Bzzlletin. Jaargang 12
(1983-1984)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Paul Chilton
| |
[pagina 56]
| |
Engels ook. Het lijkt of ze opperen dat Orwells Newspeak gezien moet worden als een variant van Engels, verkregen door toepassing van een speciale stilistische reeks syntactische operaties. Dit idee kan een zeker licht werpen op de manier waarop Orwell zelf de aantekeningen en instructies in Newspeak heeft geschreven, maar het doet af aan het taalkundige hoofdthema van het boek, namelijk de aard van de relatie tussen Oldspeak en Newspeak. Het blijkt duidelijk uit de tekst van het boek dat Oldspeak en Newspeak als twee aparte talen beschouwd moeten worden: ‘Je beseft niet echt wat Newspeak inhoudt, Winston’, zei Syme ‘Zelfs als je schrijft denk je nog in Oldspeak (...) die stukjes van je in de Times, (...) niet slecht, maar het blijven vertalingen.’ Winston vertaalt dus tussen twee verschillende talen en zet niet alleen een variatie om in een andere. Vervolgens zetten Fowler en Hodge volgens hun transformationele regels Oldspeak om in een verkorte versie van Newspeak, maar niet omgekeerd. Het probleem van Winston (en ook van de lezer) is echter het decoderen of vertalen van Newspeak naar Oldspeak. Dit kan hij onmogelijk doen als hij alleen over de geboden ‘transformaties’ beschikt, omdat sommige onder hen hele verzamelingen taalkundige onderdelen doen verdwijnen. Als bv. alle voorzetsels zijn verdwenen kan Winston op geen enkele manier met behulp van een regel weten of het weggelaten voorzetsel op een bepaalde plaats in de zin van, in of voor moet zijn. Orwells vertaling van de nota kon evenmin op een dergelijke manier tot stand komen. Wederkerige transformaties zouden de plank natuurlijk misslaan omdat ze Newspeak nota's te makkelijk zouden maken. De enkelvoudige transformaties schieten echter tekort, omdat in de situatie die Orwell beschrijft Oldspeak zinnen niet zonder meer worden omgezet in Newspeak zinnen, maar alle nota's (en hetzelfde geldt voor alle Newspeak uitspraken) van meet af aan in deze vorm worden geuit. En inderdaad heeft Orwells weergave van de nota in Oldspeak alle kenmerken van een vertaling: verschillende varianten zijn mogelijk, zelfs in de gegeven context. Voor zover het ontcijferen van de memo's een probleem is, ligt de oplossing ervan voor Winston, Orwell en de lezer in hun kennis van Engelse woordvorming, grammaticale klassen en vooral bijkomende kennis van de context. Fowlers en Hodge's interpretatie van het transformationele model komt uiteindelijk neer op een beschrijving van de manier waarop reeds bestaande teksten ‘gecorrigeerd’ worden door censuur of redactie. Als beschrijving van de nieuwsproductie in het gemiddelde persagentschap is hun visie heel plausibel en zeker juist in het licht van bepaalde aspecten van Orwells satire, vooral omdat Orwell zelf dergelijke praktijken aan de levende lijve heeft ondervonden. Toch hebben we hier nog geen afdoende taalwetenschappelijke verklaring voor de boude bewering van de Newspeak grammatici dat Newspeak sprekers niet in staat zouden zijn om bepaalde soorten zinnen en gedachten te vormen. Het is inderdaad niet duidelijk hoe Fowler en Hodge hun visie op transformaties in overeenstemming kunnen brengen met de mentale processen van de Newspeak spreker als zijnde onafhankelijk van de onderlinge uitwisseling van zinnen. Volgens hun schema wordt er eerst een Oldspeak zin gegenereerd die vervolgens in Newspeak wordt omgezet. Hoe kan in dit geval Newspeak er iemand van weerhouden om de benodigde eerste zin te produceren? (Newspeak grammatici beweren echter dat als Newspeak eenmaal volledig ingevoerd is, Oldspeak onmogelijk wordt.) Zelfs als we alleen het idee van transformationele weglatingen hanteren, blijft nog de vraag hoe transformaties gedachten uit de geest van een Newspeak spreker kunnen schrappen. Het cruciale punt is dat elke poging om Orwells taalkundige theorieën af te stemmen op het transformationele model de radikale aspecten van Orwells politico-linguistieke visie mist, omdat de postulaten waarop de transformationele linguistiek berust volstrekt onverenigbaar zijn met Orwells theorie. Over het algemeen veronderstelt men dat transformationele regels de kennis