Bzzlletin. Jaargang 15-16
(1986)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
August Hans den Boef
| |
[pagina 59]
| |
heuvel het verhaal voorafgaan door een brief aan ‘Dr. Franz Kafka’ waarin hij de Praagse auteur vraagt of deze ‘De vliegmeester’ schreef. Al met al doen de avonturen van de klokkenmaker niet erg aan Kafka denken, het blijft een Biesheuveliaans sprookje over gezelligheid en een arme donder die daar buiten wordt gesloten. Er zijn ook auteurs die zeer dicht bij Kafka's origineel blijven, zoals Peter Handke en Peter Weiss. Niets meer of minder dan een perfecte samenvatting van Kafka's gelijknamige roman gaf Handke in 1965 in ‘Der Prozess’. Eén zinnetje heeft hij er slechts aan toegevoegd, maar dan ook een cruciaal: ‘Wie heeft Josef K. belasterd?’. Handke laat zijn verhaal hiermee beginnen, een vraag die, zoals we weten, in het boek van Kafka niet wordt beantwoord. Volgens veel Kafka-vorsers is het ook een zinloze vraag, omdat het Josef K. om de oplossing van iets heel anders te doen is. Uit het oogpunt van een literair spel met Kafka kan zo'n vraag daarentegen uiterst zinvol zijn, ook al wordt hij alleen maar gesteld. Overigens zou Handke twee decennia later, bekeerd tot de natuurmystiek, Kafka resoluut afwijzen: ‘Ik haat Kafka, de eeuwige zoon’ (Phantasien der wiederholung, 1983). Tien jaar na Handke kwam Peter Weiss met een toneelbewerking van dezelfde roman: Der Prozess. Hij was ontevreden over vroegere bewerkingen omdat zij zich te ver verwijderden van het origineel. Nu heeft Weiss de toevoegingen die hij nodig had om van een roman een toneelstuk te maken (dialogen vooral) zeer consciëntieus uit ander proza van Kafka gehaald, en uit diens dagboeken en brieven. Toch is Weiss' Prozess dat in Stokholm zijn première beleefde onder de regie van Ingmar Bergman, niet honderd procent Kafka. Weiss heeft namelijk een volkomen nieuw personage toegevoegd: een man die K. zijn hulp aanbiedt. Josef K. weigert deze hulp en laat zich aan het slot neersteken ‘als een hond’, conform het origineel. De helpende man staat bij de marxist Weiss voor de arbeidersklasse, voor de mogelijkheid om de bestaande orde te veranderen. In de visie van Weiss is het de tragiek van de kleinburgerlijke procuratiehouder K. dat hij zich niet aan die orde kan en wil ontworstelen. Gecompliceerder dan bij Handke is de relatie die Weiss met Kafka's werk heeft gehad. In de roman Fluchtpunkt (1962) beschrijft hij hoezeer hij als jongen in Praag (!) onder de indruk raakte van Der Prozess en Das Schloss; met name vanwege de absolute weerloosheid van Kafka's personages tegenover de hen omringende wereld. Vervolgens vertelt hij hoe de lectuur van Henry Miller hem ‘genas’ van zijn bewondering van Kafka. Minder interessant vindt hij Kafka in zijn communistische jaren, al heeft Weiss nooit de stalinistische opvatting gehuldigd dat Kafka een decadent auteur zou zijn. In de laatste periode van zijn leven keert hij weer tot zijn jeugdliefde terug. Niet alleen blijkt dit uit de bewerking van Der Prozess, ook in de roman Die Ästhetik des Widerstands (1975-1981) nuanceert Weiss zijn oordeel over Kafka. En in 1982, het jaar waarin hij zou overlijden, komt hij weer met een bewerking: Der neue Prozess. Deze keer een wel zeer vrije. Weiss laat Josef K. bij een multinational werken, die hem zonder dat hij het merkt exploiteert. K. maakt een bliksemcarrière tot hij onbruikbaar is geworden en men hem laat vallen. Ten slotte sterft hij tijdens een burgeroorlog. Sommige personages uit Kafka's roman hebben een andere of belangrijkere functie gekregen. Interessant hierin is de hoge positie die Fraulein Bürstner, Josef K.'s huisgenote, in Weiss' versie bekleedt. Een verandering die uiteraard niet aansluit bij Kafka's werk, maar wel enigszins bij diens biografie: Felice Bauer zou het ooit tot directrice van een firma brengen. Der neue Prozess is een bijzonder politiek stuk. K. bezoekt vergaderingen van politieke partijen (ook weer de biografie) en hij raakt in contact met een minister en de Amerikaanse ambassadeur. Het meisje Leni is door Weiss getransformeerd tot een lid van een revolutionaire beweging. Kortom, Weiss' laatste drama