| |
| |
| |
Charles Vergeer
Brieven van A. Roland Holst III
In de zomer van 1925 zijn R.N. Roland Holst en zijn vrouw Jet op vacantie te Bellevue bij Parijs. Zij krijgen daar bezoek van hun neef Jany, Arthur van Schendel en de schilder Jan Pollones. Gezamenlijk wordt verslag gegeven aan Annie van Schendel-de Boers die met de kinderen, Ken en Sjeu, in Italië is. Hoewel het briefje van elke letterkundige waarde verstoken is, en ook de mededeling over het op handen zijnde huwelijk niet serieus is gemeend, is het aardig genoeg om als ouverture te dienen.
| |
XV
R.N. Roland Holst, J. Pollones, A. Roland Holst en Henriette Roland Holst aan Annie van Schendel-de Boers
(Poststempel: Bellevue S. et O. II.V.1925)
Zondagmiddag
Lieve Anna,
Terwijl de andere mannen nog aan 't pimpelen zijn begin ik je vast een briefje te schrijven, wij zitten hier op 't terrasje van een alleraardigst Hotelletje vlakbij Parijs en toch buiten, en Arthur, Jany en Pollones hebben wij vandaag te spelen gevraagd, wij hebben een mooie wandeling door 't bosch van Meudon gemaakt, en zij zijn erg zoet geweest, heelemaal niet gejengeld en erg gehoorzaam, neen 't moet erkend worden Sjeu en Kennie hebben Arthur best opgevoed, 't is een zoete jongen, zeg hen dat maar.
Jet en ik logeeren hier, maar wij gaan natuurlijk geregeld naar Parijs, maar wij zijn nu al weer over de helft van 't gezellige weekje heen. 't Is vandaag ook voor 't eerst voorjaarsachtig en zonnig, tot nu toe was 't hier nog steeds Hollandsch guur. Wat is 't jammer dat je er niet bij bent, wat zou dat nu gezellig zijn. Nu schei ik uit want Pollones brandt van verlangen om nu in versvorm aan je door te gaan
dag Rik
Veel liefs aan de kinderen van ons allen!
Beste mevrouw, Graag zou ik dichten over onze genoeglijke dagen, maar het is misschien beter te zwijgen over de verrichtingen van twee Hollandsche jongens in Parijs. Uw man animeert mij weer verleidelijk nog eens naar Italië te gaan en dan zullen wij alles opbiechten.
Hartelijke groeten ook aan Kennie en Sjeu
Pollones.
Beste Annie,
Verder dan Parijs heb ik 't helaas niet kunnen brengen: Nijhoff heeft je misschien wel verteld van mijn reispech en voorloopig heb ik de moed opgegeven naar Italië te komen, maar als je 'n aardig en bescheiden Palazzo vrij ziet staan moet je 't toch maar voor mij huren want Arthur werkt hier weer aan mijn a.s. huwelijk en ik vrees, dat zijn bemoeiingen zullen slagen, en dan kom ik in zijn buurt wonen opdat hij voor de gevolgen opdraaie. Dus misschien tot gauw na mijn honey-moon.
Hart. gr., ook aan Ken en Sjeu.
van je Jany.
Lieve Annie, Het is heel gezellig Arthur hier bij ons te hebben en van jullie veel te hooren. - Wij hebben hem nu overtuigd dat de ‘noorder lente’ ook wel bekoring heeft, Veel liefs van Jet.
Daarna ontbreken voor lange tijd berichten. De volgende brief had die van Arthur van Schendel aan A. Roland Holst moeten zijn d.d. 6 februari 1927, maar ook deze is verdwenen. Ook hier moet ik volstaan met te citeren wat F.W. van Heerikhuizen eruit meedeelt, op bladzijde 213 van zijn dissertatie, want hij is de laatste die deze brief, in 1960 nog, zag. ‘Roland Holst had hem De Afspraak en De Wilde Kim toegezonden, die hij beide reeds bleek te hebben. “De Afspraak had ik toevallig weer gelezen in de uitgave van Stols” heet het hier.’ Meer komen we niet te weten, tenzij deze brief nog weer eens teruggevonden zou worden.
