Meer persoonlijke kontakten heb ik niet gehad, wel meer lezers, dat klopt. Maar dat komt omdat lezers in de DDR in de literatuur iets buiten-literairs zoeken. Wat ze zoeken is het kritische woord tussen de regels, dat ze elders niet tegenkomen, omdat daar in alle andere publikaties en media een door ideologie kromgegroeide taal gebezigd wordt, die volkomen nietszeggend is geworden. Zulke teksten vormen een soort plichtmatig huiswerk. Dat andere: de kritische blik, de kritische opinie, die heel andere houding tegenover de wereld, die vind je er alleen nog in de literatuur terug en daarom wordt, niet alleen in de DDR, maar ook in de andere socialistische landen, de letterkunde zo hoog aangeslagen. Niet omdat zij in esthetisch opzicht zoveel beter zou zijn, of dermate subtiel. Nee, alleen omdat onze lezers daar in boeken iets zoeken wat zij nergens anders vinden.
Gaaf lezen soms op die manier ook het vrij reizen vervangen? Ja. En net zoals het reizen zelf wordt het tevens tot vlucht uit de werkelijkheid. Je stapt het leven van een ander binnen. Op die manier ontsnap je voor een uur of twee of zelfs een hele avond aan de onverdraaglijkheid van je bestaan.
U hebt zelf toch ook heel wat afgereisd. Geldt voor u dan hetzelfde?
Ja. Eigenlijk wel. Ook ik heb steeds geprobeerd om een vreemd bestaan in te stappen. Voor mij bleef het reizen gekoppeld aan het verlangen om van leven te verwisselen. Uiteraard wilde ik ook graag dingen zien zoals bepaalde steden, kunstwerken, musea, - dat was op zich belangwekkend genoeg. Maar het voornaamste was toch die poging om een imaginair nieuw leven te kunnen leiden op andere plekken, in verre landen. En ik geloof dat iedereen min of meer om die reden op reis gaat.
Reizen - en ook het lezen - kunnen daarnaast toch ook voor meer persoonlijke verrijking zorgen... Al reizend ontdek je nieuwe eigenschappen in jezelf...
Misschien... Op dat punt ben ik heel voorzichtig... Het is niette ontkennen dat er boeken zijn waar je als lezer heel anders uitkomt dan je er ingedoken bent. Dat staat wel vast. Zo vind ik zelf dat ik nogal veranderd ben door het lezen van Prousts A la recherche du temps perdu. Op het moment dat je zo'n boek weglegt ben je niet meer helemaal de oude. Of je écht verandert is de vraag, misschien kun je beter stellen dat je je meer open gaat stellen voor bepaalde dingen, dat je vooroordelen kwijtraakt en misschien ook een verhoogde sensibiliteit krijgt. En als we het er al over hebben waartoe literatuur bij mensen überhaupt in staat is dan is het zo dat zij zeker geen recepten kan geven of tot aktiviteiten kan aanzetten, zoals ze evenmin aanwijzingen bevat in de trant van: ‘Doe nou eens zus of denk en voel nou eens zo’, nee, naar ik ervaren heb kan literatuur weinig anders uitrichten dan dat de lezer wat meer aandacht krijgt voor zijn eigen ik, dat hij zich voortaan wat scherper observeert en meer zelfkennis verwerft. Dat is alles. En zelfs dat is al ontzettend veel!
Maar het kontakt met je onbewuste en het verwerven van meer zelfkennis is toch ook een vorm van revolutie?...
Nou, nee. Geen revolutie. Het probleem is namelijk dat een mens opperbest verder kan leven met zijn pas ontdekte negatieve kanten. Daar gaat een pas verschenen boek nu net overmisschien hebt u het al gelezen! -, van Sloterdijk: Kritik der zynischen Vernunft, en ofschoon ik het op sommige punten met de auteur niet eens ben vind ik dat hij een aantal zeer belangrijke vragen opwerpt. In dit boek stelt hij onder meer vast dat wij allemaal eigenlijk in zekere mate cynici zijn die, waar het kritiek op het negatieve in ons betreft, best tegen een stootje kunnen. We zijn heel slim in het accepteren van onze eigen zwakheden. We kunnen ons er met cynisch gemak bij neerleggen, er mee spelen, er mee leven...
U hebt veel geschreven, vooral poëzie. Zelfs uw prozateksten lijken vaak op gedichten. Ze zijn nogal lyrisch, vol metaforen, haast altijd subjektief. Wat bent u voor uw eigen gevoel in de eerste plaats: lyricus of epicus?
