Bzzlletin. Jaargang 12
(1983-1984)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
Jan Schurgers
| |
[pagina 57]
| |
dagmorgen 30 augustus, nadat hij zich onder invloed van langdurige slaap een half etmaal eerder ook al tevergeefs in de richting van het Kingswaystation had begeven. Op 30 augustus neemt hij zijn intrek in het Laune House hotel in Killarney met het doel de omgeving van de stad nader te verkennen. Weer valt hem in de volgende dagen de mooie natuur op en de koeien in de weilanden met gele bloemen en biezen. Veel soppige grond met heldere watervalletjes. De bloeiende heide. Een heel weids landschap met daarin een man met een turfkar. Over het klimaat is hij echter minder te spreken. Het is hem te vochtig en te tochtig, ook al is het niet koud. Naar de mensen moet je goed luisteren, constateert hij, want ze vertellen graag, vooral over de geschiedenis van het land, over ruïnes en over elfen en betoverde hazen. Misschien geloven ze er zelf nog wel in ook. Op dinsdag 31 augustus maakt hij een tocht met een toeristenbus door Kerry en neemt en passant even een duik in de Atlantische Oceaan bij Valentia aan de monding van de Dingle Bay. In een brief aan zijn moederGa naar eind4. deelt hij mee over twee à drie dagen terug in Dublin te zijn, maar schijnbaar oefent de omgeving van Killarney toch meer aantrekkingskracht op hem uit dan hij zelf voor mogelijk heeft gehouden. Op zondag 5 september is hij er nog. De dag tevoren heeft hij met een gids de hoogste berg van Ierland beklommen, de meer dan duizend meter hoge Carrantuohill. Hij belooft dan opnieuw vanuit Dublin aan zijn moeder te schrijven, maar of hij daar inderdaad naar toe is gereisd is niet bekend. Hier loopt het spoor dood. Er zijn geen brieven of kaarten meer voorhanden van de periode na zondag 5 september. De eerstvolgende bekende brief is gedateerd op dinsdag 21 september en geschreven in Amsterdam. In de tussenliggende periode van zestien dagen heeft hij dus de terugreis naar Nederland gemaakt, maar wanneer precies is niet bekend.
Het contact met John en Roberta Hewitt houdt nog enige tijd stand door middel van brieven. Soms stuurt Jan Hanlo vertalingen van zijn gedichten op. Eén keer zelfs het tijdschrift Podium dat het gedicht ‘De Mus’ bevat en dat Hewitt steeds weer doet terugdenken aan Hanlo's vraag of hij (Hewitt) een experimentele dichter is. Ze hebben daar vaak om gelachen, want dat was Hewitt in het geheel niet. Ook dat papieren contact blijft in de jaren daarna achterwege. Hewitt herinnert zich het zes dagen durende bezoek van Jan Hanlo echter als ‘a brief but deeply memorable encounter’. |
|