Ook over Roland Holst komen we maar weinig te weten. 20 Januari 1929 schrijft zijn oom over hem: ‘Vannacht logeerde Jany hier, hij is gezellig en lijkt evenwichtig, maar hij verbergt zich zoo, dat je er niet gauw achterkomt hoe of hij 't heeft.’
Bijna een jaar later is er pas weer een bericht over de dichter. Holst en zijn vrouw waren in Zwitserland op vacantie en schrijven Van Schendel 11 januari 1930.
Wij zochten Jany nog op, die daar in Ascona wel prachtig onder dak is, wat een gelukkig jong om in zoo'n omgeving maanden te kunnen werken. Hij werkt ook werkelijk weer naar ik hoor. Ik kan niet zeggen dat ik zijn artikel in De Gids bewonder, zijn pegasus is zoo onwezenlijk mooi en opgetuigd, als hij van stal komt voor de literaire parade. Dien oude zeeknol van jou vind ik veel ontroerender, ik geef hem in gedachten roggebrood en ik zie zijn geele tanden.
Ik vind ook eigenlijk die diepzinnigheid van Jany wat getruceerd. Ik ben er te oud voor.
‘Dien ouden zeeknol van jou’ is Het Fregatschip Johanna Maria dat vanaf januari 1930 in De Gids begon te verschijnen - jaargang 94, deel I, pp. 4, 147 en 305 -. Ook in het januarinummer van De Gids verscheen het door zijn oom verguisde opstel Sirenische Kunst van A. Roland Holst.
De brief die hierop volgt geeft eveneens een waardering voor Het Fregatschip Johanna Maria en haar hoofdpersoon Jacob Brouwer.
De brief ‘die ik je eenige maanden geleden schreef’ is ons onbekend. Jan Vogelaar was een gemeenschappelijk vriend van Holst en van Van Schendel, een schilder en orgelist.
Inderdaad is Jany Holst in april 1930 op bezoek geweest bij de Van Schendels te Florence. De zoon, Sjeu, was het jaar daarvoor zwaar ziek geweest.
| |
| |
| |
XVII
A. Roland Holst aan Arthur van Schendel
(Ascona, Italië) Donderdag. (Poststempel: 28.3.30)
Beste Arthur,
Al heb ik nog steeds het gevoel, dat de brief, dien ik je eenige maanden geleden schreef, in een luchtledig verdween (terwijl Jan Vogelaar mij schrijft, dat jij je beklaagt over het zwijgen van oude vrienden), toch wil ik zwijgen (voor mij geen goud) nogmaals met woorden tot leven trachten te kittelen. Ik zou 't waarschijnlijk niet doen, had je mijn bewondering niet zoo gewekt door je laatste werk, waarvan ik het slot met groot verlangen tegemoet zie. Behalve mijn bewondering heb je er - en minstens even sterk - mijn hart mee geraakt, want ik kan niet anders zeggen, dan dat Jacob Brouwer er is blijven wonen. Eigenaardig: toen ik de eerste Gids-aflevering van dit nieuwe boek gelezen had, was ik nog ietwat onzeker hoe ik het geheel zou vinden. Ik kon mij nog niet heelemaal oriënteren in wat je wilde geven; maar de tweede aflevering was beslissend: nu eenmaal die man en dat schip vrij zijn gekomen uit al het andere, voel ik, dat dit boek voor mij een van de zeer weinige groote gebeurtenissen in onze litteratuur van den laatsten tijd zal blijven. Het is prachtig zooals je hier een zeer concrete werkelijkheid voortdurend en organisch tesamen doet leven met die toon van peinzende herinnering, die mij in veel van je vroeger werk al zoo lief werd. Ook bewonder ik iets wat, vind ik, zoo zelden in een roman of een lang verhaal bereikt wordt: het inderdaad beleven van den geheelen duur van een menschenleven. - Wat het publiek aangaat doen wij beter niet te optimistisch te zijn, maar ik durf toch hopen, dat je door dit werk wel de warme waardeering zal krijgen van enkelen wier gevoelens voor jou van eenige waarde kunnen zijn.
