Bzzlletin. Jaargang 12
(1983-1984)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
J. Bernlef
| |
[pagina 49]
| |
Dikke vetlucht wordt geboren of binnengedragen... hangt overal te zweten... de deuren worden expres dichtgehouden met rinkelende sleutels... overal schijnt muziek bij te moeten hier... dit ter imitatie van de tijd als je het hem vraagt... hiertegen vormen scheten de enige remedie... opperste afkeuring... een geluid dat gewoonlijk met grote vrolijkheid gepaard gaat... maar voor vrolijkheid heeft men een hoofd nodig en dat heeft niemand meer hier.
Ze komen voorbij... ze zijn onderweg., sta stil... mag niet... veranderingen zijn kennelijk niet langer toegestaan... zitten met een groot hoofd dat uit pure leegte naar voren knalt... hard opgevangen door een tafelrand... en maar schateren.
Kijk, humor is dit niet... humor is als iemand uitglijdt over een bananeschil... komisch is iemand die een bananeschil ziet liggen en er in een wijde boog omheen loopt en zo in de baan van een vallende baksteen terechtkomt... dikke bult... hoofd dat kennelijk zo opvalt hier dat men er steeds weer aan komt zeuren... vooral vrouwen of wat daar nog voor door moet gaan... weg jullie heksen!
Steeds maar weer menselijke wezens die hij van zijn lijf moet houden... iemand zingt... heel schitterend hoor maar achter een pilaar verborgen... waarom ook niet... waarom ook niet aan alles toegeven: dat er stemmen zijn zonder lichamen.
Er wordt op gelet dat de mensen hier steeds alles van zichzelf meenemen wanneer ze verder worden gezeuld.
Handen en voeten zitten er nog wel aan bij hem maar nauwelijks nog bestuurd... lepel... vork... weet nog wel zo'n beetje wat dat met eten en zo van doen heeft... het sturen wordt ernstig bemoeilijkt... overal ligt dampend eten in het rond... een bord... glad en rond is de rand voor mijn vingers... dingen worden steeds weer afgepakt om te beletten dat men hier aardt... volstrekte desoriëntatie, dat is het doel... willen bewust niet begrijpen dat dit bord een sokkel is, een anker voor zijn vingers.
Versta niemand... alleen nog de eigen woorden... zijn eigen taal van binnen... zijn ouders spraken allebei Nederlands... ze zijn nu beiden overleden... iedereen die hij kent lijkt dood... weet je... jij midden in deze kudde verdwaald... jij bent nog het enige lichtpuntje.
Smikkelen... naast... opzij... tegenover... weten niet eens waarom ze te vreten krijgen die stomme varkens... namelijk om nog enige zwaarte te houden... daarom ook dat kabaal als er opeens een gaat zitten poepen... begrijp dat best van die bewakers en bewaaksters... a: het is smerig... b: ze zouden zo op het eerste zuchtje toch wegwapperen.
Te ver van de muur verwijderd... wat niet goed is... een lichaam dat zichzelf niet meer voort kan duwen wordt een boom... zoals die dunne daar in de sneeuw... de muur... naar de muur... op de muur... over de muur... dat is wat hij bedoelt wanneer hij denkt alleen in taal kan ik nog iets ondernemen.
Wel handen maar eenmaal uit het blikveld knappen ze af... vallen ze weg... eenmaal uit het gezicht voelt hij ze ook niet meer... loodzwaar ben ik... loodzwaar van niks.
In het leven terug? ... maar waar is zo iets gebleven? ... is er wel zo iets? ... of was gewoon alles inbeelding van het hoofd? ... hersenschimmen?
Knijpen veroorzaakt tenminste nog lichte pijn... een gebeurtenis... choken maar waar is de motor gebleven... allemaal beeldspraak jongen... niets dan beeldspraak.
Het hoofd rolt nu helemaal vanzelf zonder enige besturing los op de romp stond... moet zien te krimpen... in ieder geval moet er niet meer gegeten worden door deze jongen hier.
