Als schrijfster en vertelster komt zij heel dicht bij de werkelijkheid. Een voorbeeld. Toen haar roman Die Toten bleiben jung verschenen was, kreeg zij een brief van een vrouw, die zij vluchtig kende. Ook haar zoon. Die zoon was aan het eind van de oorlog precies zo doodgeschoten als vroeger zijn vader, ze waren alletwee communisten. In uw boek hebt u hen allebei zeker bedoeld, had de vrouw geschreven. Maar hoe wist u alles zo precies? Anna Seghers vertelde hierover aan Christa Wolf dat zij het er koud van had gekregen.
In de romans en verhalen zijn de helden vaak eenvoudige mensen. Geloof in de eigen zaak en een haast religieus of mystiek aandoend vertrouwen komt men vooral in het vroege werk vaak tegen. Anna Seghers heeft in haar lange leven voor een groot oeuvre gezorgd. Zelf zegt zij er echter over: ‘Overigens, dat wat ik heb gemaakt, niet bijzonder veel, niet bijzonder weinig, is alleen maar tot stand gekomen omdat ik er iedere dag een beetje aan hebt gewerkt...’
Emigratie. In 1932 publiceerde Anna Seghers haar eerste roman: Die Gefährten. Anders dan in de Aufstand der Fischer von St. Barbara, waarin het niet goed mogelijk is te bepalen waar en wanneer de opstand heeft plaatsgevonden, staan tijd en locaties in dit boek wel vast. Het gaat hier om het lot van Hongaarse, Poolse, Italiaanse, Bulgaarse en Chinese communistische revolutionairen in de periode van 1919 tot 1929. Het is hen niet te doen om een hoger loon, maar om de verandering van de wereld. Zij zijn nog in de ban van de Russische revolutie. Maar overal worden zij door de machthebbers op een barbaarse wijze gefolterd en vermoord of tot een vlucht naar het buitenland gedwongen.
In Duitsland verscheen het boek op de vooravond van de machtsovername door Hitler. Daardoor hebben de romanfiguren iets van martelaren en worden hun lot en strijd bijna van die al gesignaleerde religieuze en mystieke betekenis. Ondanks alle nederlagen moet het communisme winnen. Een overtuiging, die helemaal niet zo ongebruikelijk was in die dagen in Duitsland.
Een jaar later moest Anna Seghers zelf vluchten. Ze ging naar Parijs. Haar eerste boek in ballingschap was Der Kopflohn. Roman aus einem deutschen Dorf in Spätsommer 1932 (1933). Hoofdpersoon is een jonge arbeider, die door de politie wordt gezocht. Uiteindelijk wordt hij verraden en gevangengenomen. Het boek geeft een goede indruk van de politieke en sociale structuur van het Duitse platteland in die tijd. Ook wordt de vraag gesteld hoe de Nazi's de macht aan zich konden trekken en wat de oorzaken waren van de catastrofe in 1933. In dit boek is er dus sprake van een nationaal aspect.
Dat is ook het geval in de roman Der Weg durch den Februar (1935), die de Oostenrijkse arbeidersopstand van februari 1934 tot thema heeft. Uit de vele personen in dit boek komt tenslotte de arbeider Willaschek het duidelijkst naar voren. Nu eens staat hij aan de kant van de sociaal-democraten, dan weer aan die van de communisten, zonder nu echt goed te weten wat ze precies willen. Dat dringt pas tot hem door wanneer hij na de mislukte opstand tegen de regering Dolfuss voor de rechter staat. Hij wordt ervan beschuldigd tijdens de straatgevechten een gendarme te hebben neergeschoten en hoort twaalf jaar tegen zich eisen. Hij roept dan alleen maar: ‘Wij zullen de rechters van morgen zijn’ en ergert zich dat hij dat niet hard genoeg geroepen heeft. In deze roman zocht Anna Seghers naar een wat experimentele schrijfwijze, er is sprake van invloeden van film en fotomontage, en het is ook allemaal niet zo erg gelukt. Maar net als in Der Kopflohn gaat het ook hier om een nationaal thema.
