Bzzlletin. Jaargang 12
(1983-1984)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |
Hans Krol
| |
[pagina 97]
| |
schijnlijk een ligkuur van zes weken zal moeten ondergaan. Ten behoeve van het internaatsblad De Klaroen van instituut Saint-Louis heeft vervolgens een gesprek plaats in zijn woning, het poorthuisje van Geerlingshof (de Volkshogeschool). In mei stuur ik hem het uitgeschreven interview toe met een verzoek dit te corrigeren. Op 29 mei (m'n verjaardag! voegt Hanlo er veelbetekenend aan toe) houdt hij zich hiermee bezig. Enkele passages worden geschrapt als verkeerd overgekomen. Bijvoorbeeld mijn opmerking dat Hanlo het betreurde dat Podium ingezonden werk als te ‘druilerig’ had geretourneerd. (‘Helemaal niet, 't kon me nou echt niets schelen, of je 't gelooft of niet’). Ook een verwijzing naar de gezellige rommel in zijn kamer wordt als een verkeerde voorstelling van zaken bestempeld (‘leek 't jou, maar is 't niet. Ik hou niet van rommel. Wel is de kamer helaas veel te vol’). Een uitspraak van de tuinier dat Hanlo vaak een middagdutje doet bestrijdt hij. Helemaal onjuist. Ik slaap lang, omdat ik laat op ben, maar doe nooit een middagdutje. Ik sta als 't moet met plezier om laten we zeggen 1 uur in de middag op of veel later. In een begeleidend schrijven verzoekt hij bij herhaling de geciteerde teksten letter voor letter te corrigeren, schrijft als schot voor de boeg ‘anders moet ik 't later weer recht gaan zetten’ en laat onder andere nog weten: Ik heb de indruk dat we nogal ver van elkaar staan, elkaar niet zo heel scherp aanvoelen, maar dat is immers altijd zo in 't leven, dat zul je zelf ook nog wel merken. We mogen al blij zijn als we een behoorlijke belangstelling voor elkaar hebben (sommigen prefereren een onbehoorlijke). Middels een briefkaart bedank ik voor zijn medewerking en per omgaande schrijft Hanlo: Ik hoop inderdaad dat m'n gedichten zonder afwijkingen geplaatst worden en dat me niets in de mond gelegd wordt dat ik niet - of anders - gezegd heb (7-6-1961). Een postscriptum laat niets aan duidelijkheid te wensen over: Verleden jaar kreeg ik een bewijsnummer van een schoolblad in Zuid-Limburg, waarin ook iets van mij stond. Het exemplaar dat mij toegezonden werd, was naderhand met de pen gecorrigeerd. Dat nam ik niet. Ik wil graag weten wat de lezers te lezen krijgen. In deze en volgende brieven valt herhaaldelijk het woord scrupuleus waar het om de correctie gaat. Het zal dan nog negen maanden (en evenzovele brieven) duren voordat het interview integraal geplaatst wordt. Eerst de mededeling dat De Klaroen in de zomermaanden niet zal uitkomen en pas in september verschijnt. De werkelijke reden van uitstel is dat De Klaroen vanwege de hoge drukkosten mogelijk zal verdwijnen. In dat geval stel ik Hanlo voor het vraaggesprek te publiceren in Utopia, orgaan van het Thomas More College in Oudenbosch. ‘Vervelend, maar wel overheen te komen. Als 't zover is dat ze aan de opmaak toe zijn, vergeet dan niet de correctie’ (10-7-1961). Als Hanlo begin oktober nog niets vernomen heeft schrijft hij in een brief van 10 oktober onder andere: Er zullen wel zet- of tikfouten in het interview zijn gekomen hè? Dat gaat altijd zo. Als 't maar niet erg is (dat er b.v. niet i.p.v. wel; of zwart i.p.v. wit staat). En zelfs dàt kan in het volgend nummer hersteld worden. Twee weken later valt dan de beslissing dat De Klaroen, ondanks de hoge drukkosten van f 6.000,- per jaar, zal blijven verschijnen en bericht ik Hanlo dit goede nieuws onmiddellijk. Die toont zich verheugd. Gelukkig maar. De Klaroen ziet er typografisch goed verzorgd uit, maar f6.000,- per jaar is nogal wat. Naar mijn indruk staat het blad een beetje ver van de jongens af. Utopia ziet er ook niet slecht uit. Die serieuze artikelen zullen inderdaad wel weinig lezers vinden, veronderstel ik. Zelf een blad beginnen, daar heb ik wel eens vaag aan gedacht, maar ik geloof niet dat ik er iets van terecht zou brengen. Zelf weinig productief en erg selectief met een bepaalde smaak, zou ik waarschijnlijk niet voldoende copij bijeenbrengen voor een jaargang. De onenigheid met Barbarber is trouwens bijgelegd. Zorg dat je de drukproeven van het interview zelf corrigeert. 