Schuiven met die voeten daar beneden... wrijven met die handen daar verderop... helpen om dit mensje daartussen fijn te wrijven... zijn verdwijning in... dat doen zij al deze mensen hier aan.
Geen zin in welk ding dan ook, geen zin... het grijpen... vastpakken... loslaten doet de hand nu geheel zelfstandig als een machine waar hij naar kijkt.
Gedoofde mannenkop... kwijl dat in de kraag van zijn overall loopt... rose lippen die open en dicht gaan als van een vis... trommelt wat afwezig met zijn vingers opzijn gulp... ben ik ook zo?
De tuinmuur is goed... een muur imiteren, dat doen de meesten hier en gelijk hebben ze ook nog... en sommigen hebben er waarachtig veel talent voor.
Geluiden blijven niet constant of heeft het hoofd zo nu en dan zijn gehoor zachter gezet?
Een gekkenhuis?... denken: niet gek zegt niets... een mens kan zelf niet controleren of hij gek is of niet.
Heel in de verte geweervuur... schoten... mooie boel is dat, nog oorlog ook... komt er dan nooit een eind aan?... van binnen bezet... mijn bevrijders hebben mij bezet, dat is het... steeds meer gecensureerd... er komt zowat niets meer door.
Ziek... doodziek... maar weet niet meer of de ziekte nu binnen of buiten deze huid hier zit... op de grens is het windstil... een dun doorzichtig punt in de ruimte is hij geworden.
Thee in metalen mokken... handen warmen... lauw wordt nooit heet... heet wel lauw... kan dit vooruitgang worden genoemd terwijl het in wezen om achteruitgang gaat... naar een toestand waarin alles tenslotte dezelfde temperatuur heeft... thee wordt uit zichzelf nooit kouder dan zijn omgeving... zo is dat... de statische toestand van thee waaraan roeren niet meer helpt... loslaten maar die mok wantdie handen daarginds... die stijve vingers... dienen toch nergens meer voor... integendeel... ze bevriezen alles wat ze aanraken. Mister Bracken! How delightful to see you! Ach mens... zielig hoor.
Dit is de goede hoek... eindelijk... weinig menselijk verkeer... een enkele dwaalt er per ongeluk nog wel eens deze kant op en wordt onmiddellijk weggeblaft... die daar een metronoom... links... rechts... bij iedere overslag klakt hij met zijn tong... maatvast zwenkt hij heen en weer op zijn stoel als de slinger van een uurwerk... men kan hier natuurlijk om gaan zitten lachen maar daarvoor is het te begrijpelijk (verticaal wil horizontaal worden... maar je zinkt hier alleen nog maar jongen).
Nog luidere muziek... twee die met elkaar gaan dansen... buigend op kousevoeten dansen ze om elkaar heen... heel voorzichtig houden ze elkaar bij de hand... straks breken hun vingers af.
Een vrouw zakt tegen een muur naar beneden... langzaam als stroop langs de muur omlaag... ze klapt en ze huilt... stromen tranen terwijl ze hard... keihard lacht en een stroom tranen over haar wangen en steeds harder klapt ze in haar handen en dan opeens als op een teken versteent ze met een paars gezicht dat langzaam asgrauw wordt... die kunnen ze wegdragen denkt hij en dat is ook precies wat er gebeurt.
Slaperig geloop... geschuifel... zijn schoenen zijn weg... daarom heeft hij ook geen gevoel in zijn voeten meer... ademhaling zit in het hoofd... is erin geslagen... een ruisen dat aan en af ebt.
Kan dat ze hem ergens gevonden hebben... een vreemd land en zijn paspoort verloren of zijn geheugen of allebei... geen papieren... dat ze dat aan het uitzoeken zijn... wie hij is en hoe | |
[pagina 50]
| |
hij heet en waar hij vandaan komt... alleen: het interesseert mij niet meer en dan houden ze natuurlijk ook op met hun naspeuringen en laten ze mij hier voorgoed zitten als eeuwige anonymus.