De omvangrijke roman Die Rettung (1937) is traditioneler van structuur. Daarin wordt eigenlijk de vraag gesteld waarom het de Duitse arbeidersklasse niet is gelukt het fascisme te verhinderen. Centraal staat hier de biografie van de mijnwerker Bentsch, die na een mijnongeluk tijdens de crisis werkloos wordt, aanvankelijk gedemoraliseerd raakt, maar uiteindelijk toch zijn weg vindt naar het verzet tegen de Nazi's. Tegelijkertijd is het ook de geschiedenis van de noodlottige verdeeldheid van de Duitse arbeiders. Ook Bentsch blijft lang passief. Hij weet wat solidariteit is, hij kent de klassentegenstellingen, maar het heeft tijd nodig voordat hij de weg naar het illegale verzet vindt.
In die tijd was Anna Seghers in Parijs actief in de strijd tegen het nationaal-socialisme. Ze werkte in antifascistische organisaties voor kunst en cultuur, sprak op schrijverscongressen in Moskou, Amsterdam en Madrid en ze bleef ook schrijven. Bij voorkeur in een café. Haar schrijver-collega Manès Sperber herinnert zich hoe zo haar beroemdste boek, Das Siebte Kreuz, ontstond;
In een intussen verdwenen ordinaire kroeg was zij vlijtig aan het schrijven. De vele vlug wisselende gezichten, de gesprekken aan de tafeltjes naast haar, het soms plotseling opkomende en snel wegstervende lawaai - dit alles zou haar hebben moeten storen en afleiden. Maar het had een tegengestelde werking, het isoleerde haar als een muur van de wereld.
Haar lotgenoot Bruno Frei hierover: ‘Vaak verdween zij op raadselachtige wijze. Ik zocht en vond haar. In een café in een voorstad zat ze dan in de herrie van bierdrinkende chauffeurs aan een tafeltje en beschreef de blaadjes van een schoolschrift.’
In Das Siebte Kreuz wordt de vlucht geschilderd van zeven gevangenen uit het concentratiekamp Westhofen, kort voor de Tweede Wereldoorlog. In de zeven daaropvolgende dagen wordt er op hen gejaagd door een perfect functionerend achtervolgingsapparaat. Zes vluchtelingen worden gegrepen en aan de kruisen gehangen, die voor hen zijn opgericht. Eén kruis blijft leeg, één vluchteling weet Nederland te bereiken.
Maar deze roman, hoe spannend ook, is meer dan de geschiedenis van zeven mensen van wie er één het vege lijf weet te redden. Het is tegelijkertijd een stuk Duitse historie, omdat al die mensen in de Duitse dorpen en steden voor de keuze worden gesteld de voortvluchtigen te helpen of hen aan de Nazi's uit te leveren.
De roman heeft overigens ook een eigen verhaal. Toen de Duitse troepen in 1940 naar Parijs kwamen, was Das Siebte Kreuz voltooid. Het scheen echter alleen maar geschreven om zo snel mogelijk te worden vernietigd. De hospita, die haar onderdak verleende, wilde niet dat er ook maar iets aan de schrijfster en haar werk zou herinneren. Anna Seghers verbrandde zelf het laatste exemplaar van haar manuscript. Maar een kopie werd door een Franse leraar gered. Enkele jaren later, in 1942, veroverde Das Siebte Kreuz vanuit Amerika de wereld. Het boek bereikte daar een miljoenenoplaag en het werd in 1944 verfilmd. Het maakte de schrijfster in de laatste jaren van haar ballingschap financieel onafhankelijk.
Anna Seghers moest vluchten uit Parijs, samen met haar twee kinderen. De eerste poging mislukte echter, ze moest zich verborgen houden. Maar in die tijd had ze ook ontmoetingen met Duitse soldaten. Zelf zegt zij daarover in een artikel ‘Deutschland und wir’ (Freies Deutschland, Mexico, D.F., november 1941):
Het vreemde aan die gesprekken was de indruk van een gezonde jonge, binnen zijn eigen kleine persoonlijke sfeer volstrekt normaal denkende man, die men in een waanzinnig wereldbeeld had opgevoed, dat hij nooit aan zijn ervaringen testte.
Ze sprak met de soldaten over hun gewone leven, maar als de oorlog ter sprake kwam, haalden ze Hitlers foto uit hun zak. Zo werden ze ook gevonden op de slagvelden, met het portret van Hitler op hun hart. Er waren er ook, die vonden dat ‘alles was toegestaan’. In de ogen van Anna Seghers belichaamden zij meer het fascisme dan de jongens die voor hun Führer gingen sterven.
Voor hen was de oorlog, die de uiterste consequentie van het fascisme is, werkelijk de uiterste mogelijkheid, hen door het fascisme gegeven, zich Herren te voelen, zwakkeren in