Bzzlletin. Jaargang 10
(1981-1982)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Mr. C. Enthoven
| |
[pagina 10]
| |
een gastvrijere opname genieten dan zij, die zonder enig geld of goed immigreren. Ook heeft het Nansen-Bureau een fonds ter ondersteuning van haar beschermelingen. Dit alles ontbreekt geheel voor de duitse en andere antifascistische emigranten. Wel is in 1933 gepoogd om iets dergelijks ook voor hen in te stellen, maar door tegenwerking van Duitsland, toen nog lid van de Volkenbond, werd verhinderd, dat het een onderdeel hiervan ging uitmaken. Daarom heeft de eerste Hoge Commissaris voor het duitse vluchtelingenwezen, James MacDonald, volstrekt niets kunnen bereiken, omdat hij geen autoriteit tegenover de verschillende Staten-leden bezat; en ook zijn opvolger Sir Neill Malcolm, ondervindt kennelijk veel tegenwerking. Verleden jaar heeft laatstgenoemde een intergouvernementale conferentie te Genève bijeengeroepen van 2-4 juli, waar een regeling getroffen zou worden om de rechtspositie der duitse vluchtelingen te garanderen. Dit toch is het allergewichtigste punt: dat deze opgejaagden - die gevlucht zijn zonder pas of identiteitspapieren, of wier pas is verlopen, en die natuurlijk bij het duitse consulaat geen pas of geen verlenging hiervan kunnen krijgen; die vaak tien-, twaalf keer als een voetbal van het ene land naar het andere heen en weer geschopt worden - dat deze vogelvrij-verklaarden eindelijk door een andere instantie een papier verkrijgen kunnen, dat hen legitimeert en hun verblijf in het asylland legaliseert. Dit is geen goedheid, dit is een verplichting, die rust op ons allen, op alle nog niet dictatoriaal-geregeerde landen! Deze conventie is echter alleen bekrachtigd geworden door Frankrijk, België, Engeland en de drie Scandinavische landen. Als tweede gewichtige punt had Sir Neill Malcolm beraamd dit jaar een conferentie van alle Staten-leden bijeen te roepen om het recht op arbeid voor politieke vluchtelingen te regelen. Deze conferentie is eerst van juli van dit jaar naar september verschoven, en nu tot in het oneindige uitgesteld. En ondertussen moeten de duitse vluchtelingen, wier aantal in de verschillende landen ongeveer 150.000 bedraagt, maar zien, hoe zij het leven doorkomen. Hoe ze moeten leven, daarvan zullen we enige voorbeelden geven, die alleen betrekking hebben op de toestanden in Nederland. Wij allen herinneren ons nog wel het Larense voorval, waarbij vier jonge anti-fascistische duitse emigranten, begin 1934, door den burgemeester van Laren aan de duitse politie zijn uitgeleverd. Van een van deze vier is bekend geworden, dat hij in de gevangenis ‘zelfmoord’ heeft gepleegd! Een storm van protest van verscheidene professoren, juristen, parlementsleden en andere intellectuelen is den Minister gezonden, waarin zij een verandering van stelsel inzake de rechtsbescherming voor vreemdelingen voorstelden. Dit is ook wel dringend noodzakelijk, want we leven nog onder een wet van 1849, welke wet allang een dode letter was geworden, maar die nu weer opgediept is. In dit protest wordt voorgesteld, dat geen uitleveringen naar Duitsland zullen plaats hebben zonder hierin vooraf den Minister van Justitie te kennen. Aan het eigenmachtig optreden in dezen van burgemeesters en andere politie-autoriteiten dient een einde gemaakt. Heeft bijv. niet de burgemeester van ter Apel verklaard, dat alle Duitsers, die aldaar de grens over-vluchten, uit de in de buurt gelegen concentratiekampen, criminele en geen politieke misdadigers zijn? Vlak over de grens aldaar liggen de 6 concentratiekampen van Papenburg, zoals Esterwegen, Börgermoor, enz. Deze namen brengen we natuurlijk in verbinding met Langhoff, Ossietsky, en zovele andere pacifisten en anti-fascisten. Ook de kampleider van het kamp Esterwegen ontkende niet, toen wij hem aldaar persoonlijk spraken, dat Ossietsky hier