Florence, april 1930.
Ascona - of liever: Moscia - heeft mij veel goed gedaan. Ik hervond er eindelijk weer de kracht en de concentratie, die mij terugbrachten tot mijn werk. Waarschijnlijk blijf ik hier nog tot eind maart; de maand april wou ik wat gaan reizen, waarschijnlijk in Italië. Zijn jullie dan in Florence? dan zou ik jullie graag weer eens bezoeken; ook wou ik dan nog naar Rome gaan. Het is echter ook mogelijk (hoewel minder waarschijnlijk), dat ik naar Frankrijk ga. Voor mei heb ik in Porto Ronco een klein huisje gehuurd, waar ik juni ook hoop te blijven, zoodat ik wel niet vóór juli in Bergen terug zal zijn. - Jan Vogelaar, van wien ik een weinig geruststellenden brief (over hun toestand) kreeg, schreef mij tot mijn blijdschap voor jullie, dat Sjeu het heel goed maakt. En de andere drie?
Ik hoop spoedig eens iets van je te hooren -
Hartelijke groeten, ook aan Annie en Ken en Sjeu,
van je Jany.
Ascona.
Febr. 1930.
Daarna zijn we weer voor enkele jaren aangewezen op de brieven die R.N. en Henriëtte Roland Holst de Van Schendels sturen.
Maar ook daar is de oogst aanvankelijk schraal. Juni '30: ‘Van Jany hooren wij weinig, hooren jullie van hem?’ Augustus '30: Van Jany in lang niets gehoord.’
Pas op 13 maart '33 krijgen wij hem weer te zien, zij het niet direkt, door de ogen van zijn oom die het Van Schendel schrijft: ‘Jany maakt geloof ik preperatieven voor een reis naar Ascona, hij is maanden lang erg Berg-vast geweest, niemand zag hem, behalve dat jonge meisjes mij rapporteerden dat hij in A'dam liep. Maar dat was uitzondering.
Dan volgen twee briefjes naar aanleiding van de operaties die Annie van Schendel moest ondergaan.
| |
XVIII
A. Roland Holst aan Arthur van Schendel
(Bergen N.H.) Maandagmorgen. (2 april 1934)
Beste Arthur,
Je briefje aan Rik, dat hij mij doorstuurde, gaf mij een erge schrik, want ik wist niets van Annie's operatie af; ik dacht mij jullie gezond en wel in Brussel. In deze dagen zul je 't wel erg druk hebben, maar als je mij met een paar woorden op een briefkaart eens wil melden, hoe zij nu is, dan héél graag. Laat mij in elk geval weten, of zij naar A'dam wordt gebracht, en - zoo ja - wanneer en waarheen.
Dat zij zich zoo flink houdt, verbaast mij van haar niet, maar ik heb toch nog genoeg herinneringen aan operaties en hun naweeën, om in gedachten dikwijls bij haar te zijn. Ook zou ik haar - als dat mag - graag in A'dam eens bezoeken. Je hebt natuurlijk een erg naren, angstigen tijd, maar vergeet niet, dat - hoe betrekkelijk de medische kennis ook mag zijn - de chirurgische bekwaamheid vrijwel volmaakt is. - Wil je Annie vooral mijn beste en liefste wenschen overbrengen? Ik hoop innig, binnenkort gunstig bericht te hooren -
Hartelijk groeten
van je Jany.
Bergen. N.H.
April. 2.'34.
Op enkele onbeduidende zinsneden na is het dan weer tijden lang stil. Een van de redenen was de ernstige gezondheidstoestand van Jet Roland Holst. Haar dood werd verwacht en al de aandacht van haar man gold haar. Zij echter herstelde later wonderbaarlijk en stierf pas in 1952.