Ogen lopen vol prikkend water... verzilting?... wangen zijn al helemaal aangekoekt van het zout.
ledereen is hier gebracht om met behulp van medicijnen leeg te lopen... de afdeling verloren voorwerpen is al overvol dat alles wat op de grond belandt meteen in gereedstaande vuilnisbakken wordt gedeponeerd... dit geldt niet voor dit persoontje hier dat reeds bij de ingang alles heeft ingeleverd wat hij nog bezat.
Vanuit een ooghoek: een mens die zijn laatste restje haar uittrekt omdat hem zelfs dat nog te veel is... beetje porren... beetje in deze zakken rondrommelen om niet te veel te hoeven zien.
Licht flikkert uit buizen van bovenaf op mij neer... licht dat alle holten wil binnendringen... dichtknijpen... dichthouden... op slot doen... hij trekt voorgoed de deur achter zich dicht en tegelijk sluiten zich lange witte slepende gordijnen voor het uitzicht op de muur... het iele boompje in de sneeuw.
Doodstil zitten en toch het vermoeden onderdeel uit te maken van een grotere beweging... niet waarneembaar... een mossel onder de kiel van een varend schip.
Om je heen worden de laatste resten menselijkheid uitgespeeld... een grijns op een stoppelig mannensmoel keert om de seconde terug... hij moet niet langer naar dit menselijk uurwerk kijken... beter om nog maar wat rond te lopen maar ze hebben zijn benen verzwaard... voor je eigen bestwil... we wegen hier niets meer.
Een vrouw die aan een tafeltje met een begonia erop koffie zit te malen... ze heeft geen molen tot haar beschikking maar haar bewegingen zijn zo levensecht dat je de geur van koffie kunt ruiken... er wordt hier alleen nog maar geïmiteerd... men klampt zich vast aan zijn laatste herinnerde resten... maar waarom er zoveel naar elkaar (naar elkaar?) zitten te wuiven is mij een raadsel... doe niet mee aan dit spel van valse identiteiten... dan moet je toch wel heel ver zijn gezonken of afgedwaald dat men iedere willekeurige vreemde tot vriend bombardeert om hier maar niet zo alleen te hoeven zijn, you're the new one? voor zover je hier nog van nieuw kunt spreken... o, gaan we naar de kantine... wist niet dat die hier was.
Grote kleurenfoto's hangen er in houten lijsten... een strand met een woeste branding... palmbomen met een rijtje kano's eronder... New York bij nacht... word aan een van die formica tafeltjes gezet... ze hebben hier flink wat kantinepersoneel... de koffie laat dan ook niet lang op zich wachten.
ledereen krijgt pillen in een rond plastic bekertje... de koffiejuffrouw tuurt lang op een lijst. I'm the new one dat had je niet moeten zeggen... een vrouw met een griezelig dunne hals en een kinderbolerootje aan gemaakt van restjes wol wil nu wel weten hoe je heet... hij schudt zijn hoofd maar het wijf blijft aandringen met haar hoge schelle stem... een kale heer met een scheef geknoopt vest probeert behulpzaam te zijn met pen en papier maar hij geeft zijn identiteit niet prijs en terwijl hij halsstarrig in zijn kopje blijft roeren denkt hij: nog beter om ook die te vergeten... dan is je alibi helemaal waterdicht.
Her en der wordt gezongen... versleten stemmen proberen een veel te vlug spelende piano op dat podium daar te volgen... dat er niemand op speelt signaleert hij kennelijk als enige... de prijs die men tegenwoordig voor gezelligheid betaalt!... de totale debiele samenzang waartoe de dikkezwetende kantinebaas in zijn witte overhemd op het podium met luide stem het suffende gezelschap voor hem tracht op te wekken.