sluit meer aan bij zijn vorige dan bij het werk van Kafka. De titel moet dan ook opgevat worden in een andere betekenis van het woord ‘proces’ dan bij Kafka: verloop, ontwikkeling. Of heeft Kafka dit ook al bedoeld en heb ik dat tot nu toe nooit ingezien? Boeiende vragen. Gisela Elsner presenteert met haar verhaal ‘Der Antwortbrief Hermann Kafkas auf Franz Kafkas Brief an seinen Vater’Ga naar eindnoot2. een volkomen andere visie op Kafka. Ze gaat uit van een gebeurtenis uit de werkelijkheid, de lange brief die Kafka in 1919 aan zijn vader heeft geschreven. Hij verwijt de man van alles, afgezien van allerlei kleinere onprettigheden was de oude Hermann een vreselijke huistiran die zijn zoon niet serieus nam in diens pogingen om te schrijven en een maatschappelijk leven te beginnen. Julie Kafka, de moeder, heeft de brief echter nooit aan haar man overhandigd, maar teruggegeven aan haar zoon. Gisela Elsner doet het voorkomen alsof Hermann de brief toch heeft gezien en zich er vervolgens zuchtend toe zet om ‘de aanklacht in briefvorm’ te weerleggen. Een complicatie is dat Elsner de oude middenstander natuurlijk niet zulk fraai proza kon laten schrijven als zijn zoon en ze lost dit probleem op door zich op de inhoud van het antwoord te concentreren. Die is opmerkelijk. Vader Kafka begrijpt niets van de verwijten van Franz. De jongen heeft toch een heerlijke jeugd gehad, vergeleken met de kleine Hermann die al vroeg de boer op moest? Verder is het niet meer dan mode voor de jonge Praagse bohème om zich ongelukkig te voelen, meent de oude. En hij voegt hieraan toe dat Franz zich eens wat meer moest verdiepen in het lot van de arbeiders die een beroep doen op de verzekeringsmaatschappij waar hij werkt. Die hebben pas redenen om ongelukkig te zijn. Over de hem toebedachte rol van huistiran zegt senior het volgende: om zelf in zijn decadente vriendenkring des te zieliger en gevoeliger over te komen blaast Kafka zijn vader op tot een onderdrukker van kosmische afmetingen. Tussen alle zwaarmoedige verhalen over Kafka vind ik Elsners gefingeerde antwoordbrief verfrissend. Bovendien laat ze je weer eens beseffen waarom je Kafka's Brief an den Vater zo bewondert. Niet omdat het een verfijnd psychologisch egodocument is, maar om de perfecte stijl en de prachtige opbouw. | |
[pagina 60]
| |
Schijnbaar het zelfde als Elsner, het fingeren van een antwoord aan Kafka, onderneemt Ria Endres met Milena antwortet. Ein Brief. Toch is de situatie anders. Milena Jesenská, een Tsjechiche journaliste die in Wenen woonde, heeft wel degelijk met Kafka gecorrespondeerd. Dat vond plaats in de periode 1920-1923 en in het midden daarvan bevindt zich een liefdesaffaire tussen de twee. Bijzonder in Kafka's brieven aan Milena is dat hij zich af en toe van het Tsjechisch bedient, haar taal (ze leerden elkaar kennen nadat zij wat korte verhalen van hem vertaalde). Milena's brieven aan Kafka zijn verdwenen, maar anders dan Endres suggereert, bestaat zij ook buiten de correspondentie en dagboeken van haar Praagse minnaar. Er zijn acht brieven van haar bewaard aan Max Brod, de man aan wie wij het grootste deel van Kafka's werk te danken hebben omdat hij weigerde het na diens dood te verbranden. En onlangs, in een uitgebreidere en minder gecensureerde uitgave van Kafka's brieven aan Milena, is ook in het Duits vertaald proza van de journaliste opgenomen. De feuilletons die Kafka zo bewonderde. Bovendien kennen we Milena Jesenská ook uit het boek van Margarete Buber-NeumannGa naar eindnoot3., waarin haar vier laatste levensjaren in het kamp Ravensbrück worden beschreven. Ria Endres laat zich aan deze informatie weinig gelegen liggen. Milena antwortet is slechts op bepaalde momenten een brief aan Kafka (waar zij hem zijn bewegingsloosheid verwijt) en niet altijd is Milena Jesenská aan het woord, maar vaker een onbekende vertelster, die bijvoorbeeld een bezoek brengt aan het Praag van na 1968. Zeker kent het boek toespelingen op het werk van Kafka, het geheel zou ik toch eerder een Duitse versie van de ‘écriture féminine’ noemen. Fragmentarisch, met een intrigerend gevoel voor details, maar het brengt je weinig dichter bij Kafka.