of competentie van de ideale spreker-toehoorder weergeven, terwijl persoonlijke prestatie (performance) wordt beschouwd als een acceptabele variatie aan de randen van het systeem. In de theorie van Fowler en Hodge is het inderdaad mogelijk om transformaties te zien als een relatie (een eenzijdig proces) tussen twee varianten van hetzelfde systeem. Ze veronderstellen een soortgelijk idee in hun gebruik van Bernsteins onderscheid tussen twee verschillende taalcodes, die eens te meer beschouwd worden als varianten van een zelfde basissysteem van regels. Een dergelijke visie op taal komt overeen met Saussure's mythe van de ideaal homogene taalgemeenschap die door ‘afspraak’ tot een voor alle individuele gebruikers verplichte langue is gekomen. Volgens deze opvatting is het taalsysteem gesloten, kunnen enkelingen het geheel niet beïnvloeden, worden hun taalaktiviteiten verbannen naar het domein van de parole. Bovendien is de enkeling niet in staat om het geheel van de regels die de langue van de gemeenschap uitmaken, bewust te begrijpen. Het vergt niet veel verbeelding om dit in politieke termen om te zetten en gevaarlijk dicht in de buurt van de wereld van 1984 te komen.Ga naar eind3. Orwells standpunt is natuurlijk satirisch en kritisch. Wat zijn politico-linguistische visie ongezegd doet is overdrijven, duidelijk maken en verwerpen van bepaalde kenmerken van Saussuriaanse opvattingen over taal en andere tegenspreken. In Orwells theorie komt taal niet door afspraak of contract tot stand: taal wordt opgelegd door degenen die het in hun macht hebben anderen iets op te leggen. De enige homogene spraakgemeenschap die bestaat is het resultaat van politieke en fysieke dwang en deze is slechts in de verbeelding van de Newspeak taaipromotors stabiel. Wat het boek in wezen beschrijft zijn taaiconflicten en taalkundig machtsmisbruik. De taalverschillen worden bovendien niet gegeven als dialectale varianten (of codes, register...), maar als verschillende talen. De sociolinguistische situatie ziet er als volgt uit: een streng gecodifieerde taal die het domein is van een elite, en een gesproken volkstaal (Oldspeak), gebezigd in de lagere sferen. Eigenlijk gaat het om een soort tweetaligheid die herinnert aan de relatie tussen Klassiek, Officieel Latijn en het Volkslatijn dat in het latere Romeinse Rijk werd gesproken. Op een meer pertinente manier worden we aan de taalsituatie herinnerd die kenmerkend was voor delen van het Britse Rijk die Orwell goed bekend waren.
De schrijver aan het werk.
Aangezien Odspeak en Newspeak als twee aparte talen moeten worden beschouwd, is het niet meer dan vanzelfsprekend dat we ons afvragen welk verband er bestaat tussen de taal die we spreken en onze gedachten. Men heeft Orwell vaak een grove vorm van Whorfs hypothesis in de schoenen geschoven. In een radikale versie van Whorfs hypothesis beweert men dat de structuur van de taal de manier van denken bepaalt, in plaats van er slechts een uitdrukking van te zijn. Het gevolg is dat taal er voor zorgt dat mensen bepaalde opvattingen en gedragspatronen hebben ten opzichte van hun omgeving en tegelijkertijd alternatieven uitsluit. Het is echter helemaal niet zeker dat Orwell inderdaad een dergelijke radikale | |
[pagina 57]
| |
versie van deze hypothesis voorstaat als we er rekening mee houden dat de Appendix satirisch bedoeld is. Het is zelfs niet zeker dat hij de mening dat taal de gedachten bepaalt toeschrijft aan de taaiplanners van Ingsoc. Men vertelt ons: Het doel van Newspeak was alleen om een uitdrukkingsmiddel te verschaffen voor de wereldvisie en mentale gewoontes van de volgelingen van Ingsoc, maar ook om alle andere manieren van denken onmogelijk te maken. De bedoeling was dat, als Newspeak eens en voor al was ingevoerd, elke ketterse gedachte letterlijk onmogelijk werd, ten minste voor zover gedachten afhankelijk zijn van woorden, (mijn cursivering) Orwell geeft hier niet zijn eigen mening weer, maar die van Newspeak sprekers. De laatste zin doet ons vermoeden dat het wel mogelijk is om te denken zonder woorden: er wordt in ieder geval ontkend dat gedachten noodzakelijk gebruik maken van woorden om ideeën te vormen (of dat denken een vorm van stil praten is). Verder verwijst Orwell