Bzzlletin. Jaargang 10
(1981-1982)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
H.B. Fortuin
| |
[pagina 70]
| |
bezig hield. In Jud Süsz werd het al aangeduid. En nu is het de tegenstelling Socialisme en Kapitalisme, die de achtergrond vormt van de werken van Lion Feuchtwanger.
Bij dit gesprek past ook de meer bij-de-grondsche vraag: ‘Hoe werkt u’? Het procédé is niet veranderd, sedert Feuchtwanger debuteerde met tooneelstukken, die hem, als uitingsmogelijkheid echter niet bevredigden. Voor elken roman stelt hij een schema op, als voor een tooneelstuk; scheiding in handeling, personen en idee. De levendigheid van deze moderne en antieke geschiedschrijving - want dat is Feuchtwanger; een beschouwer en te boek steller - de levendigheid van zijn romans, hun bewogen en haast organisch voortstuwende gang, doet niet het haast machinale productie-procédé vermoeden. Als de roman ‘op stapel’ staat, als dus Feuchtwanger weet, wat hij wil gaan maken, stelt zijn secretaresse, een medewerkster reeds sedert elf jaar, een kartotheek samen. Daarin worden bijeengebracht ongeveer 100 personen, die in den roman een rol kunnen spelen. Van al die personen worden duizenderlei details, gewoontes, uiterlijk, liefhebberijen, karakter, door hem gedicteerd. Naast den mensch bevat de kartotheek materiaal over de idee, den geestelijken achtergrond, het ideëele landschap, waarin zich de handeling gaat afspelen, het vraagstuk, waartoe de roman in romanvorm een bijdrage wil leveren. En bij idee en mensch voegt zich de situatie: het geheel van handelingen, gebeurtenissen, kleine anecdoten en voorvallen. En dan wordt dat weer herzien. Er uit gegooid wordt, wat niet tot de handeling bijdraagt. Andere dingen worden uitgewerkt en nog van nadere details voorzien. Zoo ontstaat een volledig dossier, waarin alles over den komenden roman valt na te lezen. Aan de handeling wordt gevijld, bijzaken, zoo zij niet essentieele dingen bevatten, onverbiddelijk geschrapt. Een ware moordpartij wordt op de personen uitgeoefend. Niet noodige, niet kenteekenende figuren, worden ‘vermoord’, hun eigenaardigheden, hun functie, zoo die van belang is, wordt op andere figuren overgebracht. Slechts hoofdfiguren en belangrijke bijfiguren mogen overblijven. En is dat dossier heelemaal klaar, dan begint het dicteeren van den roman. Vijf keer wordt het over-gedicteerd. Vijf maal op verschillende kleur papier. Dicteeren is belangrijk, omdat een zin, zoowel optisch als acoustisch, heelemaal geschaafd moet zijn. En ook met de vertalingen moet van te voren al rekening gehouden worden. ‘Elke zin’, aldus Feuchtwanger zou - dat ware de ideale toestand - tegelijkertijd iets moeten inhouden over de idee, den mensch en de handeling. Helaas is dat niet altijd mogelijk, waar een zin, die niet op zijn minst twee dezer functies vervult, is voor mij een verloren zin. Ook in het ‘Exil’ is het huis van Feuchtwanger een trefplaats gebleven van de Duitsche litteratoren. Werfel woont in de nabijheid. Arnold Zweig ontmoette ik er, en vele anderen komen korteren of langeren tijd daar in de buurt en ontmoeten elkaar in de gastvrije woning van de Feuchtwangers. Marta Feuchtwanger is daarbij een ideale gastvrouw, die, als Feuchtwanger precies op tijd weer aan het werk gegaan is, het ernstige literaire gesprek naar lichtere onderwerpen laat afdwalen. Feuchtwanger is een stoere werker, die elken dag, van half tien tot twee uur, van half zes tot acht uur en vaak ook 's avonds ingespannen werkt. Hij komt bijna nooit uit de omgeving van zijn huis, en begeeft zich niet dan buitengewoon zelden naar het plaatsje, dat een kwartiertje loopen van zijn huis ligt. Slechts als hij op reis gaat, een of twee maal per jaar, komt hij er door. Toen hij, op het jaarlijksche dorpsfeest, toen de kermistenten schitterden van licht en schetterden van lawaai en het ‘groote’ jaarlijksche vuurwerk boven de donkere zee in fantastische vormen en kleuren uiteenspatte, plotseling aan het haventje verscheen, was dat een uitzonderlijke verrassing. In het gewoel van de dorpskermis vermaakte hij, ‘de kluizenaar’, zich voortreffelijk en de tenten, waar je door lootjes en draaiende wielen flesschen wijn en schoorsteenpendules kunt winnen, hadden zijn onverdeelde aandacht. En dat was het laatste aspect van den schrijver: een kinderlijk verheugd jongetje, gelukkig met den avond vrij en een buit van champagneachtige flesschen wijn. |
|