naar het strand zou gaan. Alleen zou hij wandelen tussen de vloedlijn en de duinen. Onwillig zou zij achtergebleven zijn in een duinpan, dulden dat hij langs de zee liep.
‘Waarom ben je zo lang weggebleven?’ zou zij vragen. En hij zou antwoorden dat hij in de Slufter naar de vogels had gekeken, de wind zou zijn adem voordurend ontdoen van geuren.
Dr. Liebergen had hem aangemoedigd de drang naar vrijheid niet af te sluiten. Het gezicht van Yvonne had hij niet meer getekend, wèl de golven van de zee en daarboven een kleine, okergele zon. Een ochtend vormden de groepsleden een hechte kring om David, met alle kracht die in zijn lichaam school, vocht hij voor zijn bevrijding. Hij was er trots op dat hij tussen de twee sterksten heengebroken was.
Theo nodigde hem uit om te biljarten. De bewoners lazen de zaterdagkranten. Onder de koperen lampekappen hing sigarettenrook. Buiten zag David de bomen, hij dacht aan de oppervlakte waartoe de wereld hier verengd was, de oppervlakte die hij deze ochtend had willen bepalen alsof hij daarmee greep had willen krijgen op die tot een verbanningsoord gereduceerde wereld. Ook dacht hij aan de klas, zijn plaats naast de lessenaar bij het raam, de kraaien in het park, soms meeuwen. Binnen kinderen, gebogen over een boek, wachtend op het tijdstip dat de les eindigde. - Hij wist niet of hij daarheen wilde terugkeren.
Uit de eetzaal klonk het geluid van porselein, Theo plaatste de biljartstok tegen de muur.
David passeerde de portiersloge en duwde de deur die aanstond, open, voelde de warmte van de oktoberzon. Ook hier was een vijver, maar kleiner, hij lag dichter bij het gebouw dan bij de Schijndelseweg. Op de bank bij het water hoorde hij het doordringende, storende geluid van eenden. Een bewoner maakte zijn visgerei in orde. In de conversatiezaal wachtte men nu op het bezoek dat zich er onwennig zou ophouden, het zou twijfelen aan het bestaansrecht van verslavingsklinieken. David zag over de oprijlaan een auto rijden, hij kwam tot stilstand naast zijn Peugeot waarvan de roestplekken groter waren geworden, de kleur ervan donkerder.
Deze zondag voltrok zich zonder dat hij er deel aan had zoals de zondagen dat hij, lang geleden, met zijn ouders over de dijk naar Heugem liep, een dorp op een steenworp afstand van Maastricht. Hij herinnerde zich de nieuwbouwwijk aan de rand van de stad die rond het vooroorlogse huis waar hij woonde, verrees. Er ontstond een nieuwe parochie, maar zijn ouders bleven de mis bijwonen in Heugem waar oom Mathias koster was. Achter de dijk lag een boomgaard die 's winters onder water stond en waar geschaatst werd, 's zomers droegen de bomen peren die de eigenaar nooit plukte. Elke zondag, op weg naar de kerk, schaatsten of voetbalden kinderen achter de dijk, maar hij durfde zich niet te verzetten tegen de komst van de uren waarin hij de avond afwachten moest. Na de mis troffen ze oom Mathias aan onder de console met een Mariabeeldje waarvoor in een rood glaasje een vlammetje flakkerde, uit de radio klonk de stem van Bing Crosby.
Het portaal van de Heugemse kerk verscheen steeds in dromen. Hij wachtte er op het openen van de deur. Binnen deed het veelkleurig glas-in-lood het daglicht getemperd binnenvallen. Hier schemerde het eeuwig. Bij de biechtstoelen rook hij de geur van angst en pijn.
De parkeerplaats bood geen ruimte meer, door de boogvormige poort ging het bezoek binnen. Koerheuvel drukte hem de hand.
‘Zo'n lange reis ondernomen en dan nog wel op zondag,’ zei David. Even voelde hij zich schuldig.
‘Je ogen zijn helder,’ zei Koerheuvel, ‘man, wat heb jij er uit gezien.’ Hij informeerde naar de wijze waarop de therapie in haar werk ging.
‘In de groep moet je eerlijk zijn, zelfs een halve waarheid is een leugen.’
David dacht aan het bordeel dat hij in Den Helder bezocht had, de lucht boven de stad waarin hij de sterrenbeelden probeerde te benoemen, het verlangen in die eindeloze verte met Yvonne verenigd te worden. Een negerin leidde hem naar een schemerige ruimte, zij maakte hem angstig. ‘Tu n'as pas faire l'amour avec les noires?’ vroeg zij. Hij voelde de hitte van Mozambique op haar huid. ‘Ben jij al over de brug gekomen?’ vroeg Koerheuvel. David glimlachte en keek naar zijn handen die een plaats zochten op de houten bank.
