, hetzij indirekt [via boodschapper]. Het grondlied van het menselijkste lijden! Voorwaar, een zwarte psalm, waaruit geproefd: het zout der oudste tijden!
|
|