Nosaka kreeg voor dit korte verhaal de Naoki Prijs voor populaire literatuur. Bij zijn acceptatie zei hij: ‘Ik hoor tot de generatie van gebombardeerde steden en zwarte markten. Ik heb bijna mijn hele familie verloren; eerst tijdens de bombardementen en later in de naoorlogse chaos. Ik ben als enige overgebleven. Ik had nooit tijd om achter me te kijken. Ik moest altijd blijven rennen. Dit klinkt u misschien wat sentimenteel in de oren, maar ik wil nu beginnen achter me te kijken.’
De Naoki Prijs is alleen voor zogenaamde populaire literatuur. ‘Pure’ literatuur wordt bekroond met de Akutagawa Prijs. De distinctie tussen de twee genres wordt door Japanse critici hoogst serieus genomen, maar is voor niet-ingewijden nogal duister. ‘Het is inderdaad hoog tijd dat wij van die onzinnige categorieën afstappen. Het komt er in feite op neer dat een schrijver van pure literatuur niet mag lachen op de achterflapfoto. Hij moet veel moeilijke dingen over zichzelf schrijven, over zijn diepste zieleroerselen. Als je, zoals ik doe, schrijft over neuken en dergelijke populaire zaken, ben je meteen niet meer “puur”.’
Populair of puur hangt ook sterk af van de soort tijdschriften waar men in publiceert. Nosaka publiceert overal in; hij is dus soms puur en soms populair. ‘Maar ik zal je wel vertellen: als ik uit drinken ga met “pure” schrijvers als Oe of Abe Kobo, dan zit ik in de hoek, terwijl de heren in gemakkelijke stoelen het hoge woord voeren.’
Nosaka's verhalen zijn niet altijd even gemakkelijk voor jonge Japanse lezers. Dit is meer een kwestie van stijl dan inhoud. Hij gebruikt graag lange, ingewikkelde zinnen vol klassieke woordspelingen en zinswendingen. Hij voelt zich sterk verwant met de gessakusha, schrijvers van romantische, vaak erotische verhalen in het begin van de 19de eeuw. ‘Na de oorlog, toen ik op de universiteit zat, werd er alleen maar gepraat over Tsjechow en Gide en dergelijke Europese grootheden. Ik had daar niet zoveel boodschap aan, en vluchtte naar de schrijvers uit de Japanse Edo Periode (1600-1867). Ik geloof stellig dat we de Edo cultuur meer moeten waarderen dan nu het geval is. Het is de enige waardevolle traditie die we hebben. Als literaire bron is de periode van verwestering erna veel minder belangrijk voor mij.
Maar het probleem is dat er in het moderne onderwijs geen aandacht meer wordt besteed aan de klassieke literatuur. En bovendien is het karakterschrift zo vereenvoudigd, dat jonge mensen een boek ouder dan twintig jaar nauwelijks meer kunnen lezen.’
Sex is een onderwerp dat Nosaka, net als zijn 19de eeuwse voorgangers, sterk bezighoudt. Niet alleen is hij sinds 1973 verwikkeld in een rechtszaak over een pornografische roman (geschreven door Nagai Kafu), die hij als gastredakteur plaatste in een humoristisch blad, maar zijn belangrijkste roman is praktisch geheel aan het onderwerp gewijd: Erogotoshitachi, letterlijk ‘De Pornografen’. Het verhaal gaat over een groep kleurrijke sjacheraars in pornografische artikelen. Aanvankelijk gaat het alleen om het geld, maar de hoofdpersoon, Subuyan genaamd, gelooft al snel dat hij met zijn zaken de mensheid een grote dienst bewijst. ‘Ik ben de enige die de mensen echt kan helpen. Zie je dat dan niet, O'Haru, we hoeven ons nergens voor te schamen.’
De pornografische diensten aan de mensheid nemen steeds vreemdere vormen aan. Alles wordt verkocht vanaf zelfgemaakte films tot grote orgieën met 100 procent bonafide maagden. Tenslotte besluit Subuyan dat alleen een pop nog zijn steeds impotentere fantasieën kan bevredigen. ‘De Pornografen’ is Nosaka's meest geslaagde boek; aan de ene kant een briljante satire op het niets ontziende commercialisme van Japan; en aan de andere een absurde demonstratie van de uiteindelijke steriliteit van een op hol geslagen erotomanie.
