Hanneke Eggels
Simone Signoret als schrijfster
Verstoppen filmsterren zich als zij ouder worden - Brigitte Bardot keerde definitief de camara's de rug toe; Jeanne Moreau ziet men af ten toe nog spelen in films die door vrienden gemaakt zijn - Simone Signoret speelde door en terwijl zij ouder werd, beleefde zij een glorieuze comeback als filmster.
Van 1941 tot aan de dag van haar dood, 31 september 1985, was zij La grande dame van de Franse film. Maar daarbij bleef het niet. Tot grote opwinding van het Parijse literaire leven ging zij schrijven. Tussen de bedrijven door publiceerde zij achtereenvolgens een lijvig boek vol herinneringen: La nostalgie n'est plus ce qu'elle était (1975), in het Nederlands vertaald onder de titel Nostalgie is ook niet meer wat het was (1979); een autobiografisch essay Le lendemain, elle était souriante (1979), in het Nederlands vertaald De volgende morgen lachte ze weer (1982) - en als klap op de vuurpijl verscheen in 1985 een roman van haar hand van maar liefst 500 pagina's: Adieu Volodia, die onlangs ook in Nederland onder dezelfde titel verscheen.
Dat Simone Signoret zich voor literatuur interesseerde, was al lang bekend. Het onderwerp van haar eindexamen filosofie in Vannes kort voor de Tweede Wereldoorlog, behandelde de definitie van de verhouding tussen hartstocht en de wil. Een onderwerp dat de lijn in haar leven zal gaan bepalen. Zo mag haar voorliefde voor het werk van André Malraux en in het bijzonder voor het in 1933 verschenen werk La condition humaine, een van de belangwekkende romans uit het Interbellum en aan E. du Perron opgedragen, eveneens opmerkelijk genoemd worden.
Haar eerste vertaling in het Frans, Les Petits Renards, een stuk van Lilian Hellmann, dateerde van 1962. Deze werd gevolgd door Fièvre, een novelle van Peter Feibelmann in 1967. Recenter, in 1981, vertaalde zij Une saison à Bratislava van Jo Langer.
De vreugde van het schrijven heeft zij daarentegen langzaamaan ontdekt zoals zij bekende in een van de vele interviews die zij gaf naar aanleiding van de publikatie van Adieu Volodia. In Le Monde vertelde zij altijd al te hebben gehouden van het vertellen van verhalen. Zij noemde zich een ‘raconteuse’. Toch wist ze heel goed dat een romanschrijfster zoals zij, zich aan kritiek blootstelt en vooral aan het gevaar niet serieus genomen te worden: ‘Ze amuseert zich een beetje tussen films in’, wordt er zo al gauw gezegd.
Alleen haar naam op de boekomslag is al genoeg om verkocht te worden of om ervan verdacht te worden geen letter van het boek zelf te hebben geschreven.
Met de laatste roman die dit voorjaar in Nederlandse vertaling is verschenen, ruim een half jaar na haar overlijden, heeft Simone Signoret deze verdenking voorgoed kunnen ontzenuwen.
Een nauwkeurig en uitvoerig verslag van haar interessante leven geeft Signoret in het autobiografische Nostalgie is ook niet meer wat het was.
Sleutelwoord voor haar leven is waarschijnlijk wel de onverzettelijkheid en de onwil tot schipperen.
Hoe kun je ook anders, zou je zeggen, wanneer je een kind van de oorlog bent. Zonder die oorlog zou de kleine Kaminker, zoals Simone Signoret heette, in haar mooie huis in Neuilly, en dochter van een briljante vertaler die van huis uit een Poolse jood was, waarschijnlijk getrouwd zijn met een advocaat of een medicus en een heleboel kinderen hebben gekregen. Maar het is 1940 en in het Bretonse huis waar het gezin zich had teruggetrokken en van waaruit de vader naar Londen is ontsnapt, vallen de Duitsers binnen. Kaminker is niet bepaald een Bretonse naam en Simone besluit de naam van haar moeder te gebruiken en het dorp te verlaten om in het anonieme Parijs onder te duiken, echter niet voordat ze haar eindexamen filosofie in Vannes heeft gedaan. In Parijs gaat zij wonen in Avenue du Roule. De financiële gezinssituatie dwingt haar tot het zoeken van werk. Paradoxaal genoeg is het Jean Luchaire die haar aanneemt bij Nouveaux Temps, een ultracollaboraire krant, en die haar zo de gelegenheid geeft in haar levensonderhoud te voorzien.
Zij typt en beantwoordt de telefoon in een hoekje onder de trap. Op een avond in maart 1941 opent zij de deur van een café in Saint-Germain-des-Prés: Flore. Zij ontdekt daar een andere wereld: die van kameraadschap en van onontdekte auteurs en politieke vluchtelingen.
Ze weigert nog langer voor Nouveaux Temps te werken; ‘Ik vertrek hier,’ zegt ze tegen Jean Luchaire, ‘omdat ik u een ding zeg, mijnheer, u zult allemaal gefusilleerd worden.’ Later, in het bevrijde Parijs, barst de zeepbel van Flore in talloze talenten uiteen: Allégret, Prévert, Picasso, Sartre en vele anderen. Simone's carrière gaat op en neer. La nouvelle Vague komt en gaat, Bardot trekt zich terug, en Moreau ook, maar Signoret blijft, dank zij haar mooie gebeeldhouwde gezicht, haar intensiteit en haar talent. Aanvankelijk leefde zij met Yves Allégret, de regisseur, van wie zij een dochter kreeg, Cathérine. Tot aan de avond van de negentiende augustus 1949, als tegen half negen 's avonds op het terras van de Colombe d'Or in Saint-Paul-de-Vence Yves Montand verschijnt...
In twee dagen geschiedde er iets als een blikseminslag,