Bzzlletin. Jaargang 10
(1981-1982)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
H.A. Wage
| |
[pagina 28]
| |
onderscheid maken tussen het ‘voorspel’, dat om zo te zeggen orthodox-auctorieel is, en de rest van de roman waarin El Greco's overwegingen en overleggingen de ‘monologue intérieur’ nabij komen, zo dat men geneigd is van een ‘personele’ roman te spreken. El Greco had Vestdijk al vroeg geïnteresseerd. In 1925 publiceerden De vrije bladen het eerste gedicht dat hij geschreven had. Het was aan de Griekse schilder gewijd. Menno ter Braak heeft er al op gewezen wat voor merkwaardige figuur El Greco was: een teruggetrokkene die in een bepaalde tijd leefde, maar daar als 't ware geen contact mee had. Ook Vestdijk heeft dat geweten. Zijn geboeidheid betreft eigenlijk het ‘mysterie’ van die schilder, die evenals Bosch en Grünewald zijn innerlijk geheim mee in 't graf heeft genomen. Daarmee is Vestdijks gerichtheid gekenmerkt als meer - véél meer! - psychologisch dan historisch. Tegelijkertijd mogen we vaststellen dat zijn bekommernis om de roman historisch te encadreren tot de bezwaren van lezers èn van hemzelf heeft geleid. Het verloop van 't verhaal is nauwkeurig gedateerd, al kan men op enkele plaatsen niet helemaal duidelijk zien op welk tijdstip de daarin optredende beschouwer omziet - in wrok. Want wraak is wellicht het belangrijkste thema van dit boek waarin de centrale figuur tenslotte tot het inzicht komt dat ‘wraak zinneloos was, dat men steeds naast degene sloeg die men met zijn haat vervolgde, dat, streng genomen, wraak niet eens bestond...’ Aldus op bladzijde 331 van Het vijfde zegel in de achtste druk. De cursivering is van Vestdijk! Het historisch keurs is te beklemmend en Vestdijks houding tegenover de geschiedenis blijkt te sterk beheerst door een verlangen helderheid te krijgen over de beweegredenen van een kunstenaar in een tijd en omgeving - ruimte! - die dwingen tot achterdocht en verraad, om te schilderen, te ‘creëren’. De vuuraanbidders lijkt een meer geslaagde historische roman. In de eerste plaats heeft de schrijver het aan de geschiedenis ontleende ‘décor’ duidelijk meer beheerst opgebouwd, of misschien juister: beter geselecteerd. De hoeveelheid historische bijzonderheden is beperkt, de tijd is duidelijk begrensd, vooral de ruimte is naar mijn mening meesterlijk gehanteerd. Men moet een oude kaart van Leiden eens leggen naast de beschrijvingen die in het eerste ‘boek’ van de uit drie zulke ‘boeken’ bestaande roman voorkomen. Voortreffelijk is de ruimte ook opgeroepen door het milieu van Heidelberg en vooral door ‘Der goldene Bockshorn’ en de vestingwerken. Tussen 1600 en 1658 ligt de periode die de hoofdfiguur Gerard Criellaert kan overzien. Want hij vertelt het verhaal in het laatstgenoemde jaar. Het zijn voor hem herinneringen, maar van een soort die zijn levensloop tot een ontwikkelingsgang maken. Vestdijk heeft daarmee een krachttoer verricht: een historische roman als een ik-vertelling. Wie van scherpe nuanceringen houdt, kan denken aan twee ‘ik-ken’: de op 58-jarige leeftijd omkijkende Criellaert en de in die periode, in 't byzonder tussen 1600 en 1624, actief functionerende Gerard. In elk geval een geschiedenis verhaald door een deelnemer. Nu mag Vestdijk tegen Gregoor zeggen, dat je als ik-figuur meer alle kanten uit kan, dat je wendbaarder bentGa naar eindnoot21. misschien geldt dat voor een contemporaine roman, voor een historische lijkt me dat betwijfelbaar. De vrijheid van een auteur is bij de laatste wel zo ingeperkt, dat hij zijn verteller minder speelruimte en beduidend minder speeltijd kan gunnen, als hij die verteller persoon tussen de personen laat zijn, lijken tijd en ruimte