Bzzlletin. Jaargang 12
(1983-1984)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Karel Bostoen
| |
Close ReadingDe naam van die nieuwe docent - mijn gissing dat hij nieuw was, bleek achteraf juist - zei me toen niets, maar ik had beter moeten weten. Reeds tijdens mijn eerste jaar bij Neerlandistiek in 1965-1966 op een college Close Reading behandelde de befaamde taalkundige - toen nog Drs. A. Kraak - het gedicht ‘Afscheid’ aanvangend met ‘Er staat een plant begonia vaarwellis...’. Volgens de docent vormde het gedicht perfect materiaal om de toen nieuwe Close Reading-methode aan te demonstreren. De methode - zou iemand die niet kennen? - had als eigenaardigs dat het gedicht in kwestie slechts mocht worden geïnterpreteerd met behulp van de tekst zelf. Vandaar dat hiervoor taalkundigen werden ingezet, want letterkundigen - men weet het - raken in de war bij het interpreteren door allerlei biografica en cultuurhistorische gegevens die hen maar op het verkeerde spoor zetten. Vandaar ook dat de methode bij voorkeur werd toegepast op werk van onbekende dichters zoals Wilfred Smit. Nu, die nieuwe methode viel niet mee. Vaak uit het raam staren en aandachtig kingestreel kwamen erbij te pas als we Kraak bezig zagen. We kwamen er zelfs niet uit. Aan het eind van twee uur geploeter bleek dat we zoiets essentieels als de kunne, de sekse, van de ik-figuur niet wisten te duiden. Zagen we dan niet dat hier het eind van een homofiele verhouding werd beschreven? Nee, dat zagen we niet. Gelukkig kon de docent op de valreep uitkomst bieden met een extra-textueel gegeven waarnaar pas in uiterste nood mocht worden gegrepen. In bedekte termen verklaarde de docent dat hij de dichter kende als homofiel. Het was een hele geruststelling! Het bleek toch niet zo gek te weten dat Vondel een Brabantse handelaar in zijden kousen was geweest. Ook Wilfred Smit was, wat Close Reading betreft, een kind van zijn tijd; ook hij had als docent literatuurgeschiedenis de moderne linguïstiek in zijn hart gesloten. Dit leidde ertoe dat hij op college achtereenvolgens vijftien bladzijden uitreikte waarop een modernistisch overzicht van de ontwikkelingsgang van de Russische letterkunde te vinden was. Aan ditoverzicht was door hem hard gewerkt; de bladen waren vaak nog nat van de inkt. Ik heb ze zorgvuldig bewaard; de verbeterde versie, die hij het volgend jaar uitreikte, heb ik helaas nooit gezien. Zoals men weet, is hij vóór zijn derde academische jaar overleden; misschien had hij toen plannen voor een nog betere versie, want hij was overduidelijk een perfectionist. De methode die hij op college hanteerde, noemde hij: linguïstisch/formalistisch. Het college zelf was feitelijk een hoorcollege, anekdotisch en grappig; de bladen die hij uitreikte, boden een strenge schematisering die in tegenstelling tot het op college verhaalde, helemaal niet anekdotisch was. Die bladen vormden in feite zijn syllabus. Het is de meest wonderlijke syllabus die ik ooit onder ogen heb gehad. Na al die jaren ziet hij er nog steeds prachtig uit, vol met tekeningen, grafieken, meetkundige figuren, maar met betrekkelijk weinig tekst. Mooi, strak en toch eenvoudig was hij. Geniaal als een brug, ontworpen door een Italiaanse ingenieur, waar geen mens gaarne als eerste overheen wil rijden. | |
AnecdotesAanvankelijk kon ik geen onmiddellijk verband leggen tussen het college zelf en de schriftelijke neerslag ervan in de syllabus. Het op college verhaalde was traditioneel historiserend van opzet: in chronologische volgorde werd werk van de ene auteur na de andere behandeld met de nodige aandacht voor cultuurhistorische achtergronden en roddel. De ‘Hollandse’ contacten en achtergronden van de behandelde Russen, vooral in de achttiende eeuw, werden evenmin geschuwd. De anekdotes waren treffend en grappig. Geen wonder, want de meeste had de docent, naar eigen zeggen, ontleend aan zijn Leidse colleges die hij bij Karel van het Reve had gelopen. Voor een neerlandicus was dit vreemd: indien er al binnen de Neerlandistiek anekdotes werden verteld, dan waren die onveranderlijk intens flauw of snorkerig van strekking. Zo vertelde Wilfred Smit o.m. over N.V. Gogol' dat deze scherpzinnige auteur HET met een pop deed. Daarom vermaanden Russische onderwijzers aan het begin van deze eeuw hun leerlingen die hun handjes niet boven de bank hielden met de woorden: Pas op, als je zo doorgaat, eindig je zo gek als Gogol'! Al gauw werd echter duidelijk dat de anekdotiek en de historiserende verhalen opzettelijk waren en tot zijn strategie van de verleiding behoorden. Zoals zoveel goede literatuurdocenten was hij dol op het lezen van literatuur en hij beschikte over het talent en het vermogen om aanstekelijk te werken. Het einddoel leek evenwel - dit in tegenstelling tot de anekdotiek - het scheppen van een literatuurgeschiedenis, in mekaar gezet als een kleine, glanzende machine. | |
LiteratuurgeschiedenisIn Wilfred Smits literatuurgeschiedenis stond het literaire werk centraal, niet de auteur en niet het lezerspubliek. Dit werk werd, zoals gezegd, te lijf gegaan met de linguïstisch/formalistische methode. De linguïstische component van die methode kwam het minst aan bod. Hij berustte op begrippen als onderscheidende kenmerken (distinctive features), binaire opposities, redundantie, minimale paren e.d. en ging uit van opposities als tussen de labialen B - P (privatieve oppositie) en de labiaal B tegenover de apicaal D (polaire oppositie). Het is duidelijk dat Roman Jakobson Wilfred Smits held was. De formalistische component berustte natuurlijk op theorieën van Russische formalisten als de reeds genoemde Jakobson. Het Russisch formalisme is een literair-theoreti- | |
[pagina 32]
| |
sche beweging die in 1915-1916 ontstond en die in de jaren twintig tot hoge bloei kwam. Door Stalin werden deze theoretici die zich bezighielden met ‘literaturnost’ d.w.z.: de literairheid van teksten (of anders gezegd: met hetgeen een tekst literair maakt) als sovjetvijandig beschouwd en daarom op de bekende sovjetwijze monddood gemaakt. Ik ben niet in staat te beoordelen in hoeverre dit huwelijk tussen moderne linguïstiek en Russisch formalisme naar Jakobsons voorbeeld bij Wilfred Smit gelukkig is geweest. Het resultaat van dit huwelijk was in elk geval een literatuurgeschiedenis waarvan ik de weerga nooit heb gezien. Wat een kleine, glanzende machine had moeten worden, werd in de loop van de colleges langzamerhand tot iets anders...
