Joseph Roth
Het bittere brood
De dag verheft zich, en de arme man wenst de nacht nog te rekken. Het is weliswaar december, dus een late dag, en toch komt hij nog te vroeg. De ochtenden zijn erg, maar in de loop van de tijd heeft de man geleerd dat je ze moet verdragen, tot iedere prijs, want de dag wacht al. Niet alle dagen zijn zo erg als hun voorlopers, de ochtenden. Sommige, zeldzame, waren zelfs verrassend gunstig, heel wat waren ronduit slecht. Maar je kunt 's morgens, bij het opstaan, nog niet weten hoe een dag wordt.
Het is een klein hotelkamertje op de vierde verdieping, het behang is scharlakenrood met gele zonnebloemen. Een torenklok in de nabijheid slaat acht. In de buizen van de waterleiding dreunt het doordat een huurder op de eerste of tweede verdieping de kraan heeft opengedraaid. Ook de arme man gaat naar de wastafel. Al twee weken hangt dezelfde handdoek aan de geelkoperen stang. Aan de handdoek kleeft het vuil van de voorgaande dagen, van de gunstige, de middelmatige of de ronduit slechte dagen. Ook het beddegoed is al vier weken oud. Maar 's morgens hoef je er niet echt naar te kijken, en 's avonds zie je het niet, want het elektrische peertje aan de zolder verlicht alleen het midden van het witte plafond: een lamp voor vliegen. Maar de spinnen wachten in de donkere hoeken, achter de dichte grijze weefsels, die ze zelf hebben gesponnen; waarschijnlijk wachten ze op het ogenblik dat de arme man het licht uitdoet en op de tast, op blote voeten, van de deur naar het bed sluipt. Dan raken waarschijnlijk de vliegen in de netten gevangen en worden ingesponnen, uitgehold en verteerd. Want elk schepsel moet roven, stelen, doden, eten, leven. Alleen de arme man moet geld hebben, anders kan hij niet leven.
Dat juist een arme man geld moet hebben is allang geen nieuws meer. Althans een beetje geld moet een arme man hebben, veel heeft alleen een rijke nodig. Maar een rijke man krijgt gemakkelijker veel geld dan een arme een beetje; en ten slotte is het misschien net zo iets als met de spin. De spinnen die in goede hoeken zitten en van dichte grote webben zijn voorzien krijgen meer vliegen. Maar ook dat kan de arme man niet troosten.
In het bijzonder niet op donderdag, en vandaag is het donderdag. Want die dag vervalt de hotelrekening. Als je nu maar een hele maand vooruit zou kunnen betalen, dan zou je niet elke week bang hoeven te zijn voor de hotelier, en dan zouden zelfs de donderdagen verdraaglijke dagen kunnen zijn. Maar zo beginnen ze juist bijzonder onaangenaam. En vandaag is het, zoals we al hebben gezegd, donderdag.
Toch wast de arme man zich net als op dinsdag en woensdag, en hij probeert nog een schone doek aan de handdoek te vinden om zich daarmee af te drogen. Maar een handdoek heeft maar vier hoeken, en alle vier zijn vuil. Om van het midden maar helemaal niet te spreken.
Zijn overjas hangt aan de deurkruk, want de klerenhaak zit zo los in een veel te wijd gat in de muur, dat die alleen een hoed kan dragen. De arme man zet zijn hoed in de kamer op, maar zijn jas trekt hij pas op de gang aan, en de kamer sluit hij niet af. Alleen de sleutel trekt hij uit de deur, want die moet hij beneden afgeven. Hij sluit de kamer niet af, in een zeker opzicht uit protest tegen de armoede en alsof er in het trappenhuis of ergens anders iemand zou kunnen zijn, die tegen hem zoiets zou zeggen als: ‘Wees toch voorzichtig!’ - En alsof hij, de arme man, dan gelegenheid zou hebben om te antwoorden: ‘Wat kunnen ze bij mij nu stelen? Ik heb toch niets!’ - Maar geen mens denkt er ook maar over een arme man voor dieven te waarschuwen.
Joseph Roth, midden jaren twintig.
Alles wat de arme man bezit neemt hij mee. Het heeft zijn plaats in een klein valiesje, en je kunt niet eens zeggen dat alles wat daarin zit werkelijk van hem is: de potloden, de monsterhemden, de boordeknoopjes, de klosjes garen, de kunstzijden kousen, de stukjes zeep, de flesjes parfum - hij heeft het allemaal ‘in commissie’. Eerst moet je de waren verkopen, de opbrengst afrekenen, dan heb je een beetje geld. De arme man grijpt naar zijn borstzak, waar zijn notitieboekje zit. Daar zijn de belangrijkste ‘recommandaties’ opgetekend, dat wil zeggen, adressen van mensen, die er van worden verdacht meer geld te hebben dan een arme man, althans zo veel, dat ze geloven hun kamer te moeten afsluiten. Deze mensen zijn