Tenslotte is er nog een kattebelletje van Van Schendel om gevraagde informatie aan een van zijn Engelse vrienden door te sturen aan Holst.
| |
XIX
A. Roland aan Annie van Schendel-de Boers
(bergen n.h.) woensdag. (18 april 1934)
| |
| |
Lieve Annie,
Even kom ik je een papieren bezoekje brengen, om je het beste te wenschen. Ik hoop zoo erg, dat het nieuwe onderzoek niet tot weer een operatie zal leiden, al zijn operaties dan ook zooveel minder erg dan de meesten denken. Achttien jaren geleden lag ik net om dezen tijd in hetzelfde ziekenhuis en liet er een nier met een grindpaadje van 13 steenen achter. Ik heb de beste herinneringen aan die weken gehouden, vooral aan uren in de tuin met prachtig voorjaarsweer. En ik wandelde later het leven weer in als een vernieuwd mensch - volg mijn voorbeeld (een raad, die ik overigens vrijwel nooit zal geven) Ik hoop je binnenkort eens op te komen zoeken. Nu sta ik op 't punt tot vrijdag weg te gaan. Maar daarna meld ik mij wel eens aan.
Hartelijke groeten, ook aan Arthur, Ken en Sjeu,
van je
Jany.
Bergen. N-H.
April. 18.'34.
| |
XX
A. Roland Holst aan Annie van Schendel-De Boers
(Bergen N.H.) Dinsdag. (3 augustus 1937)
Lieve Annie,
Tot mijn spijt merk ik, dat ik nog steeds niet aan Rik's verzoek voldeed: je te bedanken voor je briefje. Ik was bij hem, kort voor hun vertrek naar Brabant, en hij had 't daardoor erg druk. Bovendien bezwaart Jet's toestand hem zoo, dat hij er maar weinig over schrijft. Ik vond haar inderdaad achteruit gegaan in de paar maanden, dat ik haar niet zag, zoowel naar lichaam als naar geest, en ik kan mij begrijpen, dat Rik er ontzettend tegenopzag nu met haar naar de B. Heide te gaan. Maar zij wilde persé. Zijzelf lijdt eigenlijk niet - zij realiseert de veranderingen niet, - het is soms allervreemdst dat te constateeren. Voor Rik is het een voortdurende beklemming en ik heb de diepste bewondering voor de wijze, waarop hij alles in de hand houdt. -
Wat heerlijk voor Ken, en ook voor jullie, dat zij die benoeming aan het Haagsch conservatorium kreeg - het is in deze tijd heel wat waard een vaste basis te hebben.
Sinds mijn terugkomst is het hier veelal donker en haast herfstig weer, maar ik deed in het hooggebergte nu eenmaal weer een aanzienlijke voorraad liefde voor het vaderlandsche landschap op. Al die topprestaties van de aarde vind ik meestal nogal erg retorisch, en men heeft den indruk, dat de hemel zich daar terugtrekt. Maar het tochten maken is er door de hooge lucht wel een genot.
Is Arthur alweer aan een nieuw boek? Die man schrijft sneller dan ik kan lezen, en dat nog wel onder zoo'n Italiaansche zon! - Ik genoot in juni weer van Ascona, vooral van het meer, en voel er, zelfs hier in mijn eigen landschap, toch soms weer heimwee naar.
Hartelijke groeten voor jullie allen, ook voor Jan Pollones, van je
Jany.
Bergen. N-H.
