Om de leegte die op zijn vertrek uit Cambridge volgde te vullen, besloot Forster te gaan reizen. In navolging van generaties Engelse jonge mannen uit de middle- en upper-class maakte hij omvangrijke rondreizen door Italie en Griekenland, hoewel Forster uitzonderlijk was door het feit dat hij samen met zijn moeder reisde.
Tussen 1905 en 1910 verschenen zijn eerste vier romans. Twee ervan, Where Angels Fear to Tread (1905) en A Room with a View (1908) worden wel zijn ‘Italiaanse’ romans genoemd. De boeken bezitten een lichtheid van toon, gecombineerd met een speelse ironie, die in de latere romans overschaduwd wordt door een hartstochtelijker toon. WAFTT is het tragi-komische relaas van een desastreuze reddingspoging, ondernomen door een Engelse familie met het doel een half Engelse baby aan de Italiaanse vader te ontfutselen, wanneer de moeder is overleden. Het plaatsje Sawston, met zijn bazaars, kaartavonden en discussieclubjes, wordt gecontrasteerd met Monteriano, symbool voor het ‘natuurlijke’, directe leven. Het is Italië, land, volk en cultuur, dat de protagonist Philip Herriton met zijn eigen ‘onontwikkelde hart’ confronteert en hem in staat stelt zichzelf te bevrijden van zijn Engelse conformisme en hypocrisie. Harriet, zijn sterk geremde, licht godsdienstwaanzinnige zuster, is iemand die zich niet openstelt voor de bevrijdende invloed van Italië en daardoor uiteindelijk van een komedie een tragedie maakt.
In deze eerste roman is ook het vriendschapsthema al volop aanwezig, gepersonifieerd in de Engelsman Philip Herriton en de Italiaan Gino Carella, twee mannen die ondanks culturele en sociale hindernissen nader tot elkaar komen. Dit thema keert in al Forsters boeken terug. In The Longest Journey redt Stephen Wonham, kind van de natuur, zijn halfbroer Rickie Elliot van de ondergang in diens zielloze bestaan als leraar op een kostschool in, opnieuw, Sawston. In Maurice (1971) komt de jonge, burgerlijke zakenman Maurice Hall tot zelfkennis en zelfacceptatie door zijn ontmoeting met de ongecompliceerde tuinman Alec Scudder.
Forster probeerde dit persoonlijke thema grotere dimensies te geven in Howards End (1910), lang beschouwd als een meesterwerk. Door zijn personages, met de zusters Margaret en Helen Schlegel als middelpunt, trachtte hij een beeld te scheppen van de complexe situatie waarin de Engelse, Edwardiaanse maatschappij zich bevond: klasseverschillen, toenemende industrialisering, de rol van het geld en de spanning tussen het persoonlijke en publieke leven zijn belangrijke thema's in het boek, dat als motto ‘Only connect...’ draagt. Met zijn vernietigende beschrijving van de eerste auto's profeteerde Forster het latere ‘Auden Country’. Howards End was bij verschijning ogenblikkelijk een gigantisch succes en werd algemeen beschouwd als een van de grote romans van zijn tijd.
Terwijl Forsters reputatie als schrijver groeide en groeide, kreeg hij in toenemende mate last van schrijfangst. Een nieuwe roman, die Arctic Summer moest heten, kwam niet van de grond. Het jaar daarop, 1912, besloot Forstereen lange reis door India te maken. De negen maanden die hij daar doorbracht hadden een blijvende invloed op zijn verdere leven en bezorgden hem vrienden zoals de Maharadja van Dewas en de exentrieke Maharadja van Chhatarpur, het model voor de Maharadja van Chhokrapur in J.R. Ackerley's vermakelijke reisdagboek Hindoo Holiday. Terug in Engeland merkte hij tot zijn ergernis dat de geestelijke verruiming die zijn bezoek aan India teweeggebracht had, niet kon worden omgezet in literaire creativiteit.
