zonder het ooit uitgeprobeerd te hebben, ook veel drastischer en enger lijkt om een vijandelijke soldaat met de bajonet dood te steken (‘Hap! hap!’ moesten wij dan luidkeels roepen, als we in dienst de zandzak doorboorden, maar ik mompelde altijd maar wat), dan vanuit de verte dood te schieten. Het eerste is misschien wel eerlijker dan het laatste, maar als je aardigheid hebt in het doden van mensen (en dieren, en zelfs vliegen c.q. vieze beesten), dan prefereer ik als buurman toch liever de doodschieter dan de doodsteker.
Ik hou dus niet van die beginscène van Een man van de wereld. Hij stuit me zelfs tegen de borst. Nu weet ik wel dat je de daden van de romanheld niet automatisch mag overhevelen op de schrijver, want die heeft misschien wel nooit een vlieg onthoofd met een nagelschaartje. Maar hij heeft wel deze onthoofdingsscène als opening van zijn roman gekozen, en dat geeft toch ook te denken. De hedendaagse schrijver wil zijn lezers immers meteen, in de eerste alinea al, bij hun lurven pakken, want anders leggen zij het boek weer terug op de plank in de boekwinkel, of zij klappen het thuis dicht en gaan naar de televisie kijken. Trouwens, ook vóór het televisietijdperk gold de eerste zin al als beslissend voor de rest van het boek (zie E. du Perron in hoofdstuk V van In deze grootse tijd), maar misschien dankzij het literatuuronderwijs lijken de hedendaagse schrijvers zich daar meer dan vroeger van bewust, en pijnigen zij zich het hoofd om toch maar zo opvallend en verrassend mogelijk voor de dag te komen in hun eerste zin of alinea. De schrijvers van vroeger hadden wat meer geloof in het geduld van hun lezers en kenden die behoefte niet om hen met de eerste zin de beste al met geweld hun boek binnen te sleuren. Ik geef wat willekeurige voorbeelden van met mijn theorie over de aangrijpende eerste zin of eerste zinnen in vooroorlogse romans:
- ‘De “Villa des Roses”, waarin het echtpaar Brulot te eten gaf en kamers verhuurde, stond in de rue d'Armaille, een straat van weinig aanzien in het overigens breed aangelegde “Quartier des Ternes”.’ - Villa des Roses van Willem Elsschot.
- ‘Het pension van de marchesa Belloni was gelegen in een van de gezondste, zo niet dichterlijkste wijken van Rome: de helft van het huis (...) etc. - Langs lijnen van geleidelijkheid van Louis Couperus.
- Een laat-oktobermorgen lichtte bleek over de nieuwe stad. - Zondagsrust van Frans Coenen.
- Het had niet eens een portiek, zo plat was het. - Terug tot Ina Damman van S. Vestdijk.
- Het zeiljacht Nellie kwam ten anker en viel stil zonder een rimpeling in haar zeilen. - Hart der duisternis van Joseph Conrad.
- Wij zaten te studeren toen de rector binnenkwam, gevolgd door een nieuwe leerling in burgerkleren en een conciërge die een grote lessenaar binnenbracht. - Madame Bovary van Gustave Flaubert.
- Op tweeëntwintigjarige leeftijd voltooide ik mijn studie aan de Universiteit van Göttingen. - Adolphe van Benjamin Constant.
- Op een snikhete dag in het begin van juli, tegen de avond, verliet een jonge man zijn huurkamer aan de S. dwarsstraat, ging de straat op, en begaf zich langzaam, haast besluiteloos, in de richting van de K. burg. - Misdaad en straf van F.M. Dostojevski.
Een rustig begin was in vroeger tijden het halve werk. Vliegen werden geen kopje kleiner gemaakt, nadat ze eerst ontvleugeld waren. Maar Du Perron schreef het al: ‘Maar zodra men aan wetten gelooft en zijn bibliotheek op de eerste (en laatste) zin naleest, krijg men de ene teleurstelling na de andere.’ ‘Zo is het ook alinea in de hedendaagse literatuur om de lezer meteen bij zijn kraag te grijpen. Ik heb er negen debuten van de laatste twee jaar op nageslagen:
- De koffer had sinds de eeuwwisseling achter een velours gordijn in een hoek van de zolder gestaan. - Spoorloos van Fleur Bourgonje.
- Becker sloeg de hoek om en kwam zo bij de versperring. - De voorbijganger van Herman Koch.
- Op de glorierijke drieëntwintigste september van het jaar tachtig reden we in Mendels wagen weg uit de oude vaderstad. - Over water van Lieven Tavernier.
- Het was een fraai gelegen schoolgebouw, daar in dat provinciestadje. - Spaanse furie van Aafje Melgers.
- Als je onder de tafel zat kon je bijna de hele kamer zien. - Groen en grijs van Marijn Links.
- Wat doet men na een collaps als men voor het eerst weer een wandeling mag maken? - Distanza van Adèle Bloemendaal.
- Toen hij de trap afkwam zag hij de zwartleren portemonnee van zijn moeder op de kapstok liggen en meteen bonkte er iets in hem en hij bleef roerloos staan zonder dat hij precies wist waarom. - De verboden tuin van Wessel te Gussinklo.
- Op de gesloten afdeling was de sleutel een zorgvuldig verhuld symbool van macht. - Onttroning van Nelly Heykamp.
- Op de dag dat Peter van der Grinten, gehuld in een zwarte cape, Lili Sartorius met tal van messteken om het leven bracht, dooide het. - De provincie van Jan Brokken.
Je ziet het, alleen Jan Brokken beantwoordt enigszins aan mijn overspannen verwachtingen. ‘Vlieg-schaartje-kop’ is dus nog steeds geen conditio sine qua non voor het begin van de hedendaagse roman of het hedendaagse verhaal.