nog strenger bepaald te worden. Daar staat wel ‘winst’ tegenover. Door een oog- en oorgetuige te laten vertellen, neemt de geloofwaardigheid toe en in dit verband wint daarmee de suggestie van historische waarheid. Juist omdat zo'n getuige niet alles gezien, misschien iets meer vernomen kan hebben, blijft de lust tot beschrijven beteugeld. De verteller is gedwongen de hem belangrijk voorkomende zaken te vermelden en verscherpt daarmee het perspectief. Het ontbreken van die scherpte, of als men het anders wil: de wisseling van ‘point of view’ maakte de lectuur van Het vijfde zegel bij wiilen vermoeiend. In De vuuraanbidders is daarvan geen sprake. Deze roman laat zich lezen als een spannende avonturenroman al zijn die avonturen direct gelieerd aan het probleem van geloof en geweld, of voor wie aan Lysbet en De Romanesque denkt: van liefde en macht. Hoe druk 't gewoel mag zijn, hoe wisselend de belangen zich laten schuiven, wederom is het niet het collectieve gebeuren dat Vestdijk imponeert, zijn belangstelling ligt in de verteller Gerard Criellaert. Het gaat om diens visie, om diens ontwikkeling. De beperking is duidelijk. Historisch gesproken is er meer bekend van die fase in onze geschiedenis en in de dertigjarige oorlog dan in deze roman aan bod komt. Om mij tot ‘onze’ geschiedenis te bepalen mogen we toch aannemen dat de in 1618 gevallen beslissing om de Arminianen het samenkomen en het preken te beletten nog andere gronden zal hebben gehad dan de gewelddadigheden, in dit verhaal vermeld, laten vermoeden. Ik voeg er direct bij, dat echter nergens zo helder de mentaliteit getoond wordt, juister: blijkt, als door het relaas van Gerards eigen deelname en waarneming. De treffendste bladzijden in dit verband zijn die waar het om of tussen Deliana, de dochter van de remonstrantse dominee Valmarius, en Gerard gaat met de wat diabolische broer van Deliana, Reindert, als tegenspeler. Wat Vestdijk in een van zijn bijdragen opmerkt, dat wij meer zouden willen weten over hoe mensen werkelijk geleefd hebben, komt in de bedoelde bladzijden èn in die over Lysbet en De Romanesque dichter bij de lezer. Het is een fraaie travestie, want in wezen gaat het om een allereerst de verteller en dan Vestdijk sterker intrigerend probleem. Opnieuw een kwestie waarin de psychologie het wint van de geschiedenis al is het slechts op punten. Elders heb ik al eens betoogd, dat men deze roman in betrekking met De toekomst der religie moet zienGa naar eindnoot22.. De argumentatie daarvoor herhaal ik nu niet. Het historisch belangrijke dat in dit verband nog opgemerkt kan worden, is de cyclische bouw van de roman die uit het Leiden van de calvinisten via een ‘boog’ over het Heidelberg van de catechismus terugkeert naar een Leiden dat - maar historisch veel later - de Remonstranten en zelfs nòg vrijzinniger groepen zou erkennen. Psychologisch voltrekt dit zich in Gerard die de God in zichzelf en uitsluitend in zichzelf erkent. Veel later, dat moet in de zin van de geschiedkundigen verstaan worden. Immers ook in de ‘eigen’ tijd van Gerard Criellaert leefden er merkwaardige figuren die dergelijke, toen gewaagde denkbeelden koesterden. Binnen dit boek vindt men Petrus Cabbeljau en de alchimist Jan Zadko. Wat deze laatste betreft te kent Marguerite Yourcenar in L' Oeuvre au noir een eveneens prachtig historisch beeld. Dit ter zijde. Ik sprak even van Criellaerts ‘eigen’ tijd. Wat is een poging om een historische roman in de ik-vorm te schrijven in feite anders dan een streven tot het componeren van een contemporaine roman? Daarom kan ik slechts herhalen dat Vestdijks problemen met de historische roman voornamelijk lagen in zijn door hem beleefde problematiek en de