vastgehouden werd, zoals verscheidene andere politieke gevangenen. In bovenvermeld protest, opgesteld in 1934, dringen de ondertekenaars erop aan, dat bij iedere uitwijzing naar Duitsland beroep op den Minister zal zijn toegestaan en dat dit den betreffenden personen ook zal worden medegedeeld, zoals men iederen beklaagde in een strafproces mededeelt, dat hij zich door een raadsman kan doen bijstaan, of iederen veroordeelde, dat hij in hoger beroep kan gaan. Dit laatste verzoek heeft de Minister echter steeds, ook nog onlangs, uitdrukkelijk afgewezen. Wel heeft de Minister n.a.v. dit geval in de Tweede Kamer geantwoord, op 25 april 1934: ‘dat het zijn wens is, dat den uit te leiden vreemdeling zoveel mogelijk de keuze der te overschrijden grens gelaten zal worden; dat hij al het mogelijke zal doen om te zorgen, dat geen verkapte uitlevering plaats vindt.’ En nogmaals op 6 december 1934 n.a.v. de discussie hierover: ‘Ik deel echter de mening, dat gebeurtenissen als deze in de toekomst voorkomen moeten worden.’ Wel heeft de Minister van Justitie 30 mei 1934 een ministeriele Beschikking uitgevaardigd inzake toelating en verblijf van vreemdelingen, maar deze beschikking is geheel onbevredigend, om het asylrecht voor anti-fascistische vluchtelingen te garanderen. Politieke vluchtelingen worden hierin volkomen gelijkgesteld met criminele misdadigers; men moet in ieder geval voldoende middelen van bestaan hebben; men mag hier geen arbeid verrichten en uitleiding naar Duitschland is steeds mogelijk. Asylrecht bestaat niet in ons land, zoals nog dezer dagen tot uiting kwam in de reeds eerder aangehaalde brief van Mr. Smeets, augustus 1937 geschreven, waarin hij o.a. zegt, op een vraag om inlichtingen van een emigrant tot hem gericht: ‘In afwachting van nadere bepalingen kan u geen vrij oponthoud worden toegestaan en zult u of in een Huis van Bewaring of in een interneringsoord ondergebracht worden.’ En ook de praktijk toont duidelijk, dat wij in ons land voor dit soort vluchtelingen geen asylrecht kennen. Behalve het onnoemelijk aantal, dat heimelijk over de Belgische grens is afgeschoven (zie Fundament 1936 no. I) zijn voorzover mij bekend - maar van heel velen komt men het natuurlijk nooit te weten - aan de Gestapo door ons land overgeleverd: in mei 1933; Jurock (onbekend, wat er verder van hem geworden is); Uit begrijpelijke angst voor uitlevering naar Duitsland melden velen zich niet aan de hollandse politie, houden zich dus illegaal hier op. Want ook al melden zij zich direct, zoals is voorgeschreven, meestentijds volgt toch hun gevangenneming en uitwijzing, zo niet uitlevering aan de Gestapo. Zo bijv. met Dr. Albert Müller, leraar aan het gymnasium te Hamburg, voor Hitler aan het bewind kwam, die uit het concentratiekamp Fuhlsbüttel, waar hij erg mishandeld is geworden, naar ons land was gevlucht, voorjaar 1934. Hij meldde zich bij de hollandse politie, met als gevolg, dat de Gestapo zijn onmiddellijke uitlevering eiste. Hoewel hij door zijn wetenschappelijke arbeid ons land waarschijnlijk grote diensten had kunnen bewijzen, was zijn verder verblijf hier te lande ‘ongewenst’ en slechts met heel grote moeite is het gelukt hem uit de handen zijner achtervolgers te houden en ‘mocht’ hij over een andere grens ons land verlaten! Zo in november 1936 met Friedrich Meister, die in Spanje, waar hij reeds meer dan 3 jaar woonde, door de rebellen in Sevilla werd gevangen genomen en op een duits schip naar Hamburg zou worden gebracht. In Rotterdam lukt het hem te ontvluchten, hij meldt zich onmiddellijk bij de politie met | |
[pagina 11]
| |