‘Op school gaat alles zijn gewone gang, je lessen worden uitstekend gegeven, heb ik de indruk.’ De zekerheid waarmee deze oudere collega sprak, de strakke regelmaat die hij zichzelf oplegde, David benijdde hem erom. Op vrijdagavond bereidde hij de lessen voor de volgende week voor, handelde hij zijn correctie af. Elk uur van de dag ervoer hij de zekerheid van wat volgde.
Ze wandelden rond het gebouw waarin zich niemand leek op te houden. David zou het onaangenaam vinden als Koerheuvel straks zou wegrijden. ‘Dat eerste weekend,’ zei hij, ‘blijf dan niet alleen, mijn vrouw en ik rekenen op je.’ In de vijver achter de kliniek werd druk gevist, bezoekers slenterden langs het water, minder onwennig dan binnen gedroegen zij zich. Koerheuvel zoog zijn longen vol met boslucht.
‘De herfst,’ zei hij. De zondagmiddag gleed langs hen heen. Koerheuvel belde voor een taxi om zich naar het station te laten vervoeren. Sinds hij zijn vader bij een auto-ongeluk verloren had durfde hij niet meer alleen in een auto te rijden. Tussen de bomen was het al avond, in de conversatiezaal waren de lampen ontstoken.
De leegte verdween, de leegte van zondagmiddag. Jacob was naar het graf van zijn moeder geweest, had bijna naar de fles gegrepen, maar nu kon hem niets meer gebeuren. Toen Harrie zijn intrede deed waren de vier mannen verenigd, vijf jaar was hij verslaafd geweest aan heroïne, geld verschafte hij zich door brutale inbraken zoals met een auto de etalages van een juwelier binnenrijden.
De zondagochtend in het huis van Koerheuvel hoorde hij pianomuziek die van zolder leek te komen.
‘Laura bereidt een concert voor,’ zei mevrouw Koerheuvel. ‘Ze speelt wel zes uur per dag.’ Om elf uur was er koffie. De klanken boven hem stierven weg. Hij zag Laura, gaf haar een hand, zij zocht de blik van haar moeder.
‘U speelde Chopin,’ zei David, ‘ik herken hem uit duizenden.’ Laura glimlachte en bracht haar hoofd naar achteren alsof zij los wilde raken van de houding die zij aan de piano had ingenomen. David dacht aan een warme zomermiddag aan zee, de ondergaande zon, de kleuren aan de horizon.
In zijn studeerkamer begon Koerheuvel over zijn plan de geschiedenis van de Arbeiders Jeugd Centrale te beschrijven.
‘Ik heb met mijn vrouw nog op de Paasheuvel gedanst,’ zei hij. In zijn jeugd had hij Slauerhoff gelezen. Dichterbij dan deze ochtend waren de pianoklanken, maar nu kon David de componist niet thuisbrengen.
Koerheuvel nam in de gang afscheid en drukte hem op het hart voorzichtig te rijden.
‘Ik verwacht je op het concert van onze dochter,’ zei hij, ‘ik schrijf je nog.’ Het regende, de gele straatverlichting weerspiegelde zonderling in het wegdek. De bomen demonstreerden de overgang van herfst naar winter.
Een ijzige kou, december. De winter had definitief zijn intrede gedaan. Nauwelijks kon vanwege de immens hoge vertrekken de kliniek verwarmd worden. Nog vóór Kerstmis overhandigde Dr. Liebergen aan David de ontslagbrief.
Het duurde zeker twee kilometer voor het torentje van het gebouw voorgoed achter hem wegzakte. Het was nu kerstvakantie, in januari zou hij zijn werkzaamheden hervatten.
De zaterdagmiddag vóór Kerstmis dwaalde hij door de stad. Hij keek er naar de talloze torens die hij als minder beklemmend ervoer dan voorheen. In De Tribune trof hij collega's aan in een staat van opgetogenheid zoals die leraren in vakanties beheersen, wetend dat er nog veel vrije dagen volgen. Bij de schouwburg zag hij de aankondiging van het concert, in de benedenzaal waren Koerheuvel en zijn vrouw. David zei dat hij zich goed voelde, dat hij naar school zou gaan, zou denken dat de leerlingen vermoedden dat hij gewoon ziek was geweest.
Na de lessen zou hij in het huis waar hij met Yvonne vier jaar geleefd had, een aanvaardbare leegte vinden, de achtertuin zou hem bewust maken van de schoonheid van de winter. - In de kliniek had hij nog een brief van Koerheuvel ontvangen waarin deze hem eraan herinnerde dat Laura de zaterdag vóór Kerstmis zou optreden, dat zij daarna naar Italië ging, naar Siena waar zij afgelopen zomer op het Piazza del Campo de paardenrennen had bijgewoond, een cursus had gevolgd aan