't Is altijd nogal vervelend op iets te moeten terugkomen (21-11-1961). Drie weken later schrijft hij ter geruststelling over uitblijven van publikatie: Dat interview dat Morriën mij in 1954 afnam is pas in 1958 (in Tirade) geplaatst, dus wat jouw interview betreft hebben we ook nog de tijd (àls je de proeven maar in de gaten houdt! Niet dat er van die vervelende drukfouten in komen die aan de zaak een andere betekenis geven, bij wijze van voorbeeld: als het woord niet uitvalt). (11-12-1961). In januari 1962 kan ik Hanlo mededelen dat het vraaggesprek in het februarinummer zal worden opgenomen. Hij antwoordt: Dus dan komt het interview er toch in. Je zorgt dat je de drukproeven controleert, hè?... (17-1-1962). In februari komt echter vanwege de lengte enkel de vrij lange inleiding: ‘De ars poëtica experimentalis’ en een eerste deel van het gesprek met Hanlo (wordt vervolgd) in druk gereed. Als illustratie staat Jan Hanlo in zijn beste kostuum zijn 1000-cc-kopkleppenmotor zogenaamd te repareren, met op de achtergrond enkele kisten met opschrift: ‘Droog bewaren. LIGA’. Ik stuur Hanlo een bewijsnummer, maar commentaar blijft nog uit. Alleen: Dank voor je Klaroen. Als het volgend nummer uitkomt wil je me dan van beide nummers enige exemplaren sturen om aan enige geïnteresseerden te sturen? (8-2-1962). In het maartnummer nochtans geen vervolg, vanwege plaatsruimte. Hanlo's geduld wordt op de proef gesteld, maar de aprilaflevering verschijnt als dubbelnummer en de redactie bericht in het voorwoord: Als groot artikel vindt u in deze Klaroen de bijdrage: ‘In het domein der schone kunsten’. Hoewel het eerste gedeelte van dit artikel reeds werd geplaatst, meende de redactie toch, dat het beter was, dit artikel nogmaals in zijn geheel in één nummer te publiceren. We veronderstellen, dat de jeugdige Klaroenlezers dit artikel wel zullen overslaan, maar we meenden aan de groep Senioren toch wel dit stuk eigen werk van een onzer jongens te mogen voorleggen. Na ontvangst reageert Hanlo nog dezelfde dag. Dank je wel voor De Klaroen, ik heb heel weinig tijd op het ogenblik. In zijn geheel een zeer leesbaar verslag, dacht ik. Er staan natuurlijk wel zetfoutjes in, maar niet van zwaar kaliber. Je bent (of was toen) blijkbaar nog in een periode dat je graag zoveel mogelijk vreemde woorden gebruikt. Dat doet natuurlijk wel wat snobistisch aan, maar zo héél verschrikkelijk lijkt mij dat ook niet. Natuurlijk moet je wel erg oppassen dat je ze goed gebruikt, anders werkt het i.p.v. imponerend of exact, lachwekkend. (poésie puré!!!). De ‘gerenommeerde toeristenplaats’ zal wel een lachje op menig gezicht brengen; zoals het legertje paleontologen etc. en de welige lariksen. Jonge, jonge wat woon ik hier uniek op het gezapige Geerlingshof. Het ‘frugaal’ kostuum is niet zo erg aanvechtbaar. Het woord is wel goed voor dát bepaalde bruin. Na nog een serie opmerkingen eindigt hij zijn brief als volgt: Maar kom, laat ik niet schoolmeesteren. Ik vind het een aardig stuk. Zo'n woordje als ‘de lievelingsdichter van een | |
[pagina 98]
| |
groot aantal jongeren’ is tenslotte wat waard. Het breekt uit de band van, of voorkomt, een ál te grote gelijkmatigheid en exactheid en objectiviteit. (19-4-1962). Als Hanlo een maand later nog geen brief terugontvangen heeft informeert hij een weinig ongerust: Ben je boos, dat ik niets van je hoor? Ben ik niet enthousiast genoeg geweest over je stuk over mij? Je moet niet vergeten dat ik mij niet kan veroorloven er èrg enthousiast over te zijn, omdat het immers over mijzelf gaat! Snap je? Ik vind het goed werk. De kleine foutjes spelen geen rol. Beantwoord je m'n vorige brief nog. Ja, natuurlijk. Heeft trouwens geen haast. Dag. (17-5-1962). Ook in latere brieven komen een enkele maal de drukfouten nog ter sprake, doch betuigt hij tegelijkertijd zijn erkentelijkheid dat de aangehaalde uitspraken en verzen zonder zetfout waren.
Jan Hanlo, 1967 foto: Frans Weltens
Drie jaar later volgt dan het verzoek het Klaroen-interview te mogen opnemen in zijn verzameld proza: In een gewoon rijtuig, waarmee ik uiteraard instem en voorstel enkele vreemde woorden te vervangen. Hanlo antwoordt: Ik zal poésie-puré als (leuke) zetfout signaleren. De andere zetfouten had ik al gecorrigeerd, alleen voel ik er nooit veel voor achteraf de puntjes van iets af te vijlen - dat is nooit een verbetering. Dat ‘frugaal’ laat ik dus staan. Dat was trouwens nu nèt het woord voor het bruin van dat kostuum. Vertrouw maar op mij, je wordt er niet tussen genomen! Ik had wel 5 of 6 interviews ter keus (lees Wat zij bedoelen - Querido - eens; o.a. een goed interview van Remco Campert, vind ik) (17-11-1965). Hier vergiste Hanlo zich overigens en bedoelde Bernlef en Schippers, waar hij Campert schreef. Na uitgave van het boek zenden een vriend en ondergetekende een gelukstelegram naar Valkenburg. Hanlo dankt voor de spontane reactie, maar spreekt vervolgens zijn grote teleurstelling uit over het feit dat in het 279 bladzijden tellende boek wel drie stomme drukfouten staan! ‘Nachtgaal’ in ‘Perzische Dansliederen’, voorts ergens een punt vergeten en last but not least het woord ‘heel’ had tweemaal moeten staan in het ‘Gedicht’ op pagina 179, 9e regel. ‘Die vogel meen ik inderdaad al heel heel lang te kennen (al een jaar of 20!)’. (30-3-1966). Hanlo was niettemin gelukkig met het gegeven dat de twee interviews uit schoolblaadjes thans zonder drukfouten het licht zagen, inclusief ‘poésie puré’ met de typisch Hanloiaanse opmerking als voetnoot: ‘Ik mag dit van de toen zeer jeugdige Hans Krol laten staan. Het was een zetfout’. |
|