het gevolg, dat de Minister besluit, dat hij onder politie-controle over de duitse grens zal worden gebracht op een door hemzelf aan te wijzen plaats, nadat hij acht maanden in het politiebureau heeft gezeten. Het regiem voor deze vreemdelingen op het politie-bureau is bovendien ongunstiger dan de preventieve hechtenis voor de ernstigste misdadigers. Zij worden hier nooit gelucht, hun eventuele raadsman heeft niet het vanzelfsprekende recht zonder toezicht met hen te spreken. Dit is het gevolg, als men zich geheel gedraagt volgens de voorschriften voor vreemdelingen. In het voorjaar van dit jaar zaten twee duitse vluchtelingen op het politie-bureau te Rotterdam, Paul Lauer en Walter Muller. Plotseling wordt hun op een avond, 5 minuten voor het sluiten van de dienst, medegedeeld, dat zij de volgende ochtend direct bij de aanvang van de dienst naar Duitsland zullen worden uitgeleid. Lauer vooral protesteerde heftig hiertegen, daar hij wist, wat hem in Duitsland te wachten zou staan (zie boven vermeld). Hij vroeg zijn advocaat nog eerst te mogen spreken, wat hem werd geweigerd; een rekest naar den Minister te mogen zenden, wat ook werd geweigerd; althans zijn kleren te mogen terugkrijgen, die bij vrienden waren. Ook dit verzoek werd afgewezen, hij kon wel zonder die kleren naar Duitsland terug! Daar hem geen enkel middel overbleef met de buitenwereld in contact te komen, om deze schandelijke beslissing kenbaar te maken en hij de dood verkoos boven het concentratiekamp, trachtte hij zelfmoord te plegen door zijn polsslagaders door te snijden. Door een gelukkige samenloop van omstandigheden is dit toen aan de buitenwereld bekend geworden, waardoor zijn advocaat de nodige stappen kon ondernemen, die tot een voorlopig meer bevredigend resultaat hebben geleid. Lauer heeft de moed gehad zich liever van het leven te beroven dan aan de Gestapo te worden uitgeleverd; hoevelen echter durven dit niet of hebben niet de mogelijkheid hiertoe! Hoevelen zijn misschien al niet heimelijk weer over de duitse grens gezet en aan de duitse politie uitgeleverd? Vaag hoort men zo nu en dan eens iets, wat dan niet meer te controleren en te achterhalen is. Deze mensen, die zich hier illegaal moeten ophouden, leven in doorlopende angst, elke dag, elk moment van de dag en de nacht, bang door de politie ontdekt te worden met alle gevolgen vandien. Allen komen onder een soort emigrantenpsychose. En wat een toestand is dit voor de kinderen. Zij kunnen niet naar school gaan, ze hebben geen omgang met speelgenoten, ze leven voortdurend onder de druk van hun angst-omgeving. Kunnen uit hen nog normale, vrolijke mensen groeien, zijn zij niet voorbestemd om levenslang in opstand te komen tegen de maatschappij, die hen lichamelijk en geestelijk zo geknauwd en gedrukt heeft, juist in hun meest-ontvankelijke periode? Er zijn vaak geestelijk- of lichamelijk-zieken onder hen, ziekten, soms ontstaan door het ondervondene, in de concentratiekampen. Maar zij kunnen niet in een inrichting of ziekenhuis verpleegd worden. Zo was in 1934 Cilly Stiesel naar ons land gevlucht, die voor hulp bij haar bevalling noodzakelijk in een kliniek te Amsterdam moest worden opgenomen. Zij werd toen aldaar gearresteerd. Haar man, die naar een ander land gevlucht was, komt op dit bericht naar Holland om te trachten haar te helpen. Hij krijgt longontsteking, moet in Rotterdam in een ziekenhuis worden opgenomen en wordt daar eveneens gevangengenomen. Dus blijft men liever buiten geneeskundige verzorging, vaak tot gevaar voor zijn omgeving. Zoals een jonge emigrante, die zwaar tuberculeus is, maar niet afgezonderd en verpleegd kan worden. Soms leidt hun ziekelijke toestand tot arrestatie. Zo lijdt een emigrant in hoge mate aan asthma, zodat hij vaak op straat niet verder kan en door voorbijgangers geholpen moet worden. Een ander, een oude man, die hier al jaren illegaal als emigrant leefde, is verlamd. Een paar weken geleden ziet iemand hem 's avonds proberen het slot van zijn huisdeur te openen en denkende, dat het een inbreker is, waarschuwt hij de politie, die dezen verlamden ouden man moet arresteren. Gelukkig is hij kort daarna weer in