Het gevoel dat hij als romanschrijver ten dode opgeschreven was, verdween echter plotseling na een bezoek aan Edward Carpenter en zijn vriend George Merrill. Carpenter is een van de interessantste en kleurrijkste figuren uit de laat-victoriaanse tijd. Hij begon zijn loopbaan als predikant, maar toen hij tegen de dertig liep verloor hij zijn geloof en ontwikkelde hij, in navolging van de Amerikaanse dichter Walt Whitman, idealistische theorieën over een ‘natuurlijk’ leven, dat hij in praktijk probeerde te brengen door het verkopen van zelfgekweekte groenten en lederen sandalen. Aan moed ontbrak het hem niet. In 1895, tijdens het Oscar Wildeschandaal, publiceerde hij zijn pamflet ‘Homogenic Love’, waarin hij het opnam voor de zogenaamde ‘Uranians’, de homoseksuelen, een zaak die hij later uitvoeriger zou bepleiten in The Intermediate Sex (1908). Samen met Merrill, zijn jongere vriend die afkomstig was uit de sloppen van Sheffield, leidde hij een strijdbaar en idyllisch leven met het landschap van Derbyshire als decor, een lichtend voorbeeld voor zijn lotgenoten. In zijn nawoord bij Maurice beschrijft Forster de ontstaansgeschiedenis van het boek. Bij het afscheid van Carpenter en Merrill raakte de laatste een ogenblik Forsters rug aan, even boven zijn billen (‘I believe he touched most people's’). De gewaarwording veroorzaakte een fontein van creativiteit in Forsten:
Ik ging vervolgens terug naar Harrogate, waar mijn moeder een kuur onderging, en begon ogenblikkelijk met het schrijven van Maurice. Geen van mijn andere boeken heeft zo zijn oorsprong gevonden. Het globale schema, de drie karakters, de gelukkige afloop voor twee van hen, het stroomde allemaal mijn pen uit. En alles verliep zonder moeilijkheden. In 1914 was het af.
Forster wist dat het boek niet gepubliceerd kon worden. Enige tijd later begon hij het aarzelend onder intimi te laten circuleren, weer later onder bevriende collega's zoals Christopher Isherwood. Tijdens de laatste jaren van zijn leven was het een publiek geheim dat Forster een homoseksuele roman geschreven had. In 1971, toen het boek postuum verscheen, schreef de criticus Cyril Connolly nogal kribbig in zijn recensie: ‘Eindelijk dan E.M. Forsters “ongepubliceerbare homoseksuele roman”, waar we nu al zo'n veertig jaar over horen’.
Het grootste gedeelte van de Eerste Wereldoorlog bracht Forster in Alexandrië door, als vrijwilliger in dienst van het Rode Kruis. De belangrijkste literaire vriendschap die hij daar sloot was die met de Griekse dichter Konstantin Kavafis, wiens werk hij later in Engeland zou introduceren. Forster was een man die zich altijd volledig voor zijn vrienden inzette en Kavafis' bekendheid en invloed op dichters zoals Eliot en Auden is voor een groot deel aan zijn inspanningen te danken.
In 1924, nadat hij een paar jaar eerder opnieuw India bezocht had in de hoedanigheid van secretaris van zijn vriend de Maharadja van Dewas, verscheen Forsters laatste roman, A Passage to India, dat als zijn meesterwerk beschouwd wordt.
Het boek heeft opnieuw het streven naar vriendschap van twee mannen met verschillende culturele achtergronden tot thema, maar het gegeven krijgt hier een universele bekentenis. De zich moeizaam ontwikkelende vriendschap tussen Aziz en Fielding verbeeldt niet alleen de schijnbaar onmogelijke vereniging van twee culturen, India en Engeland, maar tevens het streven naar een kosmische, universele eenheid:
‘...ja, we zullen iedere vervloekte Engelsman de zee indrijven, en dan’ - hij reed woest op hem af - ‘en dan,’ besloot hij, terwijl hij hem half omhelsde, ‘zullen jij en ik vrienden zijn.’ ‘Waarom kunnen we nu geen vrienden zijn?’ zei de ander, terwijl hij zich liefdevol aan hem vastklampte. ‘Het is wat ik wil. Het is wat jij wilt.’
Maar de paarden wilden het niet - ze liepen uiteen; de aarde wilde het niet en stuurde rotsen naar boven waar de ruiters achter elkaar tussendoor moesten gaan; de tempels, het stuwmeer, de gevangenis, het paleis, de vogels, het kadaver, het gastenverblijf, dat in zicht kwam toen ze uit de kloof kwamen en Mau beneden zich zagen: zij wilden het niet en met honderd stemmen zeiden ze: ‘Nee, nog niet,’ en de hemel zei: ‘Nee, niet daar.’
Terwijl A Passage to India bejubeld werd als het meesterwerk dat Howards End overtrof, wist Forster dat aan zijn loopbaan als romanschrijver een einde gekomen was. Verscheidene critici hebben zich gewaagd aan speculaties betreffende dit literair-psychologische raadsel. Een van de oorzaken lijkt te zijn dat Forster in zijn tijd en situatie onmogelijk kon schrijven over datgene waarover hij wilde schrijven: de liefde van twee mannen voor elkaar. Maar ook een feit is, dat Forster aan een panische angst voor succes leed en P.N. Furbank, zijn officiële biograaf, rekent hem tot de mensen die volgens Freud ten onder gaan aan hun eigen succes. Hoe groter zijn faam als schrijver, hoe vaster hij overtuigd was van zijn creatieve steriliteit. Toen Forster in 1927 een bundel lezingen die hij in Cambridge gehouden had liet verschijnen onder de titel Aspects of the Novel en het boek een spectaculair succes bleek, schreef hij in een