Bzzlletin. Jaargang 10
(1981-1982)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Klaus Mann
| |
[pagina 44]
| |
ontegenzeggelijk tot de beste op dit gebied ter wereld behoort. De grote letterkundige uitgevers leggen een ondernemingslust aan de dag, die zich zelfs tegenover de thans verdreven Duitse auteurs handhaaft, van wie velen thans niet verder zouden kunnen arbeiden zonder de waardevolle hulp van Amsterdam. Er is hier grote dadendrang - wat de Hollandse letterkundige productie betreft - en er is een hoeveelheid talent, die wij beter behoorden te kennen in haar uitingen. De meesten van ons komen niet verder dan Frederik van Eeden's Kleine Johannes, dat lievelingsboek van mijn jeugd, vol van onvergetelijke beelden; of men kent alleen Multatuli's Max Havelaar. Het letterkundige leven in Amsterdam dringt zich niet op, zoals in Parijs of Wenen, waar het in de café's onophoudelijk wordt bediscuteerd, voorzover het zich daar niet geheel en al afspeelt. Dit intellectuele café-leven speelt hier geen gewichtige rol. Dit komt ook wel hieruit voort, dat de meeste kunstenaars en schrijvers niet in de stad zelve, doch in de dorpen en kleinere plaatsen in de omgeving wonen. In het schone, waterrijke achterland van Amsterdam liggen overal kunstenaarskolonies verstrooid, of het zijn eenzame villa's en kleine huisjes, waar de geestelijke élite van het land leeft. Anderen wonen gedurende een deel van het jaar, of wel het gehele jaar, aan zee. De zee is immers zo verlokkend dichtbij - in Bergen, Zandvoort, Noordwijk of Scheveningen. Wat Amsterdan aan zogenaamd ‘Bohême-leven’ heeft aan te wijzen, is slechts bescheiden: het beperkt zich tot een paar kleine kunstenaars-clubs en min of meer tot het café van het Hotel-Américain, hetwelk, op een ingetogen en deftige wijze, de rol vervult van het Romantische Café of het Café du Dôme. Schoonheid ontstaat daar, waar stemmingen zich vermengen. In Amsterdam vermengen zich de stemming van het patriciërsleven met die van de havens; beide zijn sedert lang tot een levende eenheid geworden. Met de sfeer van behagelijkheid en degelijkheid vermengt zich die van het avontuur. Een provinciale nunance vindt geen gelegenheid op te komen: het innige en vlijtig onderhouden contact met de Europese centra behoedt Amsterdam daarvoor, vooral echter het contact met vreemde landen. Zoals Afrika in de atmosfeer van Parijs is doorgedrongen, zo vindt men het Verre Oosten terug in die van Amsterdam. Dat zijn stemmingsmomenten, die moeilijk te bewijzen en slechts ternauwernood te beschrijven zijn. Het ligt niet slechts hieraan, dat men hier stralen vindt, waar alles Chinees is, of Maleise Oosterlingen u noten en zoete versnaperingen te koop aanbieden op straat. Deze stemming zit dieper; zij speelt ook in de voorstellingswereld van zekere religieus georiënteerden, van bepaalde haarkloverig-aangelegde intellectuelen een dweperig aandoende rol. Daarbij komt het Joodse element, hetwelk zich natuurlijk in geen geval binnen ‘het ghetto’ opsluit, al heeft het zich daar tot een soort van bezienswaardigheid gekristalliseerd. Deze vreemde inslagen en stemmingsnuancen, die het degelijke Nederlandse cultuurleven niet bedreigen, doch het afzonderlijk mede beleven, mogen dit land en deze stad voor de gevaren der enghartigheid, der onvruchtbare exclusiviteit behoeden, zoals wij die in het woord ‘Nationalisme’ tezamenvatten en waarvoor men zich in Europa bijna nergens veilig kan achten. Wij vertrouwen op het weerstandsvermogen van Nederland ten opzichte van bepaalde dwangvoorstellingen, waarmee zijn grote, afgrijselijk zieke Oosterbuurman het zou kunnen besmetten. Zelfs kinderen, die zich gebrand hebben, geloven, dat het vuur zich niet overal heen kan verspreiden! En deze stad, die vol is van geschiedenis en levenslust, die sterk is en schoon en tegelijk bezadigd en felbewogen, heeft de kracht in zich, onze hoop opnieuw te doen herleven! |
|