drukte situatie geen prijs meer stellen op een verzorgde uitvoering. Integendeel.
De inhoud van het tijdschrift is geworteld in de Zuidafrikaanse situatie, geschreven vanuit de zwarte ervaring articuleren de bijdragen wat er aan de hand is. Staffrider voorziet in een enorme behoefte aan relevant leesmateriaal voor de zwarte gemeenschap. Een blad waarin uitdrukking gegeven wordt aan de leefsituatie en de gevoelens van de ghetto-bewoner. Een vrouw die Miriam Tlali in een van haar columns aan het woord liet, zegt: ‘Jullie schrijvers kennen ons. Jullie weten waar je over schrijft. Jullie kennen Soweto en jullie weten wat wij willen.’
Over het thema ‘literatuur in Zuidafrika’ schreef Miriam Tlali mij in een brief:
Door de Zuidafrikaanse politieke realiteit die ons opgedrongen is door het Apartheidssysteem ontbreekt er in ons land, in onze manier van leven, een positieve wederzijdse culturele beïnvloeding (cross-cultural resonances). Op het moment is er een felle polarisatie gaande tussen de schrijvers die zich op al dan niet militante wijze terugtrekken binnen hun eigen zwarte wereld en diegenen die de mogelijkheid tot tweerichtingsverkeer nog openhouden.
De eerste groep die in het verlengde van de Black Consciousness Movement opereert is van mening dat er slechts van een sterke en onvervalste zwarte uitdrukking van de werkelijkheid sprake kan zijn, als men zich bewust als zwarte en uitsluitend en voor de zwarte groep manifesteert. Deze groep heeft zich in de Writers Association of South Africa (WASA) georganiseerd die weer verbonden is met de International Federation of Journalists (IFJ). De andere groep vinden we vertegenwoordigd bij de Zuidafrikaanse afdeling van de PEN (Poets, Editors, Essayists, Novelists) waarvan het lidmaatschap voor iedereen, blank en zwart, openstaat en waarvan de leden zich volgens de statuten verplichten ‘hun uiterste best te doen teneinde uitbanning van rasse-, klasse- en volkshaat te bereiken en het ideaal van het in de wereld in vrede naast elkaar leven te verdedigen.’
Hoewel de twee groepen uiteindelijk hetzelfde nastreven, het maatschappelijk bewustmaken van het volk en de nationale bevrijding, oefent de WASA een grote druk uit op de zwarte leden van de PEN hun eigen zwarte organisatie te vormen of zich bij de WASA aan te sluiten teneinde elk organisatorisch contact of samenwerking met blanke schrijvers te vermijden. Een belangrijke vraag is: Hoe authentiek is de verwoording van bijvoorbeeld het ghettoleven door een blanke? In hoeverre is de verbeelding van een blanke schrijver, werkend in zijn riante villa in een comfortabele wijk, in staat het ghetto-leven op integere wijze weer te geven? Het Apartheidssysteem heeft zich zo diep in de maatschappelijke verhoudingen genesteld dat de strijd van de blanken, hoe goedwillend ook, toch van een geheel andere aard, praktisch zowel als gevoelsmatig, is dan die van de zwarten.
Een paar maanden nadat Miriam Tlali het bovenstaande schreef, werd de Zuidafrikaanse PEN - na een tweejarig bestaan - opgeheven. Voorlopig is PEN langs de diep in alle goede voornemens ingesneden kleur-lijnen uit elkaar gevallen en er ontstond een nieuwe groepering: de African Writers' Association (AWA). De Zuidafrikaanse PEN-voorzitter Mothobi Mutloatse verklaarde dat de PEN niet geaccepteerd werd door de zwarte gemeenschap omdat er ook bevoorrechte blanke schrijvers wier boeken niet gebanned werden, lid van waren.
De nieuwe schrijversorganisatie AWA zal zich vooral bezig gaan houden met de orale literatuur en de in de Afrikaanse talen geschreven literatuur.
In dit verband is het interessant uit het interview te citeren dat ik in 1979 met de voormalige Zuidafrikaanse PEN-voorzitter Mothobi Mutloatse had:
Op welke wijze bewerkstelligt PEN (opgericht in 1978) een beter contact tussen Zuidafrikaanse schrijvers?
