Bzzlletin. Jaargang 10(1981-1982)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Roeland Fossen Drie gedichten Zeeland opnieuw In weerwil van betreden paden stapt je naam als nieuw over de akkers van je vlakke land de kaders van mijn denkvermogen binnen Zeeland, sinds ik de steden van het verstand bewoon bedacht ik voor hiaten in mijn geheugen een verhullend woord: verborgenheden De boekhouding sloot nagenoeg Iemand las je naam van mijn gezicht vermoedde de omtrek van handen om mijn hoofd Nog wilde ik niet van je weten, bedolven onder Zuidwestenwind rook je nog teveel naar dood en de gevolgen, mijn gedachten overvol, bangtastend naar de golven, wachtend op een frisse wind Vanaf de kant wierp ik een kiezelsteen die tsjak tsjak tsjak het water streelde Ik hoorde later later later voor hij zonk Plots klonk je naam voluit: een mikpunt voor het ongewisse Woorden verzonken op de bodem, vogels vliegen over in formatie, een hofhond blaft de tweestrijd van je naam St. Ives Bay, Cornwall, 1974 Noem het alleen als je wilt Wind draagt je even Zwaarder zul je dalen, landen Op het water, gedreven Meedeinen op de golven Noemen kan ik met mijn handen Noem het alleen als je wilt Er is veel koren achter mij Dat fluistert, als wil het Iets verkeerds weerleggen Het kan me niet meer storen Noemen heeft me niets te zeggen Noem het alleen als je wilt Toen ik eens met mijn hoofd Bovenaan je benen lag Kon ik in de reuk mijn moeder horen Geen liefde kon mij meer bekoren Noemen is benoemen wat het onvermogen zag Noem het alleen als je wilt Ik voel je borsten zwellen in het zand Eens maakten wij gaten en kastelen Op het strand bij Oostkapelle Nu zal ik je in mijn slaap zacht strelen Noemen is een foto, het geweest gestand Noem het alleen als je wilt Morgen laat ik een leven Met heimwee en andere fragmenten achter Nu nog komen zwanen even In de schoot van deze baai een indruk vragen Maar de afdruk van woorden moet veel zachter Want noemen kan geen naam verdragen. [pagina 58] [p. 58] Zeearm Kijk die macho macho golven dreigend zich verheffen, schuimende blaaskaken in struise minne met de wind tegen de dijk aanlullend De oude garde uit het dorp kent geen verbazing meer, ongezien verwaait hun Silver shag, het dagelijks turen naar het einde is tastbaar als hun zwijgen Men weet een rand gekloofd door het jaren dragen van een pet, de verloren haren in de klei verwerkt, de lust geloosd in 't bed alles zeker zonder het te zeggen Een fles hoeft niet meer aangespoeld staat in de kast; wacht tot Neeltje Jans daarginds de dop op de oude Bokma schroeft de pas afsnijdt, het ritme breekt Een dam ontneemt de zee haar arm, geen emotie meer, de mannen op de dijk in levensnood denken nostalgisch aan verdrinkingsdood aan hoe het voelde dat te overleven Vorige Volgende