vrijheid gesteld. Ook op andere wijze kunnen deze illegaal-hier-verblijvende vluchtelingen toevallig in handen van de politie vallen. Zo zit iemand in een stadsbus op de bank naast den chauffeur. Deze bus krijgt een aanrijding en de politie, die direct aanwezig is, ondervraagt hem natuurlijk als den voornaamsten ooggetuige. Daarbij komt aan het licht, dat hij in ons land formeel niet bestaat. Aldus wordt hij door de dienst, die hij aan de politie kon bewijzen, gearresteerd. Een ander wil kennissen opzoeken en merkt, als hij daar in het huizenblok komt, dat de politie er huiszoeking houdt wegens een vermoeden van brandstichting. Hij kon gelukkig nog wegkomen. En welk lot wacht hen, die gearresteerd worden, ook al worden ze niet naar Duitsland uitgeleverd! Denken we ons alleen maar in de zenuwslopende angst, die hen geen oogenblik met rust laat, dat zij weer in handen gespeeld zullen worden van hun fascistische achtervolgers. Het is gebleken, dat deze angst niet steeds ongegrond is geweest! In 1935 hebben wij 30 vluchtelingen voor onbepaalde tijd ingesloten in het oude fort Honswijk, omgebouwd tot een concentratiekamp. Deze ingeslotenen zijn toen in hongerstaking gegaan, waardoor de verontwaardiging van het hollandse publiek tegen hun behandeling gewekt werd. Ze moesten in vrijheid gesteld worden, maar werden uit ons land gewezen. 4 Januari 1937 werden 7 duitse vluchtelingen gearresteerd, die als Nieuwjaarsviering een film van Charley Chaplin onder elkaar vertoonden. Dit werd als een verboden politieke bijeenkomst beschouwd! Zij bleven 3 maanden in arrest en werden toen heimelijk over de belgische grens afgeschoven, hoewel wij bij verdrag aan België beloofd hebben, dat onze regering geen vluchtelingen over de belgische grens zal doen zetten. Dit was tot voor kort een veel voorkomende handelwijze en zo iemand werd dan vaak een ontelbaar aantal keren door ieder land weer heimelijk over de grens van het nabuurland gezet, om hem maar kwijt te zijn. In welke geestelijke depressie zo iemand raakt, wiens hele leven, voorlopig zonder uitzicht op verbetering, bestaat in eenzelfde kringloop van: zich verborgen houden, gearresteerd worden, over de grens gezet worden, daar weer gearresteerd worden, over dezelfde of een andere grens gezet worden, waar hetzelfde spel weer begint, is enigszins te begrijpen. Zo is nog kort geleden een jonge duitse emigrant, Hans Hedemann, dien dit noodlot trof, krankzinnig geworden. Anderen plegen zelfmoord, omdat zij geen uitkomst zien. Zo in juni van dit jaar een duitse vluchteling te Utrecht, Edmund Walder, die uit wanhoop in het water is gesprongen en verdronken. Hij liet een ontroerende brief voor zijn makkers na. Een ander, die hoewel gemeld, deze geestelijke druk in ons land niet langer dragen kon, is naar Spanje gegaan en schreef van daaruit, dat hij zich rustiger voelde te midden van de bombardementen dan in ons land!!! Hoewel de Hollandse Regering zich tegenover de Belgische verplicht had geen vluchtelingen over haar grens af te schuiven, gebeurde dit nog geregeld, direct of langs meer indirecte weg. Bijv. heeft men aan Gustav Schäfer, die sinds 11 februari te Groningen opgesloten zit, voorgesteld, dat men hem zou uitleiden, naar het z.g. ‘Drielandenpunt’, daar, waar Nederland, België en Duitsland aan elkaar grensden. Hij zou dan slechts 2 meter door Duitsland moeten gaan om daarna in België te komen! Op deze manier zou onze Regering het verdrag met België gesloten niet schenden; en bovendien zou zij haar handen volkomen in onschuld kunnen wassen, wanneer Schäfer bij toeval bij deze transactie door de Gestapo zou worden opgewacht en gearresteerd! Zij heeft hem toch niet over de duitse grens gezet, hij heeft dit toch zelf verkozen! Begrijpelijkerwijs heeft Schäfer bedankt voor dit spelletje. Ook begrijpelijk, dat België niet steeds bereid blijft, emigran- vervolg op pag. 34 |
|