Bovenste helft: overzicht van de linguïstische component van de methode. Onderste helft: overzicht van benaderingswijzen in de literatuurbeschrijving. (Sub 2: H.T.K. methode betekent: huis- tuin- en keukenmethode).
De Russische letterkunde is betrekkelijk jong; ze ontstaat pas in de jaren dertig van de achttiende eeuw, wanneer tegenover het Kerkslavisch het literaire Russisch wordt geschapen. De ontwikkeling van de Russische literatuur tot de negentiende eeuw vertoont veel verwantschap met het ontstaan van de Renaissanceliteraturen in West-Europa, maar dit is wel vaak enige eeuwen eerder. Net zoals in de Westerse literaturen beschouwden de eerste Russische literatoren het als een noodzaak hun letterkunde te bouwen op de stevige grondslagen van een grammatica en een versleer. Het genie Lomonosov zou beide leveren. ‘Imitatio’ of navolging van buitenlandse voorbeelden via vertalingen en bewerkingen speelde ook in de Russische literatuur steeds een grote rol. Maar het meest interessante van Wilfred Smits colleges vond ik dat hij liet zien hoe stap voor stap de literaire mogelijkheden van het Russisch werden geëxploreerd en ook hoe moeizaam dat is gegaan. Zijn literatuurgeschiedenis bestond in feite uit een overzicht van hoe vrijwel op een wetmatige manier de witte plekken op de literaire landkaart werden ingekleurd. Poëzie en proza, daarbinnen: de poëzie van de grote vorm (b.v.: epos) en van de kleine vorm (b.v.: sonnet), proza van de grote vorm (b.v.: roman) en van de kleine vorm (b.v.: de novelle), werden moeizaam door elkaar opvolgende auteurs geëxploreerd en eigen gemaakt. Door deze wetmatigheden werden andere ijzeren wetmatigheden heengeweven die afkomstig waren uit het Klassicisme, de Romantiek, het Realisme en het Symbolisme. Het was te mooi om waar te zijn! Het systeem dat door Wilfred Smit werd gehanteerd ging, zonder dat hij dat zelf met zoveel woorden zei, uit van het principe van de eindigheid in tegenstelling tot de oneindigheid of hopeloze asystematiek die wij van Nederlandse literatuurgeschiedschrijvingen gewend waren. Wanneer alle witte plekken zouden zijn ingevuld, zou de Russische literatuur alleen nog bestaan uit herhaling van eerder geëxploreerde mogelijkheden. De taal zou zich natuurlijk wijzigen, beschreven toestanden zouden aangepast zijn aan de nieuwe tijd, de historiciteit in de literaire werken zou zich wijzigen, maar een nieuw, een ongeëxploreerd literair genre zou niet meer voorhanden zijn. Toch gaf zijn systeem niet de indruk mechanisch te zijn. Het werd uiteindelijk geen glanzende machine, maar eerder iets als Vestdijks ‘glanzende kiemcel’: het ontstaan van het leven zelf, dat eenmaal tot volle wasdom gekomen, alleen nog kan afsterven.
Overzicht hoe een aantal witte plekken door Puškin werden ingekleurd. Gehanteerde afkortingen: po = poëzie; klv= kleine vorm; grv = grote vorm; anec = anekdote; ex = exotica. De begrippen anekdote en exotica werden door Wilfred Smit gehanteerd om de door de auteur gehanteerde literaire stof te karakteriseren. Anekdote: daaronder werd verstaan stof waarin vooral het heden aan bod kwam, en/of de antieken, Reader's digest- stof, de ‘eeuwige’ waarheden, wetenschap enz. Dit soort stof was typerend voor het Klassicisme en het Realisme. Exotica: daaronder werd verstaan stof waarin het nationaal verleden aan bod kwam, en/of vreemde landen en culturen, folklore, fantastische gebeurtenissen, sprookjes enz. Dit soort stof was typerend voor de Romantiek.
vervolg op 16 |
|