Aug. 3.'37.
| |
XXI
A. Roland Holst aan Annie van Schendel-De Boers
(Bergen N.H.) Vrijdag (24 september 1937)
Lieve Annie,
Over Jet kan ik je alleen maar treurigs melden. Zij is nu geheel bedpatiènte geworden en vrijwel kindsch. Het is heel snel gegaan: toen ik 22 juli haar nog in Bloemendaal zag, vond ik haar wel erg zwak, maar zij had toch nog haar normale bewustzijn. Kort daarop gingen zij naar Brabant en daar ging 't hollend achteruit. Rik's leven was sindsdien een voortdurende opoffering. Waarschijnlijk komen zij nu tegen 1 oct. weer in Bloemendaal en het is te hopen, dat hij dan weer het grootste deel van den dag aan zijn werk zal kunnen geven. Het is volkomen onzeker, hoe lang 't nog duren kan; maar de snelle verzwakking van het hart wijst, zou ik zeggen, toch op de kans van een einde binnen enkele maanden. Het is nu te hopen, want verbetering is totaal uitgesloten.
Ik schrijf dit nogal in haast, maar hoop binnen kort eens een beter epistel te sturen.
Hartelijke groeten voor jullie beiden en een hand van je
Jany
Bergen. N.H.
Sept. 24.'37
| |
XXII
Arthur van Schendel aan A. Roland Holst
89 Leidschekade 2 December '37
Beste Jany,
Hier heb je het antwoord van Sargant: hij zal nog nader antwoorden zoodra hij meer weet van zijn plannen over verblijf in Londen. Als je tegen nieuwjaar nog niets van hem gehoord hebt zou je hem kunnen schrijven naar: F.W. Sargant, c/o The Chelsey Arts Club, 40 Church Street, London, S.W. Het adres is Corfu is c/o The Eonian Bank. Ik denk niet dat hij lang in Engeland blijft.
Een hand van je
Arthur
Het laatste briefje van R.N. Roland Holst, van 12 oktober 1938, meldt over Jany Roland Holst: ‘Jany is nu weer in Ascona, ik geloof dat hij vrij spoedig terug komt, zijn vader schreef 't mij. Hij heeft weinig van zich laten hooren, heel weinig.’
De dood van R.N. Roland Holst wordt in de volgende brief beschreven. P. Bierens de Haan was medicus en vriend zowel van de Holsten als van de Van Schendels.
| |
XXIII
A. Roland Holst aan Annie van Schendel-de Boers
(Bergen N.H.) Vrijdag. (6 januari 1939)
Lieve Annie,
Misschien heeft Sjeu jullie al iets geschreven over Rik's sterven - ik sprak hem op de crematie. - Toen ik er 24 dec., met de verjaardag van Jet, at, voelde hij zich niet goed en ging vroeg naar bed. Eerst heb ik, na tafel, nog wat boven met hem zitten praten. Hij was toen erg somber gestemd over de toestand thuis - maar dat was hij al zoo lang - en zooveel somberder dan hij eigenlijk behoefde te zijn. Maar hij kon de druk alleen nog verduren door hem zwaarder te maken dan noodig was - het klinkt paradoxaal, maar het is, naar mijn overtuiging, de simpele waarheid. Hoe dan ook: zijn wil om te leven had heel erg geleden - was vrijwel gesloopt.
Maar verder: 's avonds reed Eep mij in zijn auto naar A'dam en den volgenden dag kwam ik voor het jaareinde in Hilversum bij mijn ouders logeeren. Elken dag telefoneerde ik met de zuster in Bloemendaal. Eerst leek alles goed te gaan. Toen werd het dubieus en plotseling werd er longontsteking geconstateerd. In den morgen van de 31ste belde Eep mij uit Bloemendaal op, dat ik direct moest komen. Om 11 uur was ik er, maar Rik was al niet meer bij bewustzijn. Zijn ademhaling ging
| |
| |
zwaar en luid. Twee uren later stierf hij, na een plotselinge wijde blik, als vol verwondering, voor zich uit. Eep was uit A'dam 's morgens in alle vroegte al gekomen, en had nog met hem gesproken. Hij was toen helder bewust, en in het volle besef van te gaan sterven. Hij sprak er rustig over, en zei ten slotte: ‘mijn werk is volbracht.’