geschiedenis hem minder trok dan dat zij hem de mogelijkheid bood afstand te nemen en aldus de hem intrigerende kwesties zo ‘objectief’ mogelijk een levende vorm te geven. De laatste historische roman laat nog even een andere mogelijkheid zien. Het proces van Meester Eckhart is eveneens een ik-roman. De ik is nu niet de centrale figuur van het verhaal, maar de geestelijke die aangewezen wordt om Eckharts geschriften te onderzoeken en te proberen de hoogvereerde, vooral ook door het volk zeer gewaardeerde geleerde tot herroeping van zijn ketters geachte leerstellingen te bewegen. De opgave die Vestdijk zich hierbij gesteld had, was nog moeilijker. Nikolaus von Straatsburg wordt door de paus aangewezen om die taak te verrichten. Hij is dominicaan en behoort dus tot een orde waar inquisiteurs uit voortkomen, betrouwbare en vakkundige theologen. De merkwaardigheid is, dat Eckhart ook dominicaan is en dat het bijgevolg helemaal niet | |
[pagina 29]
| |
denis dat vermag. Met twee argumenten wil ik deze stelling staven. In het reeds geciteerde, belangrijke en boeiende, college ‘Over de historische roman’Ga naar eindnoot13. stelt de spreker dat ‘innerlijke’ waarheid, of werkelijkheid, essentiële waarde als mensuitbeelding het doelwit van zo'n roman zal zijn en dat dergelijke zaken niets van doen hebben met ‘de eis van historische authenticiteit.’ De cursivering is van mij, omdat de ‘werkelijkheid’ hier blijkbaar iets anders inhoudt dan die waartegen zij zich zou afzetten. De aansluiting bij de contemporaine roman lijkt zo begrijpelijk evenals de formulering bij dezelfde gelegenheid: ‘Alle kontemporaine romans worden op den duur historische romans!’Ga naar eindnoot14. Merkwaardig blijft deze opvatting wel. Schrijver noch verteller zien om naar een attractief geacht verleden, terwijl een latere lezer evenmin omkijkt en de bedoelde roman leest als onwillekeurig welk verhaal. De distantie in de historische roman bewust nagestreefd, ontbreekt. En àls zij als distantie ervaren wordt, is de roman verouderd en weinig of niets biedend aan innerlijke waarheid, om van welke werkelijkheid ook te zwijgen. Het tweede argument levert Vestdijks, mijns inziens geslaagde poging, een historische roman te schrijven alsof het een in de antieke wereld van Groot-Griekenland contemporaine roman gold. De toelichtingen die Plexippos in De Held van Temasa geeft, zijn niet bestemd voor hedendaagse lezers - voor wie ze uiteraard hun betekenis hebben! -, maar voor de verre verwanten in het eigenlijke Griekenland. Veel zaken worden eenvoudig bekend verondersteld, zoals dat bij een schrijver (verteller) in een contemporaine gemeenschap vanzelfsprekend is.Ga naar eindnoot15. ‘Historisch’ lijkt een vrij onbelangrijke kwalificering bij een roman van Vestdijk. Maar zo absoluut is het verschil tussen contemporain en historisch weer niet. Wel zou de schrijver ontslagen willen zijn van allerlei voor 't begrip vereiste historische termen, gebruiken, voorwerpen e.d. die in een bijgevoegde lijst verklaard zouden kunnen worden. Hij probeert overigens de informatie al te beperken wanneer men zijn eerste historische roman Het Vijfde Zegel vergelijkt met zijn laatste Het proces van Meester Eckhart. Het gaat immers om het treffen van de sfeer waarin de ideeën functioneren. Het herkennen van de laatste als verwant aan wat de schrijver in wezen fascineert, drijft misschien, kan de aanzet zijn tot een poging een historische roman te schrijven. Zelfs wanneer een auteur zich inspant om de couleur locale, wat hier wil zeggen de couleur d'époque, zo scherp mogelijk wil treffen om de lezer - en zichzelf - om zo te zeggen te dwingen in een ouder tijdvak te ‘leven’, blijft de grondgedachte die