Geel
van angst en rusteloosheid
verder dan de klokken van de mens
Maar ik versta mijn handen
en hier: mijn ogen schrijven
en zie: mijn lippen mij verlaten
nachtelijk of weer sprekend
Half eindeloos half menselijk
wie ben ik dan welk mens?
ik ben alleen maar ziende
Jan. Mrt. 1953
Bij de gedichten van Hans Andreus uit Eenvoudige kleuren De twee jaar die Hans Andreus in Parijs doorbracht, van het voorjaar van 1951 tot het voorjaar van 1953, zijn zeer produktief geweest. Hij schreef er verscheidene bundels, waarvan er uiteindelijk drie zijn gepubliceerd: Italië in 1952 door Stols, De taal der dieren in 1953 door De Bezige Bij en Schilderkunst in 1954 door de Stichting De Beuk. Die laatste bundel werd de invulling van een regeringsopdracht die Andreus had gekregen.
Nog vóór Schilderkunst ontstond een bundel die er zeer verwant aan is en die hij Eenvoudige kleuren noemde. In januari 1953 schreef hij er Ad den Besten over: ‘Luister: Ik schrijf een bundel van 25 korte gedichten. Misschien de opdracht, misschien voor jou, misschien beide.’ Hij gaf in die brief twee citaten er uit; één daarvan is het gedicht dat onder de titel ‘In indigo’ tenslotte in Schilderkunst terecht is gekomen.
Het is de bedoeling dat Eenvoudige kleuren gepubliceerd zal worden in De Windroos. Op 3 maart ontvangt Ad den Besten een brief waarin Andreus enkele correcties doorgeeft. Op 13 maart arriveert nog zo'n brief en daarin staat ook, dat de eerste versie van weer een nieuwe bundel af is. ‘Ik loop nu van amok van poëzie’ en: ‘Mijn nieuwe bundel kan zeer mooi worden.’ Aan het slot van de brief schrijft Andreus nog: ‘Misschien wil ik het tweede deel wel voor het eerste omruilen. Ik weet het niet.’ Dat tweede deel moet de bundel Schilderkunst in wording zijn.
Op 2 juni 1953 ontvangt Den Besten de brief waarin Andreus aankondigt dat hij de uiteindelijke versie van Eenvoudige kleuren zal opsturen. Hij verzoekt twee exemplaren naar de regering te zenden als de bundel uitkomt, ‘omdat dit het eerste deel van hun opdracht is.’ En hij vertrekt meteen daarna naar Italië, een vertrek dat hij een maand heeft uitgesteld, misschien om de bundel te voltooien, want hij had eerder aangekondigd op 1 mei te zullen gaan.
Maar op 24 januari 1954 schrijft Andreus vanuit Rome aan Den Besten: ‘Laat het ms. van Eenvoudige Kleuren dat je hebt, ik verzoek je, van de aardbodem verdwijnen. Ik heb het bundeltje gelezen en er drie gedichten van overgehouden. Deze drie gedichten heb ik in de plaats van drie andere gedichten van de bundel Schilderkunst gezet, die binnen enkele maanden uitkomt-’
Hij heeft Schilderkunst inmiddels aan Wim Simons van De Beuk afgestaan en er bovendien ‘een zo goed als nieuw ms. van gemaakt.’ Twee jaar later zal Den Besten voor Uitgeverij Holland toch nog een tweede herziene druk van de bundel krijgen.
Was Eenvoudige kleuren zo slecht? De gedichten zijn evenals die in Schilderkunst geschreven in een strakke, naar beheerste retoriek neigende stijl. In thema's en metaforen zijn beide bundels nauw verwant, de twee titels wijzen daar al op. In beide bundels is er de neiging heel de werkelijkheid tot het kosmische toe, te ervaren.
Er staan in het manuscript van Eenvoudige Kleuren- dat Ad den Besten gelukkig niet van de aardbodem heeft doen verdwijnen (men moet dichters niet altijd hun zin geven) - inderdaad heel zwakke verzen, waarin de retoriek soms met geforceerde inversies doorslaat, maar de beste gedichten uit de bundel kan men zien als een voorbereiding van de sterkere poëzie in Schilderkunst. Voor Andreus zal de bundel naderhand voornamelijk overbodig zijn geweest. Maar voor het inzicht in de ontwikkeling van zijn poëzie is het bewaard gebleven manuscript een waardevol document.
Jan van der Vegt