Jet maakte die laatste nacht en dag geheel mee: volkomen beheerscht en gelaten. Ook de dagen daarna is zij zoo gebleven. Het is een vrij raadselachtige toestand. Volgens Bierens de Haan kán zij (want in elk geval schijnt haar hart heel zwak te zijn) plotseling een erge inzinking krijgen - maar nu schijnt nog niets daarop te wijzen. - De eerstvolgende maanden zal zij met de zuster nog wel in Bl. blijven. Daarna wil zij in een rusthuis gaan wonen - zij denkt over Hilversum.
Dat hij niet meer leeft is mij volkomen onwezenlijk. Als de post zoometeen een brief van hem bracht, zou ik nauwelijks verbaasd zijn. Daarom kan ik mij ook het verlies haast niet realiseeren -
- Voorlopig is voor mij dit onwezenlijke het ergst. En op den duur het voelbaar worden van het verlies ... hij was al ruim 30 jaren een groot vriend voor mij. - Ik zit voor een berg correspondentie, en eindig dit dus. Laat mij vooral weten, wanneer jullie weer in A'dam zijn. Maken jullie 't goed? Hart. gr., ook aan Arthur, en liefs van je Jany.
Bergen N.H. - 6.1. -'39.
Op de enveloppe staat dan nog: ‘is Jan Gr. nog bij jullie? Zoo ja, groet hem dan ook hartelijk van mij.’
Jan Gr. = Jan Greshoff.
Bijschrift op de enveloppe, 6 januari 1939.
Dan de laatste drie brieven, alle van Roland Holst. Hoewel daarin sprake is van twee brieven van Arthur van Schendel, teruggevonden is er niet één.
Bep is E. du Perron-de Roos, vrouw van de 14 mei 1940 gestorven Edgard du Perron (Eddie voor vrienden). Alain is hun zoontje en ze woonden die maanden te Bergen. Diezelfde 14-de mei benam Menno ter Braak zich het leven. Henny Marsman kwam om op 17 mei.
Met de plannen voor het ‘gilde’ wordt gedoeld op de voornemens van de bezetters een ‘kultuurkamer’ voor de schrijvers op te richten. Het verzet daartegen was effectief en werd o.a. in belangrijke mate door Jany Roland Holst gedragen.
Van Schendel was door de oorlog en het verlies van vrienden als Ter Braak en Du Perron dermate geschokt dat hij lange tijd niet tot werken kwam.
In de voorlaatste brief is Charley de schilderes Charley Toorop, en in de laatste Jacques de dichter Jacques Bloem die inderdaad nog naar Zuid-Afrika is gegaan.
Die laatste brief werd geschreven na de dood van Arthur van Schendel, 11 september 1946. A. Roland Holst en Annie van Schendel-de Boers stierven beiden in 1976.
| |
XXV
A. Roland Holst aan Annie van Schendel-de Boers
(Bergen N.H.) Woensdag - (14 mei 1941)
Lieve Annie,
Op den duur gaat een slecht geweten verlammend werken, wat in dit geval ten gevolge zou kunnen hebben, dat ik je eenvoudig niet meer zou durven schrijven! Daarom doe ik het, nu het nog net gaat.