in de Appendix naar de mogelijkheid om er alternatieve gedachten in een ‘woordloze vorm’ op na te houden, hoewel die alleen genoemd kunnen worden door Newspeak woorden die ze veroordelen. De Appendix schrijft twee functies toe aan Newspeak. In de eerste plaats dient Newspeak als een voertaal om reeds voorgevormde ideeën door te geven. Dit is de traditionele theorie die ons leert dat woorden ideeën vervangen en doorgeven van de ene geest naar de andere. In de tweede plaats moet Newspeak de grenzen van mogelijke gedachten bepalen. De bespreking van de woordenschat in de Appendix dient ter illustratie van de manier waarop dit proces volbracht kan worden. Als Orwells standpunt dat van een radikale ‘Whorfist’ was geweest, dan zou hij er vanuit zijn gegaan dat de taalstructuur alleen al voldoende zou zijn om de gedachten van Newspeak sprekers te bepalen. Zijn imaginaire taalspecialisten schijnen in ieder geval deze mening te zijn toegedaan. De gedetailleerde bespreking van de woordenschat is een manier om ze te parodiëren - een beetje zoals Swift doet in Gulliver's Reizen, waar sommige details vandaan komen. Dit is niet het enige standpunt dat in het boek naar voren wordt gebracht. Er zijn verschillende aanwijzingen die doen vermoeden dat de grenzen van mogelijke gedachten niet alleen taalkundig zijn, maar ook afhangen van de uitwerking van andere psychologische, sociale en fysieke beperkingen. Er wordt uitgelegd dat niemand in Newspeak kan zeggen ‘all mans are equal’. Dat zit hem niet in het vreemde meervoud van man, maar in het gebruik van het naamwoordelijk gezegdez zijn gelijk met betrekking tot het onderwerp mensen. De vraag is dan ook of deze zin gewoon ongrammaticaal is, of om andere redenen onmogelijk blijkt. Het zelfde probleem doet zich voor met de uitspraak ‘Big Brother is ungood’. Is dit een ongrammaticale zin, in die zin dat er een soort selectieve grammaticale regel bestaat die iemand belet om het naamwoord ‘ungood’ te gebruiken in verband met een reeks woorden als ‘Big Brother’, ‘Ingsoc’, ‘Airstrip One’ en hem dwingt dit woord toe te kennen aan ‘Goldsteinism’, ‘crimethink’ en ‘Eurasia’? Het schijnt dat zelfs de meest dictatoriale onder de Newspeak grammatici niet bereid zijn om zover te gaan. De hoger genoemde zin houdt volgens de Appendix geen grammaticale fout in. Dit komt overeen met de verwijzing naar het feit dat, wat Syme ook had gehoopt, de regels van de Engelse grammatica niet beletten dat iemand de zin ‘this animal is a vegetable’ vormt. Evenmin wordt ‘Big Brother is ungood’ van de hand gedaan als een contradictie voortkomend uit de semantische kenmerken van de betrokken woorden. Als deze zin niet voorkomt in de Ingsoc maatschappij dan is het niet vanwege de structuur van het syntactische of semantische Newspeak systeem, maar vanwege de structuur van de Ingsoc maatschappij als geheel. Deze voorstelling van zaken verduistert enigszins Orwells algemene standpunt, waarbij taal niet zozeer gezien wordt als een gesloten systeem in verhouding tot een ander, maar geweigerd wordt om taalkundige en socio-politieke domeinen überhaupt te scheiden. Er zijn verschillende verwijzingen naar hoe taal, of liever taalgebruik, beperkt wordt in de roman. De reden waarom ‘Big Brother is ungood’ een onmogelijke uitspraak is wordt ons medegedeeld: ‘deze bewering... hield voor een orthodox oor niet meer dan een vanzelfsprekende absurditeit in’. Met andere woorden, de zin drukt een waardeoordeel uit dat tegenstrijdig is met het dominerende waardesysteem, en een waardesysteem is niet noodzakelijk een taalkundige aangelegenheid. Het zou in 1945 eveneens ‘onmogelijk’ zijn geweest om te zeggen ‘Winston Churchill is een slecht mens’, maar dat lag niet aan Engelse grammatica; in 1984 is het voor veel Amerikanen ‘onmogelijk’ om te zeggen ‘De Russen zijn goed’, evenmin om grammaticale redenen. Het belangrijkste probleem voor iemand die volhoudt dat de struktuur van een taal een dwangbuis is die de mogelijke ideeën afbakent en beknot is het volgende: hij of zij moet bewijzen hoe een taalsysteem op zich in staat kan zijn de gebruikers ervan te beletten het systeem uit te breiden, om het even welke opvattingen te opperen met behulp van taktieken als metafoor, analogie, herdefiniëring