Omdat we in een racistisch land leven is het voor zwarten en blanken in het algemeen, en zeker voor schrijvers, erg moeilijk elkaar te ontmoeten. Omdat PEN een internationale organisatie is, bleek het de enige mogelijkheid tot onderling contact zonder dat men zich bij voorbaat laat leiden door politieke en persoonlijke vooroordelen. De oprichting van PEN zorgde voor een gemeenschappelijke basis waarop schrijvers, onafhankelijk van hun kleur, elkaar als schrijvers kunnen ontmoeten.
Zijn de blanke schrijvers blij met deze legale mogelijkheid zwarte collega's te kunnen ontmoeten?
Het enthousiasme is niet overstelpend. Laten we hier vooral nuchter over zijn. De blanken zijn op hun hoede. Men aarzelt nog. Maar ondanks de grotere geestdrift onder de zwarte schrijvers voor deze nieuwe mogelijkheid tot onderling contact, heerst er ook onder sommigen van hen een zekere achterdocht. Het blijft in onze racistische maatschappij tenslotte toch een risico, vooral voor een zwarte, om de kleurlijn over te steken.
Heeft u al repercussies van de zwarte gemeenschap ondervonden?
Neen. Althans niet duidelijk. Men heeft toch wel geaccepteerd dat we verschillende vormen van bevrijding moeten gebruiken. Omdat PEN een internationale organisatie is, beschikken we nu over een toegang tot de buitenwereld. Vroeger wist niemand het als er wat gebeurde. PEN heeft ons de noodzakelijke verbinding met de buitenwereld gegeven. We staan niet meer alleen.
Om een beter idee te krijgen van de principiële discussie die nu onder de zwarte Zuidafrikaanse schrijvers plaatsvindt is de reactie van de schrijver Mtutuzeli Matshoba op het uiteenvallen van de PEN de moeite waard. Mtutuzeli Matshoba is auteur van de verhalenbundel Call Me Not A Man waarin hij het verpauperde bestaan in Soweto tastbaar tot uitdrukking brengt. Een verhalenbundel waarvan hij zelf zegt: ‘Dit waren de gebeurtenissen die de Steve Biko's en de Solomon Mahlangu's vormden en de vele anderen die voor en na hen kwamen.’
In Staffrider schreef hij:
Het valt niet te ontkennen dat het rassenprobleem als een molensteen rond de nek van iedere Zuidafrikaan hangt en ons is omgelegd door het blanke bewind. We hebben naar een oplossing gezocht, helaas met weinig resultaat. Ons falen is, denk ik, te wijten aan het feit dat we al die tijd slechts gestreefd hebben naar een soort buren-verdraagzaamheid tussen de verschillende bevolkingsgroepen en daarbij bovendien niet hebben samengewerkt, waardoor we uiteindelijk zijn blijven steken in het moeras van de Zuidafrikaanse rassenpolitiek. We hadden de muur tussen ons in moeten afbreken en daarna een constructieve vorm van communicatie moeten opbouwen. Alleen dan is het mogelijk ons te verenigen als Zuidafrikanen, ongeacht huidskleur of geloofsovertuiging.
Discriminatie naar huidskleur heeft ertoe geleid dat verschillen die tussen ons zouden bestaan sterk zijn overdreven. Helaas heeft dat weer geleid tot wat ik een confrontatie of verdeeldheid zou willen noemen binnen onze gelederen van mensen die zich met alle energie die ze hebben inzetten voor de strijd tegen het racisme in onze samenleving. Ik zou willen waarschuwen dat door verdeeldheid aan het front onze eenheid kan worden ondermijnd, waarna ze alleen nog als splintergroeperingen kunnen opereren. Hoewel binnen de afzonderlijke groepen de eenheid best kan blijven bestaan - en eenheid maakt sterk - kom je nergens met de eenheid van een paar tegen velen.
Desondanks moeten we ook onze praktische mogelijkheden in ogenschouw nemen. Zo leven en opereren zwarten en blanken bijvoorbeeld aan de twee verschillende kanten van het raciale ijzeren gordijn. Daarom kunnen we geen ervaringen uit-