Renate Dorrestein
van de Campus
Wanneer je hier als writer-in-residence zit, word je vanzelf van coast tot coast uitgenodigd om op allerlei universiteiten lezingen te houden; niemand weet uiteraard precies wie je bent, dus het heeft minder met persoonlijke glorie te maken dan wel met je takenpakket hier, namelijk het uitdragen van ‘de Nederlandse cultuur’. In de uitnodigingen die ik zoal ontvang, wordt meestal gevraagd of ik het zou kunnen hebben over Nederlandse vrouwenliteratuur. Ik vermoed niet dat mijn collega's Jan Donkers in Texas en Rob Schouten in Minnesota de hele tijd blind en ongezien wordt verzocht om ergens over mannenliteratuur te komen spreken, wat maar weer bewijst hoezeer de geest van Maarten 't Hart vaardig is over dit volk. De vooropgezette ideeën die er hier over vrouwen heersen, zijn waarachtig Stenen Tijdperkachtig. Zelfs de feministen bevinden zich nog in de jaartelling van vóór Aletta Jacobs. Gisteren raakte ik in Massachusetts slaags met enige van deze warhoofdjes die vonden dat je als feministisch persoon geen commercieel succes mocht hebben met je werk - een kwestie die wij in Nederland tien jaar geleden doornamen, te zamen met het vraagstuk van de mascara.
Ik was in Massachusetts op uitnodiging van professor Monty Beekman, die op de universiteit aldaar de zogeheten Multatuli-leerstoel bezet. Een van de leuke kanten van dit hele lezingen-circus is dat je er een aardig beeld door krijgt van hoe in dit land Neerlandistiek wordt bedreven. Er wordt op zo'n dertig universiteiten Nederlands gedoceerd, bijna overal als bijvak van het Germanic Department. ‘Het Nederlandse instituut’ is vrijwel altijd een eenmanspost waar, met name op de staatsuniversiteiten, te vuur en te zwaard gestreden moet worden voor het behoud van een literatuurklasje, de aanschaf van een paperclip, de komst van een spreker of spreekster. De Nederlandse overheid mag zich graag richten op de prestigieuze Nederlandse projecten in Berkeley en Austin, maar die vormen zo'n onrealistisch beeld van de werkelijke situatie van de Neerlandistiek in Amerika, dat dat gewoon ridicuul is. Onze moedertaal en letterkunde worden in de Verenigde Staten grosso modo onderwezen door bezeten individuen, gedreven of waanzinnig genoeg om ook nog in hun piere-eentje onze Indische belletrie te vertalen en uit te geven, zoals Monty Beekman bijvoorbeeld doet.
Professor Beekman en ik troffen het slecht met het weer. Hij moest zijn leven zo ongeveer wagen in een sneeuwstorm om mij van het vliegveld af te halen, daarna zat de auto vast in het ijs en vervolgens was er niet één Amerikaan op de weg die begreep hoe gevaarlijk de situatie was (‘Idioten, mevrouw! Louter idioten hier!’). Met weinig vaart en veel getier vervolgden wij onze weg terwijl ik een ambtelijk probleem inzake dit reisje ter sprake bracht, met veel getelefoneer en papierwerk (‘Idioten, mevrouw! Louter idioten!’), want het ministerie van WVC wenst dan wel dat je verre buitenposten aandoet, maar de financiering daarvan is vervolgens niet in een wipje geklaard. Door sneeuw en hagel koersten wij ondertussen aan op huis & haard van de professor, want om de kosten te drukken was hij zo vriendelijk geweest me bij hem thuis te logeren te noden. Dat hij een idioot huishouden had, lichtte hij me in, met twee idiote zoons en een idiote echtgenote, van wie hij zeer veel hield. Ik vond hem onweerstaanbaar. Hij deed me denken aan een prachtig stuk uit ‘Brieven uit Brooklyn’ van Leo Vroman, waarin iemand voorkomt die gedurig alles ‘fucking’ noemt, zoals hier niet ongebruikelijk, wat door Vroman consequent werd vertaald met ‘parend’: dat parende verkeer, die parende automobilisten, en daarenboven dat parende, parende weer.
De volgende dag zou ik spreken. Ik houd hier overal hetzelfde verhaal, want anders word ik gek, dat WHO WANTS TO WRITE LIKE A WOMAN heet - zo stel ik hen die zo warm in vrouwenliteratuur geïnteresseerd zijn tevreden, alsook de mannen van WVC, want onder die titel behandel ik een uniek en belangrijk onderwerp uit de Nederlandse cultuur: de werken van de Anna Bijns Stichting, onder meer door mijzelve opgericht om de vrouwelijke stem in de letteren te promoten en te bekronen.
Een paar uur voordat het zover was, kwam een van de idiote zoons melden dat het weerbericht zeer omineus was. De professor en ik namen verbeten plaats voor het raam. Had hij een keer iemand te spreken, was ik een keer in Massachusetts, zouden we dit krijgen! Om het kwartier ging hij naar buiten om de straat te testen,