Laten we terugkeren naar de recente Nederlandstalige literatuur, want Biesheuvel is niet de eerste die met het werk van Kafka aan de slag gaat. Echo's van Kafka in de Nederlandse literatuur zijn talloos - bijvoorbeeld Jacques Hamelinks ‘De huidaandoening’ waarin hoofdfiguur Hoonappel transformeert in een steenGa naar eindnoot4. - maar ik wil mij beperken tot de gevallen waar Kafka of zijn werk geprononceerd aanwezig zijn. Zoals in de beginzin van Willem G. van Maanens groteske De verspeelde munt (1964): ‘Toen professor Adams op een morgen uit onrustige dromen ontwaakte, ontdekte hij dat hij in zijn bed in een wanstaltig ondier was veranderd.’ Na dit Verwandlung-achtige begin wordt een conferentie over een Europese munt in Adams dierentuin beschreven, die de professor had moeten presideren. Zijn nieuwe lichaam gaat echter zweven en hij verdwijnt in het luchtruim. Veel sterker is Kafka aanwezig in de tien jaar later verschenen roman Hebt u mijn pop ook gezien? Van Maanen beschrijft een episode uit het leven van een decorontwerper, Franz Kiefer (ook wel K. of Käfer - weer die tor). Als antagonisten fungeren Kiefers verloofde Laura Schibolin, een juriste (wederom een zelfstandige vrouw) en een meisje Dutschi, voor wie hij liefde opvat. Dit laatste is er mede de oorzaak van dat hij uiteindelijk voor de ogen van het meisje door de verontwaardigde burgerij wordt gelyncht. Hebt u mijn pop ook gezien? zit vol met creatieve verwijzingen naar de K.'s uit Kafka's romans en vooral naar de brieven aan Felice en die aan zijn vader. In zijn spel van allusies beperkt Van Maanen zich niet tot Kafka, zo laat hij zijn hoofdpersoon decors ontwerpen voor een toneeluitvoering van Soldat Schweik. Opvallend is dat bij die gelegenheid het werk van Kafka's stad- en tijdgenoot Jaroslav Hasek niet als een farce wordt opgevat, maar als een parabel van de Eeuwige Soldaat. Een kafkaeske interpretatie van Hasek derhalve, naast een psycho-analytische van de K.'s, betrokken op het typische Van Maanen-thema van de pedofilie.Ga naar eindnoot5. Een wat kleinere rol vervult Kafka in Praag schrijven (1975) van de Vlaming Daniël Robberechts. Het boek begint in 1967 en is doortrokken van de politieke gebeurtenissen uit de jaren daarna en Robberechts' commentaar daarop, in een vreemd amalgaam van genres als dagboek, kroniek, essay en ‘reisverslag’. Uit de historische bewoners van Praag kiest Robberechts er diverse, onder wie Rilke en Kafka (soms ook docter K. of Franz K.). Het gaat hem om de autobiografische kant van Kafka. Hij confronteert deze met zijn vader, Jan-Emmanuel Robberechts, die in 1922 ooit twee dagen in Praag doorbracht. Aan de hand van fragmenten uit dagboeken en brieven probeert Robberechts voor zichzelf een beeld op te roepen van de figuur Kafka, een beeld dat hij weer vergelijkt met dat van zijn vader. Ambtenaar in Brussel, beambte in Praag. Die combinatie zorgt voor de enerverendste stukken in het soms wat opsommerige Praag schrijven. Volkomen tegengesteld aan Robberechts' literaire onderzoek (aan het begin is niet bekend hoe het zal eindigen) is het procédé van de ideeënroman (alles ligt van tevoren vast, slechts de literaire versiering moet nog worden aangebracht) De reis naar Kíthira (1976) van Andreas Burnier. In een deel van deze roman, ‘De reis door Azië, belandt het personage Trophonios bij de Chinese Muur. De bouw daarvan wordt beschreven in een stijl die herinnert aan Kafka's bekende verhaal. Belangrijker is de figuur die Trophonios daar ontmoet: Franz K., vijfendertig jaar oud, gehuld in zwarte kleren van ouderwetse snit, krachteloos en ziek. Zijn leven lang heeft K. een studie aan China gewijd en hij vertelt Trophonios hoe het in dit land toegaat, voor hij in