doods was een boek dat ik al heel lang wilde doen. Het bleef in m'n achterhoofd zweven, maar de vraag was: hoe kom je eruit? Wat zijn de kosten, 't wordt een dure film, wie moet het spelen, wie moet het regisseren?
Een vlucht regenwulpen is bij mij het enige boek dat ik direct gekocht heb om te verfilmen: het sprak me ontzettend aan; ik vond het ook komisch. Bovendien had iedereen het idee dat het onverfilmbaar was. Dat maakte het extra aantrekkelijk, dat was een uitdaging.
Je moet oppassen als men gaat roepen: “dat moet je verfilmen, dat is fantastisch”. Dan weet ik bijna zeker dat het niet te verfilmen is, omdat het juist zo'n beeldend geschreven boek is! De aanslag is daar een voorbeeld van. Je moet juist een boek nemen waarin de constructie en de beelden nogal warrig zijn, dan kunnen filmmaker, scenarioschrijver, regisseur en producent, er het meeste in stoppen. Van de koele meren des doods is een fantastisch boek, maar stilistisch en qua opbouw is het een totale chaos: dagboekvorm, directe dialogen, alles door elkaar en dat is perfect!
Dat het vaak Nederlandse romans zijn die ik kies heeft ook te maken met de opvatting van het Productiefonds dat je films in de Nederlandse taal moet maken. Maar we merken ook dat een film in de Nederlandse taal het gewoon beter doet dan een film in een buitenlandse taal, tot het Vlaams toe.
Ik geloof dat het Nederlandse publiek erg gebakken is aan oorspronkelijk werk, aan de originele taal, de originele lokaties. Als er in een roman een stukje buitenland zit, zoals in Van de koele meren des doods of in Een vlucht regenwulpen, dan vinden de mensen, die het boek gelezen hebben, een stukje Parijs, een stukje Zwitserland, ook een must. Dat maakt zo'n film net iets minder lokaal dan dat je alleen in Amsterdam blijft zitten. Lokatiekeuze is een belangrijk punt bij romanverfilmingen.
Er zijn ook altijd drie of vier sleutelscènes die iedereen zich herinnert, hoe chaotisch het boek ook is. Als je die niet verfilmt, dan kun je het vergeten. Dan keert het publiek zich tegen je. Niet alleen omdat men zich deze herinnert. Zulke scènes zijn ook zo essentieel voor het verhaal dat je ze niet kunt missen. Ik check de sleutelscènes ook met andere lezers en dan blijkt de uitkomst feilloos te kloppen met datgene wat je je zelf herinnert van zo'n boek. Het aardigste vind ik altijd dat als je een sterk van het boek afwijkende film maakt, de mensen dan desondanks over nieuwe scènes die helemaal niet in het boek voorkomen zeggen: “dat heb ik me precies zo voorgesteld toen ik het boek las”. Nou, dan denk ik; we hebben de geest en de sfeer van het boek heel goed getroffen.’
Houwer: ‘Ik vind dat de film niet op het boek hoeft te lijken. Een film is een zelfstandig kunstwerk. Je hoeft geen piëteitsoverwegingen ten opzichte van de schrijver te hebben, daar til ik helemaal niet aan, maar je moet een film zijn eigen ruimte laten. Het is echter wel de bedoeling dat de geest van het boek terugkeert in de film. Dan ben je geslaagd. Maar dat betekent niet dat de film overal op het boek moet lijken, want dat vind ik zelfs zeer saai.
Dat is bijvoorbeeld mijn bezwaar tegen De aanslag. Daar is een boek gewoon afgefilmd. Ik vond dat vrij saai, er zit weinig verbeelding in. Het was natuurlijk ook een moeilijke klus, want het boek zat dramatisch, voor een film, nou niet bepaald geniaal in elkaar.
Soeteman, de scenarioschrijver, heeft gezegd (maar ik heb dat uit de derde hand) dat hij het bijna letterlijk heeft overgenomen. Dat moet ook de opdracht van Fons Rademakers geweest zijn. Ik denk dat ze zich hebben laten verblinden door het renommé van Mulisch, die natuurlijk een bepaalde positie in de Nederlandse literatuur heeft, die vrij heavy is. Ik begrijp wel dat een auteur graag een letterlijke verfilming van zijn werk heeft, maar als je dat wilt, dan moet je het niet laten verfilmen, want je zult altijd als schrijver teleurgesteld zijn.
Of je moet een stap verder gaan, zoals Hugo Claus bijvoorbeeld, en zelf je werk verfilmen, maar ik vind nou niet dat Claus daar groot succes mee boekt.
De oplagecijfers kunnen mij persoonlijk niets schelen. Het wordt me wel eens aangewreven, dat ik daar in eerste instantie naar zou kijken, maar dat is natuurlijk helemaal niet waar.
De oplagecijfers vinden ook al heel gauw hun neerslag in de aankoopsom van de verfilmingsrechten. De onderhandelingen met Mulisch begonnen bij 100.000 gulden, omdat de oplage zo hoog was. Ik vond dat gewoon te duur. Het contract lag op tafel, hoefde alleen nog getekend te worden. Hij heeft het later nog hoger verkocht en ik ben blij dat ik er toch maar vanaf gezien heb, nu ik het resultaat in Nederland zie.
Je mag in totaal nooit meer dan 100.000 gulden aan de hele scenariofase besteden (scenariorechten inclusief). Dat is al aan de hoge kant. Voor een kleinere film (1,2 miljoen) is dat al te veel. 5% is in het algemeen nog ongeveer verantwoord.
Rob Houwer