Sta eens op jij... ga die piano eens van dichtbij inspecteren... hij loopt naar een trappetje aan de zijkant van het podium... stommelt moeizaam naar boven... toetsen die vanzelf naar beneden gaan... nu weer in het middenregister dan weer in een snelle oplopende riedel aan de discant... misschien kunnen ze je vingers helpen... ze misschien leren om weer te spelen... om weer uit je hoofd te spelen... dat gelukzalige gevoel dat je lichaam je speelt... dat je zelf muziek bent geworden... hij gaat zitten op de stoel voor de piano en voelt de toetsen tegen zijn vingers botsen... ze duwen je weg... stoten je af... willen niets meer met je te maken hebben en de kantinebaas sjort je van de stoel overeind met zijn grijnzende gezicht en wil dat je die grijze oude mensen aan die tafeltjes daar beneden mee helpt dresseren op de maat van die schelle vanzelf spelende piano achter je die ‘Home on the Range’ inzet en hij ziet de kinderlijke overgave in al die zingende opengesperde gezichten die zo blij zijn dat ze samen hetzelfde mogen doen op bevel van die muziekmachine.
Weglopen dus... hier vandaan en je tast je een weg tussen de dikke plooien van een achtergordijn... met het gelach van de zaal in je oren tast je... grijp je je vast in de plooien... klauwt verder langs het gordijn tot je de uitgang hebt en hijgend in het donker blijft staan waar je de piano nog wel hoort maar gedempter en ook het zingen steeds flauwer en gebrekkiger... op zoek is hij naar de uitgang... zo mag ik het zien... en belandt hij weer bij een trappetje dat je omgekeerd op handen en voeten afklimt of struikelt dat is niet zeker en dan zie je licht branden aan het begin van een gang met een arduinen vloer en hoge betraliede ramen en langs een rij wc's zonder deuren... zo betreedt hij een ruimte met wasbakken en kranen... de drenkplaats... daar is dan eindelijk het water... drinken... blijf drinken... spoelen... spoelen... spoelen... stroom... ik moet stromen... onder water liggen en meestromen... wegstromen... waarom onthouden deze bewakers dit lichaam zijn bron en drogen zij het af en leiden zij het weg van het water?
Zij brengen het naar een ruimte met bedden... zij zetten het op de rand van zo'n bed... zij kleden het uit... zij doen het een pyjama aan die lijkt op de pyjama's van die andere mannen met hun grote starende halfkale hoofden op de hoge witte kopkussens en allemaal zijn kant uitgedraaid... zij duwen een pil in zijn keel... zij gieten er water doorheen alsof hij een trechter is... zij leggen hem in bed... zij gaan met zijn tweeën langs de rij bedden... zij zwijgen tot aan de deur en roepen tegelijk goedenacht good night roepen ze en dan is het donker.
Overal wordt geademd... ze zijn allemaal gekomen om hier samen voor het laatst te slapen... wie met wie dat geeft niet meer... geen namen... geen gezichten meer... alleen ademen... zuchten... allemaal bekenden van hem toen ze nog leefden... stuk voor stuk... naam en toenaam... zij bevindt zich daar ergens tussen... haar zoeken... haar hand moeten wij zoeken... zo iets duurt lang... een heel leven lang duurt dat... uitademen en zuchten en steunen en jammeren en kreunen en snurken... zal haar hand naar je toe komen... hier... neem eerst die hand die daar stuurloos in het duister naar haar graait... pak hem zachtjes vast... kalmeer hem... nu hoef je niets meer zelf vast te houden... zij doet dat voortaan... zij draagt je... ik draag je... kleine jongen van me... de hele lange bange nacht door zal ik je dragen tot het weer licht wordt.
Als het al dag is en good morning en iemand zegt... fluisterend... de stem van een vrouw en je luistert... je luistert met gesloten ogen... luistert alleen maar naar haar stem die fluistert... dat het raam is gemaakt... dat waar eerst die oude deur voor zat gespijkerd... dat daar nu weer glas zit... glas waar je doorheen kunt kijken... naar buiten... het bos in en de lente die bijna begint... zegt ze... fluistert ze... de lente die op het punt staat te beginnen... |
|