en het maken van gewone logische gevolgtrekkingen. Kortom, hoe kan men voorkomen dat mensen hun taal creatief gebruiken? In Orwells theorie wordt er geenszins gesuggereerd dat dit zonder psychologische, sociale en fysieke dwangmiddelen kan gebeuren. Er is zelfs een woord voor het aan banden leggen van creatief taalgebruik: ‘crimestop’. In Goldsteins tract wordt Crimestop als volgt beschreven: Veronderstellingen die eventueel tot een sceptische of opstandige houding zouden kunnen leiden worden (bij de leden van de partij) door een innerlijke discipline in de kiem gesmoord. Het eerste en meest eenvoudige stadium in het verkrijgen van deze discipline kan zelfs jonge kinderen worden aangeleerd en wordt in Newspeak ‘Crimestop’ genoemd. Met ‘crimestop’ wordt het vermogen bedoeld om als het ware instinctmatig op de drempel van een gevaarlijke gedachte stil te blijven staan. Dit geldt ook voor de kracht om vergelijkingen en analogieën niet te begrijpen, logische vergissingen over het hoofd te zien en zelfs de simpelste argumenten die tegen Ingsoc indruisen niet te kunnen vatten... Kortom, ‘crimestop’ is een beschermende domheid (...) Deze beperkingen van gedachten zijn echter helemaal niet in de strukturele eigenschappen van de taal ingebouwd, hoewel ze drastische gevolgen hebben voor wat mensen uiteindelijk met taal kunnen doen. Orwell verwijst expliciet naar cognitieve praktijken die een vernieuwend taalgebruik mogelijk maken - analogie, bv. of logika - een taal op zich verhindert zulke aktiviteiten niet. In 1984 heeft de ‘Thought Police’ haar eigen methodes voor lichamelijke folteringen en geestelijke conditionering. Er bestaan zonder twijfel zachtaardigere, maar niet minder doelmatige manieren om een ‘beschermende domheid’Ga naar eind4. in te voeren. Waar het om gaat is dat een taalstruktuur niet volstaat om gedachten te kortwieken, er wordt ook beroep gedaan op andere dwangmiddelen.
Er is een laatste aspect van Orwells opvattingen over taal dat we nog niet hebben onderzocht. Het houdt verband met wat Orwell in de Appendix de ‘grammatica’ van Newspeak noemt en vat in bepaalde opzichten al de andere aspecten samen van wat taal (of liever spreken en schrijven) volgens hem is of zou moeten zijn. Als we zijn vrij nauwkeurige grammaticale beschrijvingen nader bekijken moeten we niet vergeten dat ze een Swiftiaanse satire op taalkundigen inhouden. Verschillende ideeën uit de Appendix zijn afkomstig van Swift en de hele traditie van eutopische en dystopische literatuur, waarin de bespreking van denkbeeldige talen een belangrijke rol speelt.Ga naar eind5. In Swifts Voyage to Laputa, bezoekt Gulliver een Talenschool waar professoren in de Taalkunde het lot van hun naties verbeteren door alle meerlettergrepige woorden te verwijderen, werkwoorden en deelwoorden af te schaffen en alle taaleenheden te herleiden tot zelfstandige naamwoorden. Op dezelfde manier trachten Syme en de Newspeak grammatici de omvang van de taal te beperken en de grammaticale categorieën te reorganiseren. De meest vooruitstrevende onderneming van de Laputiaanse geleerden bestaat uit de totale afschaffing van woorden om ze te vervangen door de voorwerpen waar ze naar verwijzen. Swift steekt hier de draak met een bepaalde taalkundige theorie die wil dat woorden puntsgewijs met dingen overeenstemmen. Orwell is hierin minder geïnteresseerd dan in de theorie dat taal de direkte uitdrukking is van gedachten en ideeën. De satire blijft echter relevant, evenals Swifts overige mikpunten, zoals bijvoorbeeld de fictie dat het ‘Gewone Volk’ zich tegen | |
[pagina 58]
| |