De kwestie, is dat ik er zoo moeilijk toe kom, brieven te schrijven aan vrienden in het buitenland; het gevoel van ‘onder rantsoen’ te schrijven ondermijnt mijn meestal toch al niet groote epistolaire energie. Zoo schreef ik pas eenige dagen geleden voor het eerst sinds een jaar een brief naar Amerika, waar ik toch verschillende vrienden heb. - Enfin, nu ik eenmaal begonnen ben, gaat het wel. - Je brief, dien ik eind februari kreeg, ligt voor mij als een, hoop ik nog, zacht verwijt. Ik herlas hem daarnet, en zooveel oude herinneringen aan jullie, in Holland, in Parijs, in Italië, in Ascona, kwamen weer om mij heen. Soms zijn, behalve de kwellende actualiteit, herinneringen nog maar de eenige zekerheid, die ons rest. Het klinkt somber, maar ik moet bekennen, dat de actualiteit mij de laatste maanden onzegbaar deprimeert. Mijn zin in de wereld is nooit groot geweest, in tegendeel, maar de weerzin en afkeer, die ik nu - dag in, dag uit - voel en moet, maar niet kan, verwerken, veroorzaakt een soort geestelijke constipatie, die ik haast niet meer aan kan. Het eenige purgatief is dan de levende spanning, hoe dit alles af zal loopen. Kon ik Arthur's optimistisch vertrouwen maar zonder voorbehoud deelen! Maar ik voel de toekomstige mogelijkheden als zoo gecompliceerd en voor wat ons dierbaar is, grotendeels zoo dreigend, dat het woord ‘optimisme’ in mij zeker niet cursief gedrukt staat. -
Gisteren was ik enkele uren bij Jet; zij maakt het goed, en gaat binnen kort weer naar de Buissche Heide, waar ik dezen zomer een week bij haar hoop door te brengen. - Onlangs sprak ik Kennie nog een paar malen bij Bep: zij was heel opgewekt en zag er goed uit. Tot mijn spijt was ik niet in Bergen toen Sjeu en zijn meisje bij Bep waren.
Handschrift van A. Roland Holst. Brief van 14 mei 1941.
Jacques Bloem was met Paschen vier dagen bij mij. Begin januari heeft hij onder invloed van de gladde straten en inwendige nattigheid een val gedaan, die hem een lichte hersenschudding bezorgde, waar hij lang last van had. Maar nu is hij er weer bovenop, alleen drinkt hij zijn borrel nog aangelengd met
| |
| |
wat witte vermouth (maar héél weinig) - Eenige dagen geleden schreef hij mij, dat hij iemand gevonden heeft, die hem een toelage geeft, waardoor hij zijn baantje op kan geven! De wonderen zijn dus zelfs déze wereld nog niet uit - Charley schildert dapper verder - dapper is het juiste woord, want zij schildert (mij wel eens wat te zeer) met haar biceps. - Eind maart kreeg ik een kort briefje (dat er 4 maanden over had gedaan) van Jan Greshoff uit Mosambique, - zij waren op weg naar ‘het land v. Herkomst’ -
De censuur. Brief van 14 mei 1941.
Zooals jullie misschien al weten, staat het woord ‘gilde’ in het perspectief van onze kunsten en litteratuur. Het lijkt mij alleszins waarschijnlijk, dat ik mij zelf ‘ongildig’ zal verklaren. Ik ben heel blij, lieve Annie, dat je ‘in Memoriam’ zoo goed vond, voelde ik mij maar weer zoo als toen ik dat schreef...
Is Arthur al weer over zijn werk-inflatie heen? Ik hoop het zeer. Ook hoop ik, dat je mijn kwaad met goed zal beschamen door mij spoedig weer eens te schrijven - Hartelijke groeten, ook aan Arthur, en heel veel liefs van je Jany.
Bergen. N-H.
14.V.'41.
