gaande romans. Dit patroon komt tot stand doordat zijn neigingen zich wel een beetje ontwikkelen maar toch vrij konstant blijven.
De vele vrouwen die een rol spelen in zijn leven kun je indelen volgens de betekenis die ze voor hem hebben. Hij kent vier soorten liefde die als submotief van het wel zeer algemene motief liefde te zien zijn.
Over de liefde die uit medelijden bestaat hoef ik niet veel meer te zeggen. Ik wil er wel nog aan toevoegen dat dit soort liefde nog eens voorkomt met een verpleegster, Hanneke van Gelder, in de laatste roman en dan als onsympathiek wordt voorgesteld. Terwijl zijn medelijden met Esther en Tini echt is, is het deze laatste keer een middel om zich boven de ander te verheffen.
Dan zijn er nog te onderscheiden de liefde als verering voor een onbereikbaar hoger wezen zoals Ina Damman, de liefde als louter sexuele lust, wat hij vooral beleeft met zijn hospita's Fietje en Clasina, en tenslotte de liefde als behoefte aan hulp en troost, waarvan de relatie met zijn jeugdvriendinnetje Marie van de Boogaard een voorbeeld is.
De liefde voor Ina Damman is lezers altijd opgevallen als iets bijzonders maar toch vooral misschien omdat men zo'n jeugdliefde wel mooi vond. Menno ter Braak bijvoorbeeld die gunstig oordeelde over de naar haar genoemde roman zegt dat ze een willekeurig schoolmeisje is, een gansje. Als je dat meent kun je het boek alleen maar als een schoolidylle over een kalverliefde zien en mis je de bedoeling van de auteur totaal.
Of Ina een gansje is of niet kun je nauwelijks zeggen omdat wat ze is grotendeels voor Anton en de lezer verborgen blijft. De auteur/verteller zegt, als hij haar introduceert, overigens wel iets dat in strijd is met het idee van een gansje, namelijk dat ze scherp nadenkt maar waar dan wel over daar krijgen we niet te horen. Verder is ze een geboren meesteres, want haar broers gehoorzamen haar omdat het niet in haar hoofd opkomt dat ze dat zouden kunnen weigeren. Uit wat Anton met haar meemaakt kunnen we echter bijna niets afleiden. De indruk die haar uiterlijk maakt wordt voortdurend aangegeven, het kontrast tussen haar lichtblauwe ogen en donker haar en dat haar jukbeenderen iets uitsteken in het gladde gezicht, wat een indruk van koelheid en onbewogenheid maakt. Zij gedraagt zich ook koel en terughoudend. Ze gaat bijna niet in op de paar zinnen die hij door zijn verlegenheid met moeite weet te produceren. Hij heeft het gevoel zich altijd voor haar te moeten uitsloven zonder bedankje. Zijn liefde bestaat uit een gelukzalige angst, zoals ik al eerder vermeldde. Zij is zoals het heet iets vreemds en machtigs, een geheim, een gevaar misschien, dat hij vereert. Haar zwijgzaamheid en afstandelijkheid zijn wezenlijk voor de aantrekkingskracht die ze uitoefent. Zij is in sterke mate iets innerlijks voor hem. Hij voelt zich pas vrij en gelukkig als hij achteraf een ontmoeting met haar kan overdenken. Door haar uiterlijk en houding kan zij de indruk maken alles te kunnen geven of te onthouden, geluk of rampzaligheid, zoals een schikgodin die over leven en dood beslist. Ina blijft door haar terughoudendheid geestelijk op afstand; zij hoeft zich daardoor niet waar te maken; haar exotische uiterlijk en onbewogen houding zijn genoeg. Lichamelijk is ze er, maar geestelijk is ze al de verre prinses, die ze al gauw ook lichamelijk zal worden.
Ze geeft hem zoals we al zagen de bons omdat ze hem vervelend vindt en dan kan het proces van verinnerlijking en verering van haar beeld door Anton voltooid worden. Wanneer hij beseft dat hij nog van haar houdt wil hij haar toch niet opnieuw ontmoeten want in haar nabijheid is hij door zijn verlegenheid slechts een karikatuur van zichzelf en wat haar betreft luidt het:
Die harde onaantastbaarheid die in haar school bleef haar geheim; niets was er in haar dat zich mededelen liet ... maar was dat niet tevens de waarborg dat ze altijd voor hem blijven zou wat ze vanaf het begin voor hem geweest was: een leegte misschien, maar een leegte die hij zelf moest vullen, steeds weer opnieuw...
