De honing
‘Bijen zoeken geen honing, zij maken het zelf’. Hierin heeft De Jong groot gelijk, maar als u het uw buurman vraagt, zal deze zeggen dat het anders is. Ik heb overigens de indruk dat ook biologen de woorden honing en nectar door elkaar gebruiken. In de oude Brehm wordt honing in ieder geval consequent gebruikt voor nectar (A.E. Brehm: Het leven der dieren3, bewerkt door S.P. Huizinga. Zutphen z.j., 2e druk, pag. 417-425).
Bij Nijhoff die bekend staat om zijn gebruik van de omgangstaal, zou het dus eerder moeten verbazen als hij (het juiste) nectar gebruikte in plaats van (het gewone) honing.
Uit bovenstaande blijkt m.i. dat Nijhoff zich dichter bij de werkelijkheid aansluit dan De Jong ons wil doen geloven: Nijhoff heeft geen onbestaanbare bijen, maar darren zien vliegen. Het lied der dwaze bijen mag dus als symbolisch, maar zeker niet als symbolistisch worden gekarakteriseerd.
Hans Broekhuis
Wagenaarstraat 427
1093 CN Amsterdam
Etty Hillesum
De bijdrage van Anneke Reitsma in bzzlletin no. 107 over Etty Hillesum, naar aanleiding van haar Dagboek en haar Brieven, laat mijns inziens niet alleen compositorisch veel te wensen over. Zij geeft er ook blijk van zich niet voldoende van haar zelf gekozen onderwerp op de hoogte te hebben gesteld.
Wat de compositie betreft: is het nu werkelijk nodig er Marsman bij te halen, en Bloem, en Nijhoff, en Arthur Lehning, en zelfs de Gerard Reve affaire, en Carry van Bruggen, en Lambert ten Kate, en Achterberg, en Shakespeare, en Alma Mahler-Werfel, en Jozef Brodski en niet te vergeten Rilke en Buber en Dostojevski, al hebben de drie laatsten, of althans twee van hen, meer met Etty Hillesum te maken. (Etty Hillesum geeft er nl. herhaaldelijk blijk van veelvuldig Rilke en Dostojevski te hebben gelezen; van Buber is evenwel nooit sprake.) Anneke Reitsma zou er beter aan hebben gedaan nader in te gaan op de invloed die zowel Dostojevski als Rilke op Etty Hillesum hebben gehad, en speciaal het Stundenbuch van Rilke, dat zij immers als een soort livre de chevet beschouwt en dat zij ook met zich wil meenemen in geval van deportatie. Hierbij is het van belang op te merken dat Rilke in zijn Stundenbuch zelf sterk beïnvloed werd door zijn bezoeken aan Rusland in 1899 en opnieuw in 1900, waar hij niet alleen Tolstoj bezocht, maar ook kerken, kloosters en monniken, en na terugkeer van de eerste van zijn twee reizen waarheen het eerste deel van het Stundenbuch ontstond, Das Buch vom mönchischen Leben, vijfenzestig gebeden van een Russische monnik d.w.z. eigenlijk van Rilke zelf. Vele motieven hieruit en uit Das Buch von der Pilgerschaft en Das Buch von der Armut und vom Tod - waarin het doodsmotief in het middelpunt staat - zijn terug te vinden bij Etty Hillesum wier moeder uit Rusland afkomstig was. Het zou de moeite waard zijn de parallellen na te gaan tussen passages uit het Stundenbuch en het Dagboek van Etty Hillesum.
Anneke Reitsma heeft zich daarentegen blijkbaar niet verdiept in de realiteit van het leven van Etty Hillesum in de door haar beschreven periode. Zo schrijft zij (p. 12) dat zij, evenals Grete Weil, ‘korte tijd’ bij de Joodse Raad heeft gewerkt, ‘vanuit