Bzzlletin. Jaargang 12(1983-1984)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Fred Portegies Zwart Vijf gedichten Verweerd portret De werkelijkheden van voorheen schuiven zich langzaamaan ineen; ‘t ovaal van haar gelaat, gebarsten, verweerd, met aanslag overdekt, maakt zich uit deze spiegeling vrij - de werkelijkheden van voorheen schuiven zich langzaamaan uiteen - het is weer lieflijk, ongeschonden, het wekt weer eendere ontroering, herinnering slaat in hunkering om, voorheen vouwt zich als toekomst open - zij wordt uit windselen losgewonden... Scherp op mijn netvlies ingeëtst, ontloken in ivoren bloei, is zij weer lieflijk, ongeschonden; maar ademt zij, beven haar lippen? - nee. Een vochtig oog maakt soms het dode levend, maar leven wint het dode er niet mee. Ik zal haar nimmermeer ontmoeten. De beelden schuiven zich ineen. Zij trekt zich terug in 't spiegelvlak. Maar vrij voor tomeloos verval blijft dit het meeste van mijzelf, dat ik méér van haar ben dan zij. Ik zal haar nimmermeer ontmoeten; zij zal dezelfde niet meer zijn. Ik zou het wel eens willen weten wie of je bent - en hoe je lacht. Ik vraag me af: besta je echt of is men - wie? - gewoon vergeten te zorgen, dat jij zou ontstaan. Misschien ben je al lang vergaan? Soms schieten vonken van je oog, een lok door wind bewogen haar of een alweer voorbij gebaar uit rimpelend water naar omhoog. Ik denk de rest er heel snel bij maar sneller nog ontwijk je mij. Wie zoekt vindt niets dan een gemis. Alleen het donker brengt aan 't licht wat met de ogen waakzaam dicht verwacht wordt - en nabij al is. Maar net voor ik je tegenkom slaat steeds de nacht de bladzij om. 26-11-1983 [pagina 23] [p. 23] Colofon De dood en ik zijn halverwege; maar beide zijn wij te bezet - door plichtsbetrachting ingebed - om op elkander acht te geven. Tot nog toe hebben dood en leven als steen en staal elkaar gewet. Maar als het mes is aangezet, is 't slijpen van zijn zin ontheven. Ik geef geen acht en slijp maar door; het lemmet toont steeds dieper voor, maar blijft toch blad van bladzij scheiden tot er niets meer valt los te snijden. Ik weet het eind: het was gewoon een leven - zonder Colofon. 7-11-'82 De vinger op de pols Met tijd heb ik het jaar een dag te kwaad gehad, tot ik die begoocheling heb verbannen. Seizoenen mogen rebelleren, uren samenspannen - slechts de sekonde telt, de klop van 't hart. Die klop telt zwaarder sinds het mij geen spat meer aangaat, wat de klop daarna zal geven. Want blijft die uit, het is gedaan met leven en wat je dacht te hebben, heb je dan gehad. Daarom weeg ik sekonden zwaar en tel ze af en voel mij daarin klop na klop verbonden met al wat - spatie tussen twee sekonden - de toekomst ruilde, - of ruilen zal - voor 't graf. 2 februari 1983 Sonnet met geweld De lier de lier na jaren weer eens opgenomen. Menige snaar ontbreekt of is ontstemd ontstemd; ook is de hand het spelend spelen wat ontwend - daar kan geen hemelse muziek muziek! van komen. Toch ben ik doorzettend steeds aangekomen waar 'k wilde zijn, op 'n fiets waaraan ontbraken de lamp, de bel, het merendeel der spaken. Een hobbelig matras geeft vaak de zoetste dromen. Misschien koos ik instee van lier beter harmonika, zingende zaag of zoete prahdnom, dan mij wagen aan 't instrument, waarvan 't bespelen mij ontviel. Maar wit papier kent spraak'loos geen genade en dwingt mij om mij telkens af te vragen: kan ik het niet, of kan ik tóch wel - als ik wil? 15-5-'82 Vorige Volgende