Daar het innerlijk van Ina nauwelijks is uitgekomen kan hij erin projecteren wat hij wil. Als hij haar in gedachte trouw blijft gaat het niet om het werkelijke meisje Ina, maar om het ideaal dat ze vertegenwoordigt: een beeld dat een onaantastbaar, verheven geheim omsluit. De eredienst aan Ina is een eredienst voor zijn eigen idee.
Wat dit soort liefde inhoudt wordt helemaal duidelijk door wat er over Ina's opvolgster Anna Heldering gezegd wordt, in De laatste kons. Anton raakt als student van ongeveer vijfentwintig jaar nog even geobsedeerd als toen hij een jongen van vijftien was. Het verschil is dat hij nu in staat is verstandelijk afstand van haar te nemen en denigrerende dingen over haar te denken, maar gevoelsmatig is hij evenzeer onder haar ban.
Anna is ook een geheim voor hem en een leegte. Van vrouwen als Anna denkt hij dat ze ‘vreemdelingen zijn, onkenbaar, negatief ... de ideëel bedriegelijke glans rondom een leegte en een gemis, de aanzuigende kracht van het vrouwelijke vacuüm’. Hiermee is wat hem aantrekt in dit soort liefde zo helder als maar kan en definitief geformuleerd.
Dat Anna een hoger wezen is wordt nu meer uiteengezet en beklemtoond terwijl het bij Ina vanzelf sprak. Anton ziet haar meestal in een oplopend amfitheater, waar ze college loopt en waar hij tegen aan kijkt. Ze verschijnt in een blauwig, d.w.z. koel licht, koel en onaanraakbaar, zoals een godin betaamt.
Hij ziet van haar af omdat hij denkt dat ze hem met gemak zou kunnen beheersen, net als Ina dat kon, en dat wil hij nu niet meer. Zij komt in de plaats van Ina. De trouw aan Ina was tenslotte vooral de trouw aan zijn eigen behoefte aan geloof en verering, trouw aan het idee van een godin en dit idee kan ook door een ander belichaamd worden. Hij mythologiseert Anna tot een wezen dat achter de maan zetelt en hem voorgaat ‘naar andere wezens, naar een ander bestaan’. Juist omdat hij Anna laat voor wat ze is kan ze een leegte voor hem blijven en hem de weg openen naar andere dingen van betekenis en zijn fantasie inspireren.
In zijn liefde voor dit soort vrouw is de liefde herkenbaar die in de literatuur bekend is geworden als gehechtheid aan de verre geliefde, de liefde voor een ideaal dat ideaal kan blijven doordat het onbereikbaar is. Ook zit er iets in van het aangetrokken worden door een ‘belle dame sans merci’ waarover Mario Praz in The romantic agony heeft geschreven. Onwillekeurig denk je ook aan de fantasie van de meedogenloze jongen die in de boeken van Van het Reve gezocht en vereerd wordt.
Amusant is dat de auteur/verteller ook een personage laat optreden dat als karikatuur van zijn idolen kan gezien worden. Dit meisje, Augusta Seidl geheten, dat we tegenkomen in de voorlaatste roman, ziet er exotisch uit en kent geen vrees net als Ina. Ze is ook ongenaakbaar want haar vader heeft haar geleerd hoe ze met een man moet afrekenen, die haar te na komt, vertelt ze. Verder maakt ze een geheimzinnige indruk en Anton slaagt er maar niet in meer van haar te weten te komen. Hij lokt haar uit haar tent door zijn verliefdheid wat aan te dikken, en dan blijkt ze een krijgshaftig type die op zijn kamer met zijn bokshandschoenen op hem mikt, terwijl hij probeert haar Rilke voor te lezen. Ze droeg altijd een bontmuts die ze nooit wilde afzetten, maar nu neemt hij die onder het gestoei weg en dan blijkt ze een erg laag voorhoofd te hebben als van een rachitisch kindje met een verticale richel in het midden, wat Anton definitief afschrikt. In dit geval kijkt hij achter de facade van het geheim, en er komt iets te voorschijn dat in zijn ogen platvloers en idioot is. Niet dat hij van dit avontuur veel leert, want als hij later Anna Heldering leert kennen kan hij deze in gedachte wel naar beneden halen, maar voor zijn gevoel van aanbidding maakt dat niets uit, zoals ik al aanstipte.
Merkwaardig vind ik dat veel lezers Esther Ornstein voor de Amsterdamse Ina Damman hebben gehouden. Van kritici kan ik het me nog enigszins voorstellen want toen zij het naar