Hoewel de roman zich in Osaka tijdens de jaren zestig afspeelt, is de invloed van de oorlog overal te merken, vooral in de desintegratie van het traditionele familieleven. Zoals in bijna al Nosaka's verhalen zoeken de mannelijke hoofdpersonen allemaal naar hun verloren moeder. Een van hen beschrijft hoe de manipulaties in een massage-instituut hem aan zijn moeder doen denken, toen hij nog een baby was. Een ander, Kakiya, letterlijk ‘schrijver’ genaamd, schrijft pornografie uit eerbied voor zijn overleden moeder, die frigide was. ‘Je moet het zo zien; wat ik probeer te doen, is een beeld te geven, precies zoals het is, van de soort passie die mijn moeder niet mee heeft kunnen maken,’ zo redeneert hij. Op deze manier kunnen we Nosaka's eigen sexuele obsessie misschien beter begrijpen; sex is een manier om zich los te maken van een verleden, beheerst door de dood.
Ondanks zijn grote literaire produktie, is Nosaka in Japan minstens even bekend, zo niet bekender, als T.V. persoonlijkheid en politicus in spe. Op televisie treedt hij op als zanger, acteur en politieke commentator; en er gaat geen week voorbij of hij is wel in de een of andere reclame voor regenjassen of sigaretten te zien. Met zijn ongeschoren gezicht en zijn zonnebril heeft hij een soort clowneske persoonlijkheid ontwikkeld, die weinig met zijn schrijversschap te maken heeft.
Hier zit een risico, maar ook een zekere berekening in. ‘De beste manier om de diktatuur van het moderne Japan te begrijpen is er midden in te springen. De dagen dat schrijvers in kleine zolderkamers armoe lijden om meesterwerken uit te broeden zijn echt voorbij. Dat is een pose die men in de “pure” literatuur nog weleens tegenkomt. Maar het zou eerlijker zijn om toe te geven dat geld en roem tot de aardiger kanten van het schrijverschap horen.’
Nosaka begon zijn carrière als schrijver van liedjesteksten en zijn eerste ambitie was om zanger te worden. En als zodanig treedt hij nog geregeld op, meestal gekleed in zijden witte pakken. Vervolgens maakte hij naam als scenarioschrijver van televisiestukken. ‘Maar ik wilde weleens wat maken dat langer in de wereld bleef dan een klein uurtje.’
Hij heeft zich ook veelvuldig bezig gehouden met politiek, meestal als voorvechter van nogal modieuze liberale (in de angel-saksische zin des woords) zaken, zoals ecologie, anti-militarisme etc. De opbouw van de Japanse defensie is wat hem op dit moment het meest bezighoudt, want hij gelooft dat ‘zodra het leger hier te sterk wordt, de militaristen niet meer te houden zijn.’
Maar hij probeert wel zijn politieke activiteiten en zijn schrijven apart te houden. ‘Ik probeer natuurlijk wel zoveel mogelijk invloed te hebben op de maatschappij, om daardoor dingen te veranderen. Maar mijn romans zijn nooit bewust politiek. Er zijn alleen goede en slechte romans, geen linkse of rechtse.’
Hij ziet als een van de grote hindernissen voor maatschappelijke verandering in Japan ‘het gebrek aan logische kritiek. Zo werkt Japan niet. Alles gaat hier om menselijke verhoudingen en wederzijdse verplichtingen. Sommige mensen, met wiens politiek ik het oneens ben, hebben mij in mijn carrière geholpen en dus kan ik hen niet openlijk aanvallen. Japanners hebben natuurlijk weleens ruzie, maar altijd op een zeer emotionele manier. Dit maakt logische kritiek onmogelijk en dus is het erg moeilijk echte veranderingen tot stand te brengen.’
Als ideeën zo weinig invloed hebben, waarom schrijft hij dan eigenlijk? ‘Vanwege de roem en het geld, natuurlijk. Maar ook uit nieuwsgierigheid. Jij bent hier gekomen uit nieuwsgierigheid. En ik ben nieuwsgierig naar wat jij van mij wil. Daar gaat het toch allemaal om: nieuwsgierigheid.’
Nosaka Akiyuki, vertaald werk:
The Pornographers 1968; vert. Michael Gallagher (Secker and Warburg, Londen). |
American Hijiki; vert. Jay Rubin, In: ‘Contemporary Japanese Literature’ (Knopf, 1977). |