Renate Dorrestein
van de Campus
Een van mijn studenten wil de Garcia Marquez van Noord-Amerika worden. Een ander vindt dat hij een goede kans maakt om de tweede Dostojevski te zijn. En de volgende wordt de Hemingway van de jaren tachtig. Doe dat toch niet, zeg ik, Hemingway was een beest voor zijn vrouwen. Maar verder ben ik onder de indruk van hun aspiraties. Zit er ook een nieuwe Virginia Woolf, een Emily Brontë of een Pearl Buck in mijn klas? Nee, dat niet. Een klas vol Grote Mannen heb ik. Het hoeft niemand te verbazen dat ze veel meer van creative writing afweten dan ik. ‘I like the A&T in this story, but it somehow seems to lack a MDT,’ zegt mijn Hemingway over het verhaal dat hij maar niet rondkrijgt zoals hij het hebben wil. Of ik ook vind dat er een MDT vereist is?
‘Give it some TLC,’ adviseer ik, want andere Engelse afkortingen ken ik niet. Deze heb ik aan mijn Schotse verloofde te danken: tender loving care. Want some TLC, lass? Waar zit die man, nu ik hem nodig heb? Hemingway schrijft het in zijn schriftje: TLC. Geen verhaal kan zonder. Hij is blij weer iets nieuws geleerd te hebben. En ik haast mij naar een collega van het English Department om te vernemen dat A&T atmosphere and tension is en MDT staat voor major dramatic turningpoint.
Creative writing is hier een echte wetenschap, met formules en al. Nooit krijg ik mijn studenten zozeer meegesleept als wanneer ik een fijn schema op het bord teken. Kraskras, hoor ik dan achter me: het inspirerende geluid van schrijvende pennen. Ik wil de cultuurschok niet te groot voor ze maken. Eén schema per week uit mijn duim zuigen is wel het minste dat ik voor ze kan doen. Let op, let op, dan zien we hier aanschouwelijk gemaakt hoe een verhaal doorgaans louter bestaat uit obstakels die er voor de hoofdpersoon worden opgeworpen; hier een hinderpaal en daar een barrière en hop, daar komt de crisis. Volstrekt onzinnig is dat niet, alleen interesseert het mij persoonlijk geen bal. Maar dat hardop tegen mijn studenten zeggen zou het effect hebben van aan een stel aankomende natuurkundigen uitleggen dat ze het best zonder de wet van Newton kunnen stellen.
Tevreden tekenen ze mijn grafiek van het bord over. ‘Deed Dostojevski het ook zo?’ Ja kind, zo deed Dostojevski het ook. ‘En als wij het ook zo doen, krijgen we goeie cijfers,’ veronderstelt Garcia Marquez. Nee kind. Je krijgt goeie cijfers als je iets moois maakt. O, zit dat zo. Kan ik dan misschien even uitleggen wat ik mooi vind, voor de zekerheid, met het oog op de cijfers? Maar ik ben Jaap Goedegebuure toch zeker niet, het gaat er niet om wat ik mooi vind. Het gaat erom dat jij erin slaagt je pretenties en je intenties waar te maken, het gaat erom dat jouw expression op mij een onontkoombare impression maakt. Verheugd over deze vondst teken ik gauw een kolossale E en een kloeke I op het bord met pijlen heen en weder ertussenin. Is het heus? Is dat alles wat ze hoeven te doen om mij tevreden te stellen? Meer niet?
‘Zo makkelijk is schrijven nou,’ zeg ik grijnzend. Dit nieuws verspreidt zich snel. In een wip heeft mijn klas en dubbele bezetting. Van heinde en ver stromen de studenten toe. Van vijf naar negen stuks! Hier moet je zijn, bij die Dutch writer in residence, die zegt dat zij Haap Hoedehebuure niet is, nee, nooit van gehoord, van die Haap, maar het betekent dat je mag doen wat je zelf mooi en belangrijk vindt.
‘Jazeker,’ zeg ik, ‘en ik zal zorgen dat wat jullie schrijven nog prachtiger en betekenisvoller wordt.’ Neem nou jullie huiswerk van vorige week, jongelui. Die variatie op de stijloefeningen van Raymond Queneau die jullie moesten maken om de schrijfspieren lost te maken, één versie met mannelijke personages en een tweede met vrouwelijke. Wat valt ons bij deze fraaie stukken onmiddellijk op? Dat alle jongens uit de klas in het eerste geval een ik-verteller als hoofdpersoon hebben genomen en in het tweede geval een hoofdpersoon in de derde persoon enkelvoud. De meisjes deden het net andersom: die kozen een ik-perspectief in hun vrouwenstukje en voorzagen het mannengedeelte van een anonieme hij. Hoe kwamen jullie daar nou zo bij, kinderen? Juist. Omdat het erg voor de hand ligt om je eerder met het eigen dan met het andere geslacht te identificeren. Maar zien jullie wat het gevolg daarvan is? De ik-stukken zijn in alle gevallen beter dan de andere. Maar dat kunnen wij niet hebben, als schrijvers. Wij moeten zowel geloofwaardige mannen als levensechte vrouwen kunnen beschrijven. Pakt de pennen en gaat eens