de schrijver zelf beweegt, het verhaal doortrekken. ‘Grondidee’, noemde Mevrouw Dr. J.M.C. Bouvy zo'n houding in haar studie over A.L.G. Bosboom-ToussaintGa naar eindnoot16.. Dat ‘idee’ herinnert aan de visie van Verwey, maar ieder die althans Het Huis Lauernesse gelezen heeft, begrijpt direct wat hiermee bedoeld wordt. Hoezeer getransponeerd als zestiende-eeuwse roman - en Bosboom-Toussaint schuwde daarbij kleding, meubilair noch taal - haar overtuiging van de fundamentele oplossing die een evangelisch genoemd christendom kon bieden, die negentiendeeeuwse, door het Réveil gekleurde overtuiging doortrekt ‘Het Huis Lauernesse’ evenzeer als de romans die Bouvy bespreekt. Het verschil met de moderne historische roman, zeker met die van Vestdijk, springt in het oog. Men mag veronderstellen dat de schrijfster, gevoed door de Romantiek, een sterkere hang naar 't verleden als verleden had dan de meester uit Doorn. Voor haar was de verbinding met haar heden er stellig ook. Die bestond in de zekerheid van de wonderlijke leiding Gods in de voortgang der gebeurtenissen. Bij Vestdijk is er evenzeer een ‘lijn’, maar deze is van psychologische aard. De problemen die hem in beslag namen, waren onder voorbehoud van omstandigheden herkenbaar in een meer of minder verwijderd verleden. De behoefte om de historische verantwoording te laten gelden, was misschien niet minder, maar anders getint. Bosboom-Toussaint putte zich uit in precisie van tijd en plaats, men zie daarvoor b.v. de eerste bladzijde van Een kroon voor Karel de Stoute. Voor 't menselijk waarnemen was 't verwonderlijk de lijn van de Goddelijke bedoeling te onderscheiden in een zo anders samengestelde situatie. Bij Vestdijk gaat het om enkele herkenbaarheden die per se nodig zijn om de afstand te scheppen voor het ook eigen psychisch probleem dat distantie behoeft om minder bevooroordeeld bezien te worden. Voeg hier direct bij de behoefte aan experiment van deze door moderne wetenschap mede bepaalde geest en men neigt tot de vaststelling dat de moderne schrijver van zijn standpunt de historische gebeurtenissen anders benadert. Minder als een kenbaar objectief gegeven dan als een subjectief herkennen en daarvoor vruchtbaarder maken voor wezenlijk inzicht. Om een banaal misverstand te voorkomen herinner ik snel aan de ernstige en uitgebreide documentatie waarmee Vestdijk er naar streefde zo ‘objectief’ mogelijk te zijn. Van zijn eerste historische roman, Het vijfde zegel tot zijn laatst gepubliceerde, Het proces van Meester Eckhart, heeft Vestdijk geëxperimenteerd met de vormgeving. Voor zover ik dat vermag te overzien, heeft hij daarbij vooral oog gehad voor een geloofwaardigheid waarvan de romans en verhalen in dubbel opzicht moesten voldoen: historisch en psychologisch. In het voorgaande heb ik betoogd, dat de tweede eis van geloofwaardigheid de eerste domineert, terwijl de vervulling van beide in feite een moeilijke, en ik denk soms een bijna bovenmenselijke opgave is voor de auteur. Omwillekeurig komt de naam Bosboom-Toussaint naar boven, wier belangrijke boeken W. Drop rangschikt onder de historische ideeënromansGa naar eindnoot16.. Terwijl men in haar verhalen een sterke overheersing kan vaststellen van het historische element tot in details wat ‘inhoud’ en tot in archaïsche woordkeuze wat ‘vorm’ betreft toe, verwaarloost zij het psychologische aspect niet, al blijft het voorbeschikt door haar opvattingen aangaande 's mensen levensbestemming en beperkt door het in haar tijd bereikbare inzicht. Men behoeft alleen de eerste bladzijde van Een kroon voor Karel de Stoute te lezen om een illustratie bij het zo juist meegedeelde te vinden. Bij Vestdijk is een soortgelijke spanningsboog