voor in Engeland geweest, waar ze mensen had leren kennen die mij hebben uitgenodigd. In die tijd kon je nog gewoon een visum krijgen als je een uitnodiging had. Ik was blij dat ik me aan de konflikten van het ouderlijk huis kon onttrekken. Je zou kunnen zeggen dat ik al mijn gezonde verstand nodig had om de nazis onbewust niet zelfs een beetje dankbaar te zijn dat ze me uit die problemen hadden ‘weggeëxplodeerd’. Ik miste vooral mijn grootmoeder, die me al die tijd eigenlijk had opgevoed. En als ik denk aan het gevoel van alleen zijn en ook aan de totale armoede van die tijd, dan besef ik natuurlijk terdege dat het gevoel van opluchting maar heel relatief was. Toen ik eenmaal in Engeland zat, ontdekte ik dat je voor een deel van het geld dat je van het vluchtelingenkomité kreeg visa kon kopen waarmee je andere mensen het land uit kon halen. Later ben ik in leegstaande huizen lood gaan jatten om aan geld voor visa te komen. Je kon voor 10 shilling handtekeningen kopen van Ierse arbeiders, waarmee ze bevestigden dat ze huishoudelijk personeel nodig hadden. Met die handtekeningen kon je dan een visum voor twee personen krijgen. Ierse arbeiders leefden meestal in grote huizen bij elkaar en konden dus waarmaken dat ze personeel nodig hadden. In totaal heb ik op die manier 73 mensen Oostenrijk uit weten te krijgen. Ik was ervan overtuigd dat joden en anti-fascisten die bij het uitbreken van de oorlog nog in Duitsland zouden zijn nauwelijks overlevingskansen hadden.
Wat voor mensen hebt u op die manier het land uit geholpen? Mensen op die manier helpen was natuurlijk heel onofficieel en ongeorganiseerd. Maar er waren in Wenen een aantal mensen die gehoord hadden dat ik hen kon helpen en die me brieven hebben geschreven. En verder kreeg ik via vrienden bijvoorbeeld foto's en namen van kinderen uit joodse weeshuizen die beide ouders hadden verloren of waarvan de vader in het koncentratiekamp was omgebracht en de moeder vervolgens zelfmoord had gepleegd. Zulke kinderen hadden dringend hulp nodig.
Ik kan me voorstellen dat zulke individuele akties heel vruchtbaar waren, maar dat op ander terrein het toch noodzakelijk was om je te organiseren.
Dat gebeurde natuurlijk ook. Ikzelf ben lid geweest van de kommunistische jeugdorganisatie van de Oostenrijkse kommunistische partij hier in Engeland. Verder was ik kandidaat-lid van die partij. Echt lid kon je alleen maar worden wanneer je in het land zelf al in een massaorganisatie had gezeten, wat bij mij niet het geval was. Maar ik ben al tijdens de oorlog weggegaan omdat ik een aantal dingen uit het Stalintijdperk onuitstaanbaar vond. Toch mag de organisatiegraad van de emigranten niet worden overschat. Meestal beperkten de kontakten zich tot het bieden van hulp bij het zoeken van woningen of werk en tot het bezoeken van gemeenschappelijke manifestaties. En wat de Oostenrijkers betrof: wij ontmoetten elkaar bij het vluchtelingenkomité, in cafés of bij de ‘Austrian Seifaid’ die was opgezet door de KP en die vanzelfsprekend konkurreerde met de betreffende Labour-organisaties.
Als we ervan uitgaan dat de emigratieperiode in 1945 eindigde met de nederlaag van Duitsland - dan hebt u van uw zeventiende tot uw vijfentwintigste in de emigratie gezeten. Was het niet vreselijk deprimerend om te zien wat er in Oostenrijk, in Duitsland, überhaupt in Europa gebeurde?