de daaropvolgende nacht sterft. Ook de manier waarop K. het gedrag van de tiran Kat Kalender (Mao) weergeeft doet denken aan de keizer uit ‘Beim Bau der Chinesischen Mauer en Eine Kaiserliche Botschaft’. Het resultaat is: te weinig Kafka, te weinig literaire creativiteit en te veel idee, zoals vaak bij Burnier. Leon de Winter houdt zich in het zelfde jaar op een ander manier met Kafka bezig. In Over de leegte in de wereld, een bundel prozateksten, is de sfeer van Kafka's werk vrijwel voortdurend aanwezig. Nooit treedt echter, zoals bij sommige van de hiervoor genoemde auteurs, een Kafkaachtig personage op de voorgrond. Net als Borges en Van Maanen laat de Winter een fragment beginnen op de wijze van een bekend Kafka-verhaal; namen als Samsa, | |
[pagina 61]
| |
Julie, Frida en Josef duiken op, een stadje heet K. Het zijn eerder motieven die de sfeer van de fragmenten benadrukken, maar als verwijzing blijven ze in de lucht hangen. De Winters visie op Kafka en diens werk blijft hierdoor onduidelijk, ook al noemt hij een deel van het boek ‘Het kerkhof van Strasnice’Ga naar eindnoot6. en geeft hij elders de beschrijving van een rechtszitting. Over de leegte in de wereld was dan ook een debuut. 1984 is het jaar dat Willem G. van Maanen zich voor de derde maal met Kafka meet. Dit keer concentreert hij zich op Kafka's biografie. Een zondagmiddag in Hotel ‘Askanischer Hof’ - Van Maanens eerste toneelstuk - is een literaire reconstructie van gebeurtenissen die zich misschien zo hebben afgespeeld in een Berlijnse hotelkamer op 14 september 1914. Een onderhoud tussen Felice Bauer en Kafka dat tot het eerste verbreken van hun verloving leidde. Van Maanen beschrijft dit onderhoud als een rechtszitting, zoals Kafka dat zelf in zijn dagboek had gedaan. Felice vervult de functie van aanklager, een vriendin is rechter, een zuster getuige à charge en een vriend van Kafka fungeert als diens advocaat. De aangeklaagde, dr. Kafka, zwijgt, net als hij dat in werkelijkheid gedaan heeft. Zeer zorgvuldig heeft Van Maanen voor zijn ‘proces’ uit het werk van Kafka geput en het resultaat is zo'n sluitend geheel dat het ook toegankelijk is voor degenen die niet tot de Kafka-vorsers behoren. In feite is het stuk een literaire uitwerking van Elias Canetti's Der andere Prozess. Kafkas Briefe an Felice (1969), een briljant essay waarin wordt aangetoond hoe Kafka de gebeurtenissen rondom zijn verloving in romans en verhalen heeft verwerkt. Het laatste boek in dit overzicht is De bekentenis van de heer K. (1985) van Willem Brakman. De aanpak bij deze roman is vergelijkbaar met die van Hebt u mijn pop ook gezien?. Het werk van Kafka wordt ‘herschreven’ en Brakman neemt hiervoor maar liefst het hele Der Prozess. Hij laat Josef K. aan het mes ontsnappen, zodat deze de gelegenheid krijgt om zijn levensverhaal te vertellen. Josef K. slaat aan het bekennen en wel zodanig dat de autoriteiten er danig mee in hun maag komen te zitten. Hiervoor heeft Brakman, net als Weiss in Der neue Prozess, de wereld van Kafka's roman (en die van Das Schloss) stevig door elkaar gegooid. Hospita mevrouw Grubach is getransformeerd tot een moederlijke advocate die zich over Josef ontfermt en bankbeambte Rabensteiner komt regelmatig te voorschijn in de gedaante van een arts. Het meest treffend is de verandering van Titorelli, bij Kafka een kunstschilder met connecties binnen het gerecht. Brakman maakt er de toneelspeler Tintorelli van, een verandering die met de kern van zijn boek te maken heeft. Alles is onecht, alles is theater, ook de bekentenis van Josef K. In het boekje Kanttekeningen bij een bekentenis (1985) wijst Brakman zelf op een cruciale dialoog van Tintorelli. Die waarin de acteur de jonge K. prijst voor de talentvolle manier waarop deze knielt: ‘alles is tot in de puntjes in orde en ziet werkelijk scheel van onechtheid.’ Kennelijk was Brakman op de hoogte van de studie Kafka. Pour une littérature mineure (1975) van Gilles Deleuze en Félix Guattari, waarin vanuit een psycho-analytische invalshoek ook de lichaamshoudingen van Kafka's personages worden bekeken. Betrok Willem G. van Maanen ook Hasek en zijn eigen werk bij zijn Kafka-project, Brakman verwerkt in zijn ‘bekentenis’ behalve eigen werk ook Bordewijk, Slauerhoff en A. Roland Holst. Een fraaie echo in De bekentenis van de heer K. is die uit Der Golem van Gustav Meyrink. De golem die rondwaart in het oude Praag. Niet verwonderlijk voor een auteur die vroeger al Flaubert, Kleist en Staring gebruikte. Ik ben het daarom met Ernstjan van AlphenGa naar eindnoot7. eens dat Brakman een postmoderne Nederlandse auteur genoemd kan worden. Zij het dat ik hieraan toevoeg: een van de weinige, met iemand als Van Maanen. Wat is er nu zo speciaal aan deze teksten? Als ze de moeite waard zijn, heeft dat dan zoveel met Kafka te maken? De samenvatting van Handke (knap) en de eerste toneelbewerking die Weiss van Der Prozess maakte (adequaat) vormen misschien een uitzondering. Ze voegen nauwelijks nieuwe elementen aan het origineel toe. En het voor de lezer interessante aan het spelen met Kafka vind ik dat je zowel gaat nadenken over het werk van Kafka als dat van de speler. Der neue Prozess en Milena antwortet bevatten juist te veel nieuwe elementen, elementen die de lezer weer te ver van Kafka verwijderen. Het is trouwens merkwaardig dat marxistische (Weiss, Elsner) of feministisch (Elsner, niet Burnier) interpretaties van Kafka's proza, die mij in essayvorm zeer acceptabel voorkomen, in een literaire verpakking veel minder overtuigen. Terwijl de psychoanalytische, waarmee ik weinig kan aanvangen, zich daarentegen uitstekend lenen voor de literatuur. Van Maanen en Brakman zijn voorbeelden hiervan, maar zij zetten mij ook aan het denken over andere schrijvers dan Kafka, niet in de laatste plaats over henzelf. Misschien zijn zij daarom de interessantste spelers. Leon de Winter komt in zijn debuut niet los van de vage sfeer die hij over de lege wereld verspreidt, leeg ook vanwege de afwezigheid van andere literatuur. Andreas Burnier had haar reis door Azië heel goed zonder Kafka kunnen maken, maar zelfs de slechtste speler kan onverwacht de nadruk vestigen op een aspect aan Kafka's werk. Burnier wijst onbedoeld op de humor bij Kafka, omdat haar roman zo volkomen humorloos is. Ik weet dat het sommigen als heiligschennis in de oren klinkt, maar ik vind Kafka, zoals veel grote schrijvers, af en toe erg grappig. Al speelt Kafka in Daniël Robberechts' Praag schrijven een ondergeschikte rol, de projectie op zijn vader en omgekeerd zorgt voor iets nieuws. Bovendien weet hij zichtbaar te maken hoe de schim van Kafka door het hedendaagse Praag rondwaart. Ernest Pawel begint zijn Kafka-biografie zelf met een vergelijkbare beschrijving. De humorist Biesheuvel verwijst voornamelijk naar zijn eigen oeuvre. Het verhaal kabbelt te veel voort, prikkelt niet tot nadenken. Misschien is dit de reden dat de meeste besprekers van Godencirkel ten faveure van andere verhalen ‘De vliegmeester’ ongenoemd lieten. Het kan ook zijn dat Kafka te weinig meer zegt, een versleten symbool uit de massacultuur waarover hoogstens literatuurwetenschappers nog uitspraken kunnen doen. Dan hebben de besprekers ongelijk, niet zozeer omdat | |
[pagina 62]
| |
ook de literatuurwetenschap weleens wat aardigs oplevert, maar omdat er schrijvers zijn die een intrigerende combinatie tot stand kunnen brengen tussen het werk van Kafka en dat van henzelf. |
|