Han Verhoeff
Over een zonde tegen de Heilige Geest
Sartre's ‘Séquestrés d'Altona’
Het is een beetje stil geworden rondom Sartre. Zelfs zijn toneelstukken, zo populair in de jaren vijftig, worden zelden meer gespeeld. Is dat nu, wat men wel noemt, het vagevuur, die periode van stilte en vergetelheid die vlak na de dood van een gevierd en luidruchtig schrijver intreedt en die na geruime tijd weer plaats maakt voor een nieuwe opstanding die de definitieve kanonisatie van de grote naam inluidt?
Misschien is er met Sartre iets speciaals aan de hand, misschien heeft hij zelf wel schuld aan dit noodlottig proces. Hij is een groot auteur: hij schrijft als God, of liever als de duivel, maar hij is ook een geducht denker en politiek pamflettist met theorieën over alles, o.a. over het leven en de mens en de maatschappij, met uitgesproken ideeën over goed en kwaad. Hij is Voltaire plus Leibnitz en al die activiteiten zitten elkaar wel eens in de weg. Dergelijke vragen en gedachten worden opeens weer actueel bij een nieuwe opvoering van zijn laatste stuk, Les Séquestrés d'Altona, in de regie van Benjamin Gijzel.
Les Séquestrés belicht de problematiek van een jonge man uit een kapitalistisch milieu. Frantz, de zoon van een Duitse scheepsmagnaat, komt in opstand tegen zijn omgeving. Hij voelt zich bezwaard door de privileges van zijn bevoorrechte positie. Ongelukkigerwijze brengen de daden waardoor hij zijn onafhankelijkheid wil bewijzen, geen bevrijding. Hij begeeft zich in te grote gevaren en hij moet steeds toezien dat zijn vader hem door diens interventie uit de moeilijkheden redt.
Nog een ander aspect komt aan de orde. De Tweede Wereldoorlog speelt een belangrijke rol in zijn leven. Hij heeft aan het oostfront gediend en zich, direct na zijn terugkeer, in zijn kamer opgesloten. Hij weigert zijn vader te ontvangen en wordt verzorgd door zijn zuster Leni. Wanneer het toneelstuk begint, duurt zijn vrijwillige gevangenschap al dertien jaar.
Tot voor kort is Frantz ongemoeid gelaten, maar er zijn veranderingen op til. De vader heeft keelkanker en, zoals Leni het uitdrukt, zijn dood ‘compliquera le service’. De vader heeft bepaald dat zijn zoon Werner hem als hoofd van het bedrijf zal opvolgen. Hij moet daartoe zijn intrek nemen in het ouderlijk huis.
Werner voelt er echter weinig voor om zijn advocatenpraktijk in Hamburg op te geven, maar zwicht toch voor de autoritaire wil van zijn vader. Dit is niet naar de zin van zijn vrouw Johanna, die het geval Frantz ter sprake brengt. Het probleem zou immers opgelost zijn, als Frantz weer in het normale leven zou terugkeren en de opvolging in het bedrijf zou verzekeren.
Zij gaat Frantz in zijn kamer opzoeken om hem te bewegen zijn vrijwillige opsluiting op te geven. Rondom deze ontmoeting is de handeling opgebouwd.
Zoals vaker bij Sartre krijgt de dialoog zijn zeer principiële betekenis. Deze is niet alleen een zuiver technisch hulpmiddel om de werkelijkheid toneelmatig uit te beelden, maar stelt de mogelijkheid van communicatie: de existentiële ontmoeting tussen twee mensen die gezamenlijk trachten vanuit een uitzichtloos heden een nieuwe toekomst te creëren, uit te vinden. We zouden kunnen zeggen dat van deze centrale dialoog niet alleen het heil van Frantz afhangt, maar ook het dramatisch heil van het toneelstuk, als het meer wil zijn dan de beschrijving van een statische situatie.
Deze dialoog nu wordt helaas afgebroken, wordt ‘gebroken’. Op zichzelf hoeft dit een toneelstuk niet te schaden. Ik denk hier aan een soortgelijke uitkomst in Les mains sales, bij de dialoog tussen Hugo en Hoederer, of in Antigone, bij de ontmoeting tussen Créon en Antigone. In die stukken is de afloop tragisch: men kan ze tragedies noemen wegens de dood van de dialoog. Zij neemt een einde, omdat één van de twee partijen zich voortijdig heeft teruggetrokken uit de dialoog-situatie met de verplichtingen jegens de ander die deze aan de deelnemers stelt. Hoederer probeert een affaire met Hugo's vrouw Jessica en Créon staat iets te vrijblijvend en iets te zelfgenoegzaam stil bij zijn jeugd waarin hij nét zo idealistisch en absolutistisch zou zijn geweest als Antigone. Beide ‘helden’ zakken uit of door. Zij nemen laterale voordelen die zij tegenover de gesprekspartner niet kunnen verantwoorden.
Bij de Séquestrés gaat het anders. Hier is geen sprake van een ontwikkeling die op natuurlijke wijze uit de dialoog-situatie is gegroeid. Het gaat nu om een bloot feit dat in het verleden heeft plaats gevonden en dat het heden annuleert: Frantz heeft gemarteld. Johanna is hier niet op voorbereid - de dialoog is in dit opzicht tekort geschoten - en haar afwijzing is onmiddellijk en onherroepelijk.
Met deze afsluiting, deze kortsluiting wordt alles wat er in de dialoog tussen beiden is gegroeid met één slag teniet gedaan. Erger nog, het is maar al te zeker dat, als Johanna alles geweten had, ze aan deze gezamenlijke onderneming zelfs niet begonnen was.
We stuiten dus op een feit dat in het verleden ligt en het heden kapot maakt.
Dit hoeft niet altijd zo te zijn. In Oedipus-Rex bijvoorbeeld speelt ook een daad uit het verleden - de vadermoord van Oedipus - een beslissende en fatale rol. Maar anders, beter dan in de Séquestrés, is hier het verleden gereactualiseerd, weer opgenomen in het hic et nunc van het dramatisch gebeuren. De straf die Oedipus tijdens het stuk aan zichzelf voltrekt, is een herhaling van de vroegere