Vandaag is het een jaar geleden, dat Eddie en Menno stierven; het lijkt jaren geleden, en soms alsof het gisteren was. -
| |
XXIV
A. Roland Holst aan Arthur van Schendel
(Bergen, 23 juni 1940) Dinsdag -
Beste Arthur,
Dit al niet meer zoo jonge hart sprong op bij het zien van je brief. Toevallig stond ik net op het punt naar A'dam te gaan, waar ik met Sjeu telefoneerde. Je zult sindsdien wel van hem hebben gehoord. -
Het is zooals je schrijft: waar wij niet in staat zijn ons goed te uiten is het misschien maar beter te zwijgen over wat ons het meest vervult. Trouwens, kennen wij elkaar niet lang en goed genoeg, om wel vrijwel te weten, wat verzwegen wordt? - Dit wat ons aller gemeenschappelijk verlies aangaat. -
Bep houdt zich zoo goed en waardig, dat het soms is of Eddie alleen maar voor jaren op reis is. De maand augustus moet zij haar huisje aan de eigenaars afstaan, maar begin september wil zij er dan met Alain weer komen - of dat verstandig is, betwijfel ik - de dagen worden dan zoo snel korter en met die verplichte verduistering zal het erg somber zijn, vrees ik, en zij heeft een kant van languisant fatalisme, waar dat gevaarlijk op zou kunnen werken. - Maar wie weet, wat er tegen dien tijd met dit dorp gebeurd is - sinds enkele weken gaan velen al in omliggende gemeenten slapen. Ik heb wel nogal wat boeken en kleeren elders in veiligheid gebracht - zelf hoop ik hier te blijven. Juist in dezen tijd werd deze plek, en dit huisje ook, mij dubbel dierbaar. Ik slaagde er zelfs in, het contact met mijn papieren terug te winnen. Kort geleden voltooide ik een in Memoriam, in 3 gedichten, aan Eddie en Menno. Het zal, vooreerst, wel niet verschijnen. - Verleden zondag las ik in de krant, dat ook Marsman gestorven is...
Het zijn berichten, die ons brein bereiken, maar dan onderweg naar het hart in een vreemde onwerkelijke sfeer blijven rondwaren -
Eenige weken geleden ontmoette ik Sjeu met zijn meisje bij Bep; wij vonden haar allen bijzonder aardig en op een heel eigen wijze. Het zal jullie beiden wel een groote troost zijn, te weten, dat zijn leven, juist in dezen tijd, zulk een vervulling kreeg. - Ik heb niet den indruk, dat er voor jullie reden is, je over de kinderen speciaal bezorgd te maken: werkelijk niet.
Laat mij, al was 't maar met enkele woorden, even weten, als deze brief je heeft bereikt. - Veel hartelijks voor jullie beiden en een hand van je Jany.
Bergen. N.H.
23.7.'40.
| |
XXVI
A. Roland Holst aan Annie van Schendel-de Boers
(Bergen N.H.) Donderdag - (23 October 1947)
Lieve Annie,
Inderdaad heeft Jet, gevallen over een electrisch kacheltje in haar kamer in de Buissche Heide, haar heup gebroken. Zij ligt in de Ziekenverpleging aan de Prinsengracht, en de operatieve behandeling (niet onder narcose, maar plaatselijk ongevoelig gemaakt) doorstond zij goed. Den dag tevoren zei zij aan mijn broer, dat zij zich goed zou houden door een strophe van Dante en door het Wilhelmus, en dat schijnt zij, gedurende de behandeling, te hebben gereciteerd...
Ik bracht haar daarom een klein oranjeboompje, en tusschen de vele bloemen, die haar omringden, was een ‘bloemstuk’ van H.M. - ik bekeek het als het eenige schoone bewijs van West-Europa's ondergang.
Overmorgen hoop ik haar weer te bezoeken. Zij moet enkele maanden blijven liggen, wat op haar leeftijd niet ongevaarlijk is, maar haar dokter verzekerde mij, dat een eventueele longontsteking met injecties bezworen zou kunnen worden. Ik vond haar heel opgewekt, maar vraag mij toch af, of zij die lange ligkuur niet ondragelijk zal vinden.
Ik ben en blijf in Bergen, met intermezzo's in A'dam en den Haag tengevolge van betreurenswaardige misverstanden tusschen de Muze en mij.
Jacques staat nog steeds op het punt naar Zuid-Afrika te gaan, maar hij verloor zijn paspoort, en zoekt het, vergeefs maar onvermoeid, in alle kroegen van A'dam.
Als je half november weer terug bent hoop ik gauw eens bij je te komen praten.
Hartelijke groeten, ook voor Ken,
van je
Jany.
Bergen N.H.
23.X.'47.
|
|