op te merken die toch wezenlijke wijzigingen laat zien. Ten eerste is er bij hem geen dominantie van een besef als ‘ 's mensen bestemming’. Een algemeen geldende idee die personen bestuurt en ze tot collectieven bijeenvoegt, maakt in zijn werk plaats voor de persoon die zich in de ontwikkeling bewust wordt van ‘zijn’ waarheid, een ontwikkeling die zich in conflicten met anderen, in botsingen met collectiva voltrekt. Grof gezegd zou ik willen stellen dat het bij Vestdijk om een ‘worden’ gaat, een proces dat eigen wetten volgt, terwijl bij Toussaint een ‘zijn’ in een boven-persoonlijke wet de gang van zaken bepaalt. Vandaar, denk ik, dat de historische factor in zijn romans de moderne auteur veel ernstiger zorgen gaf. Om althans enigszins historisch verantwoord te zijn, diende hij zijn personen te creëren als in oppositie met de in de gekozen tijd heersende meningen, of ze zich naar het uiterlijk schikten of niet. Het vijfde zegel laat dit alles merken. Te zeer, kan men denken. Een zeer grondige documentatie werkt in deze roman zo sterk door, dat sommige bladzijden zwemen naar een catalogische uitstalling. Een overladenheid waartegen Vestdijk zelf ergens gewaarschuwd heeft. Hij vond de roman bij herlezing trouwens ‘stomvervelend’Ga naar eindnoot17.. Menno ter Braak schreef over ‘... gezwellen van eruditie...’Ga naar eindnoot18. Men weet dat de schrijver halverwege het werk aan deze roman emstig ziek werd en pas later weer voort kon gaan. Aan Nol Gregoor heeft hij daarover verteld en zelf nog verwezen naar Gestalten tegenover mij.Ga naar eindnoot19. In het laatste spreekt hij bovendien over ‘stijlmoeilijkheden’. Het vijfde zegel is een auctoriële roman, een verteller, niet actief in het verhaal, deelt ons mee wat er geschiedt. Strikt genomen kan men nog een | |
[pagina 30]
| |
om die orde als zodanig gaat, maar om de persoon van de toen reeds befaamde wijze broeder. Nikolaus van Straatsburg is niet alleen als ordebroeder verwant aan Eckhart, maar raakt gedurende de gesprekken die hij met hem heeft nog dieper onder de indruk van diens machtige geest en vooral van diens van liefde doortrokken diepe wijsheid. Het is in zekere zin ook Vestdijks sterkst historische boek. Er geschiedt uitwendig nauwelijks meer dan in de geschiedenisboeken te vinden is: de strijd tussen de dominicanen en franciscanen, de problemen van het pauselijk gezag te Avignon, de wreedheden van de Keulse aartsbisschop Heinrich von Virneburg. Daardoor is de psychologische kant zo mogelijk nog versterkt en zijn het overwegend de contacten tussen Nikolaus en Eckhart die verscherpt belang krijgen. Uit aantekeningen blijkt dat Vestdijk zich van de problemen die hij zich op de hals haalde door Nikolaus tot verteller te maken, zeer wel bewust was. Hij heeft geaarzeld, maar door deze keuze is hij erin geslaagd de levendigheid te verhogen en, wat belangrijker is, het essentiële van zijn intentie uit te drukken. Daarom ook, denk ik, laat hij Eckhart sterven vóór deze de tocht naar Avignon moet ondernemen om zich te verantwoorden voor het Heilig Officie. Wat gezegd kan worden, was gezegdGa naar eindnoot23.. De geschiedenis laat ons in het onzekere over die gang. Het was niet belangrijk meer voor Vestdijk die zich al jarenlang met Eckharts geschriften had beziggehouden. Is de wijzende hand van Gerard Criellaert op de eigen borst om Gods zetel aan te duiden niet uit Eckharts arsenaal? Het lijkt mij wèl zeker, dat de historische veiligheid en betrouwbaarheid door Vestdijk niet verwaarloosd zijn, maar het hem bovenal bekommerde wat er met mensen, met de ene mens die hem in beslag nam en vervulde, gebeurde. De geschiedenis kon daarbij afstand èn licht geven!Ga naar voetnoot20. |
|