de ‘Taalkundige Dictatuur’ verzet en de vrijheid opeist om zich in de volksmond uit te drukken. Winstons enige troost is dat de Proles nooit Newspeak zullen spreken. De Appendix maakt in het algemeen elke poging belachelijk om grammaticale regels en woorden te definiëren en vast te leggen. Dit betekent namelijk dat men uitgaat van een welbepaalde relatie tussen vorm en betekenis. Betekenis openbaart zich in de doorzichtige vorm. Een goed vastgelegde taal heeft een oorspronkelijke orde en helderheid. Dit is volgens Orwell de droom van de totalitaire taalplanner: betekenissen worden voor eeuwig vastgelegd en het gevaar van vaagheid en dubbelzinnigheid voorgoed uit de weg geruimd. Men meldt ons dat de twee opvallendste kenmerken van Newspeak bestaan uit de haast volledige onderlinge verwisselbaarheid van de verschillende taalonderdelen, gekoppeld aan een grote regelmaat. Het eerste kenmerk lijkt een vermaledijde vaagheid via de achterdeur weer binnen te halen. In wezen is deze verwisselbaarheid van de taalonderdelen juist het bewijs van een diepgaande onbeweeglijkheid. De functionele taaicategorieën als zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord en bijwoord worden door Newspeak linguisten strak bepaald. (Zij zijn dus minder streng dan Swifts geleerden, die alle categorieën behalve het zelfstandig naamwoord afschaften onder het voorwendsel dat dit het enige was wat we ons in werkelijkheid voor konden stellen.) In Newspeak grammatica (of liever: morfologie) hebben alle categorieën ieder één uitgang. Adjectieven eindigen op -ful, bv. speedful, bijwoorden op -wise, bv. speedwise. Met onderlinge verwisselbaarheid wordt bedoeld dat een woord als speed om het even welke uitgang kan krijgen en dan van categorie verandert. En dit werkt juist strakheid in tegenstelling tot vaagheid in de hand, omdat er nooit meer enige twijfel omtrent categorieën kan bestaan. Bovendien bestaat er een puntsgewijze overeenstemming tussen de betekenis van speed en de taalkundige vorm. Dit betekent dat het bestaan van een adjectief quick en een bijwoord quickly of fast nu overbodig worden. De Newspeak opvatting luidt dat fast, speed en quick hetzelfde semantische bestanddeel uitdrukken, zoals ook in sommige vormen van generatieve semantiek wordt beweerd. De Newspeaker's conclusie is echter dat één oppervlakte-vorm derhalve ruimschoots volstaat. Fast en quick kunnen zonder meer verdwijnen. Het zelfde geldt voor de samensmelting van werkwoord en naamwoord. Hoewel werkwoorden en naamwoorden morfologisch niet te onderscheiden zijn in Newspeak, wordt hierdoor toch veel aan strakheid en regelmaat gewonnen. In Oldspeak was het systeem gemengd en dus onzuiver, omdat er naast het zelfstandig naamwoord thought en het werkwoord to think gevallen bestonden waarin beide vormen identiek waren, zoals bv. the drink en to drink. In Newspeak is er niets van dit alles, alleen maar een volmaakt doorzichtige overeenkomst tussen vorm en inhoud. In sommige versies van componentiële semantiek beweert men dat de betekenis van taaleenheden teruggevoerd kan worden tot binaire kenmerken. De betekenis van het woord vrouw kan bv. omschreven worden als (-mannelijk, +volwassen) en van het woord jongen als (+mannelijk, -volwassen) en zo verder. De behoefte aan dergelijke praktijken is ontstaan omdat woorden in hun oppervlakte-vormen hun betekenis niet altijd puntsgewijs blootgeven. Newspeak grammatici lossen dit probleem op door hun componentiële analyse puntsgewijs overeen te laten komen met oppervlakte-vormen: bad wordt ungood, dark wordt unlight enzovoort. Op basis hiervan kunnen we ons een voorstelling maken van de Newspeak woorden voor jongen en vrouw: unoldman en oldunman. Het kardinale punt is dat het de Newspeak grammatici niet alleen gaat om de numerieke herleiding van woorden, maar om het terugvoeren van vage vormen en betekenissen tot duidelijke eenheden en binaire tegenstellingen. Hun oogmerk is orde, helderheid en doorzichtigheid. Dit is ook de reden van Syme's bewondering die hij Winston probeert duidelijk te maken:’ Neem bijvoorbeeld het woord ‘good’. Als je een woord als ‘good’ hebt, waar heb je dan nog een woord als ‘bad’ voor nodig? ‘Ungood’ doet het even goed, beter zelfs - het is precies het tegenovergestelde, en ‘bad’ niet. Uiteindelijk wordt het hele begrip van goedheid of slechtheid... in werkelijkheid... door één enkel woord uitgedrukt. Kan je daar de schoonheid niet van zien?’ Deze droom van een volledig aan banden gelegde taal is hier duidelijk ironisch en kritisch bedoeld. Orwell verwerpt een dergelijke benadering van taal, ook als het gaat om het bepalen van een manier waarop men taal gebruikt om te spreken en te schrijven. De hele struktuur van Newspeak grammatica wordt ons voorgeschoteld als een symbolische uitdrukking van drang naar orde en totalitaire overheersing.
Vertaling Edith Klapwijk |
|