De mensen zijn enorm taal. Iedereen leed onder de dingen die er gebeurden, maar iedereen verkeerde in vrijwel dezelfde omstandigheden en daardoor kreeg het noodlot iets massaals, waardoor alles een soort inflatoire werking kreeg waar je je gemakkelijker bij kon neerleggen. Maar je voelde je veel betrokkener bij de onrechtvaardigheden die jezelf overkwamen. Bijvoorbeeld bij het feit dat anti-fascistische en joodse vluchtelingen in Engeland werden geïnterneerd als vijandelijke buitenlanders; of dat een schip vol geïnterneerde vluchtelingen die naar Canada werden gestuurd, werd getorpedeerd en dat toen de engelse regering in het parlement zei dat men de verzekering kon geven dat er alleen maar Duitse krijgsgevangenen op het schip hadden gezeten... Toen dat bericht via de radio werd uitgezonden stond er een jongen naast me die net had gehoord dat zijn vader op dat schip was verdronken. Zulke dingen raakt je heel persoonlijk en waren heel bitter.
De stimulans om te gaan schrijven, lag die in de schok van de gedwongen emigratie, in de onaangename ervaringen tijdens de emigratie, of stond die daar los van?
Dat is moeilijk te zeggen. Ik had in Oostenrijk al wel geschreven maar nog niet gepubliceerd. Mijn vader was schrijver (althans wilde schrijver zijn) maar hij had niet het minste succes.
Wat hij schreef was ook niet veel bijzonders, maar hij bedoelde het allemaal heel goed. En omdat ik het met mijn vader niet kon vinden, wilde ik onder geen beding schrijver worden, ook al had de direkteur van mijn school tegen me gezegd dat hij ervan overtuigd was dat ik schrijver zou worden. Ongeveer een jaar voor de dood van mijn vader kreeg ik toch zin om te gaan schrijven, en toen de nazi's in Oostenrijk kwamen, dacht ik: als ik hier levend uit kom - dan ga ik schrijven over deze dingen en over alle problemen met name door de dood van mijn vader - die dat bij mij heeft veroorzaakt.
Was dat een journalistieke of een literaire behoefte om de dingen te zeggen die gezegd moesten worden?
Ik had geen uitgesproken behoefte om journalistiek werk te doen, dat deed ik alleen als ik me daar om de een of andere reden toe verplicht voelde. Liever schreef ik gedichten, verhalen of hoorspelen.
Ik herinner me een verhaal uit uw bundel Fast alles Mögliche dat als titel heeft ‘Zu Tode gehetzt’. Het verhaal van een anoniem iemand die de dood in wordt gejaagd. Dat verhaal leek me typisch voor uw proza waarin konkrete biografische en literaire elementen op een fiktieve manier met elkaar worden verbonden.
Dat is het verhaal van iemand op wie een politieke drijfjacht wordt gehouden. Het zou kunnen gaan over een terrorist op wie heel individueel jacht wordt gemaakt. Ikzelf had weliswaar te lijden onder de algemene diskriminatie en onder de jodenvervolging onder Hitler, maar dat is niet een situatie van het persoonlijk opgejaagd worden zoals dat bijvoorbeeld het geval is bij de leden van een terroristische groep in de Bondsrepubliek of bij iemand van de PLO.
Waarbij ik me kan voorstellen dat er verschil is tussen de dingen die zich in je hoofd afspelen en de konkrete gevaren waaraan je blootstaat. U kon wel legaal naar Engeland reizen, maar zat dat gevoel van opgejaagd worden toen niet toch ergens in uw hoofd?
Ongetwijfeld. Maar daaraan kun je ook zien dat je een bepaalde situatie alleen maar kunt uitbeelden als er een soort identifikatiebrug geslagen kan worden van je eigen ervaringen naar de uitgebeelde problemen.
Uw eerste boekpublikaties dateren van 1944 en 1945. Er verschenen toen twee dichtenbundels onder de titel Deutschland resp. Osterreich. Betekent dat dat u erg gefixeerd was op wat er in die landen gebeurde?
Ja. Een van de dingen die me in die tijd bijvoorbeeld erg dwars zaten was wat ik voor het gemak maar even de lijn Ehrenburg zal noemen. De schrijver Ilja Ehrenburg had namelijk gezegd dat de enige goede Duitser een dode Duitser was. Dat maakte me woedend. En er waren genoeg Duitse en Oostenrijkse emigranten die die stelling onderschreven. Bij de Freie Deutsche Kulturbund heb ik toen op een gegeven moment midden in de winter geroepen dat ze maar met hun allen een wandeling