Ik voel me in de eerste plaats dichter. Poëzie vormt het middelpunt van al mijn werkzaamheden. Al het andere schaart zich om dit centrum. En vooral mijn korte prozastukjes komen min of meer direkt uit mijn gedichten voort. Vandaar hun onmiskenbaar lyrische of poëtische trekken. En zelfs de rest van mijn proza komt nogal marginaal tot stand. Dat betekent nog niet dat ik daar minder belang aan hecht. Het schrijven van proza is altijd nog een goede manier om kennis te vergaren, om dieper in jezelf en de omringende wereld door te dringen. Ik schrijf dan ook erg graag over reizen of over vreemde landen, maar voor hetzelfde geld ook over boeken. Uiteindelijk word ik daar zelf alleen maar rijker van. Toch blijft poëzie voor mij het wezenlijkste en belangrijkste.
Wat is het verschil tussen het schrijven van proza en poëzie? Bij het schrijven van poëzie ondergaat de psyche van de maker een verandering van 99,99%, of het is in elk geval de bedoeling dat dat gebeurt. Poëzie is, met andere woorden, de meest direkte vorm van zelfexpressie, van zelfbespiegeling ook, aangezien op zo'n moment het bewustzijn uiterst lucide en tegelijkertijd volkomen van de normale dagelijkse prikkels afgeschermd funktioneert. Het redigeren van proza vereist daarentegen juist een zeer rationele instelling en een sterke doelgerichtheid - iets waar poëzie nooit om vraagt.
Het is een totaalervaring. Je bevindt je in een volstrekt andere bewustzijnstoestand dan wanneer je proza maakt. Dat geldt zelfs voor proza dat je enkel voor eigen gebruik schrijft. Hoe je de zaak ook wendt of keert, bij proza komt altijd een zekere doelgerichtheid te pas. Je bent bezig om ideeën en gedachten logisch in taal te verwerken, terwijl je je bij het schrijven van gedichten eerder moet kunnen overgeven, verborgen inhouden naar boven moet kunnen brengen, die weliswaar ook aan de kontrole van de ratio onderworpen zijn, maar aan een heel wat minder strenge en scherpe kontrole dan bij proza.
Omdat ik beide genres beoefen ken ik dat onderscheid gevoelsmatig heel goed. Toch is het geen trance waarin je al dichtend terechtkomt, geen toestand van geestelijke afwezigheid, maar van totale ontspanning waarbij het normale denken wordt uitgeschakeld en alles in elkaar grijpt: begrippen, beelden, ideeën en emoties, zoals dat zich bij het maken van proza nimmer voordoet, dat is iets volstrekt anders.
Een vorm van simultaanervaring, misschien? Nee, ook dat woord simultaanervaring betekent verenging. Want er is nog iets heel belangrijks, namelijk het taalaspekt. Beide genres worden vanuit verschillende linguistische verwachtingen geschapen.
In het gedicht namelijk heeft het woord een heel andere plaats en betekenis, een ander gewicht. Bij poëzie gaat het immers niet langer om het woord zelf, maar veel meer om de semantische onderstromen er achter en er om heen. Wat in prozateksten niet het geval is.
Zijn er nog veranderingen in uw stijl opgetreden, na uw verhuizing?
Nee, nauwelijks, geloof ik. Zoals u weet ben ik niet meer één van de jongsten; met die opmerking vis ik niet naar komplimenten, ik wil daarmee alleen zeggen dat je als schrijver vanaf een bepaalde leeftijd min of meer je eigen stijl gevonden hebt die niet veel meer kan wijzigen. Het spreekt vanzelf dat ik veel nieuwe indrukken heb ondergaan en nieuwe ervaringen heb gehad, maar tevens kreeg ik de kans om me nog beter in problemen te verdiepen die al in de DDR mijn aandacht hadden, problemen van meer algemene aard, zoals de vernietiging van de wereld, de weg naar de ondergang, de katastrofe, de verandering van de mensen in machines en robotten, etc. Wat eerst mijn hoofdthema was is dat ook gebleven. Dat terrein heb ik alleen nog meer kunnen uitbreiden, omdat ik hier tot veel meer informatie toegang heb gekregen dan ik in de DDR gehad had.
Hoe is uw publiek in West-Duitsland eigenlijk?
Het lijkt veel op mijn voormalige publiek in de DDR. Het bestaat voor een groot deel uit jonge mensen, iets wat me verwondert en verheugt. En het blijkt dat dejeugd in beide landen evenzeer bezorgd is om de toekomst: ze kijkt daar even sceptisch en angstig tegenaan, omdat het er naar uitziet dat die hele toekomst eenvoudig zal uitblijven! Jonge mensen zijn
vervolg op pag. 50