op de aarde rust, lijkt nog altijd de veiligste. In elk geval trachtten de helden van Kalevala de Sampo uit de ‘stenenberg’ van Pohjola te roven, maar tijdens een zeegevecht rolde de ‘oude vrouw van Pohja’ het wonderding in het water, waar het in stukken brak.
Uhtua in Oost Karelië, tegenwoordig Kalevale. Foto van I.K. Inha, 1894.
Lönnrot trachtte bij het samenstellen van het epos er samenhang in te brengen, door rond de voornaamste helden, zoals Väinämöinen, Ilmarinen en Lemminkäinen, motieven te rangschikken, die in de oorspronkelijke liederen aan andere ‘helden’ gekoppeld waren, en door volledig nieuwe persoonlijkheden te scheppen, zoals Aino, op wie Väinämöinen verliefd was. Zeker is Väinämöinen de hoofdpersoon van het epos, jammer genoeg, en alleen al in zijn persoon vinden we elementen uit die vele tijdperken: ‘Väinämöinen’ immers bevat een scheppingsmythe, beschavingsmythen, sjamaan-motieven, verlangen naar de avonturen uit het ijzeren tijdperk, de tijd van Vikings en het doorbreken van het christendom. Frappant is dat behalve schepper van de wereld - een god dus - Väinämöinen ook een bijna kinderlijke, amusante oude heer is, een antiheld, een oen, die door een waternymf en een pasgeboren kind belachelijk gemaakt wordt. De ‘helden’ van dit ‘helden epos’ zijn vaak net zo goed schurken, of zeer ‘menselijke’ helden.
Een voorbeeld van ‘oen-held’ in de Kalevala is Ilmarinen: Ilma betekent lucht. Hoe dichter die helden bij de natuur staan, - zij zijn allemaal sjamanen, - hoe kinderlijker. De ‘moderne’ helden (Kullervo, Lemminkäinen, etc.) zijn eigenlijk ‘jonger’ dan de Kalevala zelf. De populariteit van Väinämöinen is zelfs verrassend, als je bedenkt dat men tegenwoordig ‘de wijze ernstige grijsaard-ziener’ niet zo serieus meer neemt. Toch ‘ziet’ men in zijn persoon practisch de gehele geschiedenis van het Finse volk, hij is een oeroude held, niet alleen een van de vele 19e eeuwse.
De Kalevala vertelt over twee volksstammen die in oorlog en vrede moeten samenleven. In vredestijd beminnen en bezoeken leden van die stammen elkaar, maar in oorlogstijd bevechten ze elkaar. Het is niet altijd duidelijk waarom ze vechten. Door deze opbouw is het mogelijk dat de Kalevala zowel lyriek als epiek en het hele spectrum van menselijke gevoelens omvat. Zo is de Kalevala ook geen heldendicht in de zin waarin Ilias en Odyssee of het Chanson de Roland heldendichten zijn: de Kalevala is een magisch epos. De gevechten in de Kalevala worden niet zo zeer met het zwaard uitgevochten, als wel met het woord, de strijd is een zang-competitie, een wedstrijd waaruit moet blijken wie het meeste weet. Zwaarden en speren in de Kalevala symboliseren het woord. Het woord betekent macht.
Eén van de wegen van de ‘verzenverzamelaar’ Lönnrot. Foto I.K. Inha, 1894.
De opbouw van de Kalevala laat veel ruimte voor lyriek: in wezen gebeurt er relatief weinig. De personen staan dichtbij de natuur, vertegenwoordigen natuurverschijnselen, maar geven daarnaast een goed beeld van het Finse volkskarakter. De zangen zijn vaak impressionistisch van aard, ze bieden in snelle, kleurrijke beelden een blik op het verleden vanuit een modern 19e eeuws - gezichtspunt, vergelijkbaar met de Ramayana van India. Opvallend in de Kalevala is dat de helden (mannen dus) vaak min of meer belachelijk zijn, en de vrouwen daartegenover bijna altijd ‘goed’. Het is bekend dat de liederen die Lönnrot voor de Kalevala gebruikte vaak door vrouwen of blinde mannen (Arhippa Perttunen) voorgezongen werden. Als Lönnrot de huizen in Karelië bezocht trof hij uiteraard zelden jonge mannen (zij moesten toch werken), maar grijsaards, of vrouwen. Daarom is de Kalevala ook te ‘eenzijdig’, te mannelijk. Natuurlijk ontmoette Lönnrot op zijn reizen behalve oude blinde mannen ook gewone mensen. Hun liederen zijn opgenomen in de Kanteletar, drie delen, 1840-41. De Kanteletar bevat 652 gedichten, 22329 verzen, puur lyriek.
De mensen die de Kalevala-zangen voordroegen, de dragers van de overlevering, meestal anoniem, maar soms ook bij name bekend, waren gewone mensen, met ook het geheugen en de intelligentie van gewone mensen, en het is dus logisch dat de ene zanger een lied anders onthield dan de andere. Een lied dat al vóór Christus ontstaan is werd in Lönnrot's tijd door een west-Finse zanger anders voorgedragen dan door een oost-Karelier. Lönnrot werkte als een soort tussenpersoon, ook over de dialectgrenzen heen, door uit verschillende versies van de liederen een ‘gemiddelde’ te kiezen, en daardoor werd hij ook de man die eenheid bracht in de Finse taal.
De Kalevala-liederen zijn altijd viervoetige trochëen:
mie-le-ni mi-nun te-ke-vi
(ie, ai, enz. zijn tweeklanken); acht tweedelige versvoeten met het accent op de eerste syllabe. De tweede helft van de regel weerspiegelt de inhoud van de eerste helft. Alliteratie geldt als ‘rijm’. Deze vorm maakt het gemakkelijk de verzen te onthouden, omdat elk vers, elk feit, tweemaal voorkomt. Geen wonder dat de Kalevala langdradig wordt gevonden, maar het is ook geen geschreven maar gezongen literatuur. Door oude mensen.
Hoewel de Kanteletar als literair werk de moderne mens misschien meer aanspreekt, mogen we niet vergeten dat juist de Kalevala een geweldige betekenis heeft gehad voor het ontstaan en versterken van de nationale identiteit: als Finland zijn vlag zou vervangen door een boek, zou dat ongetwijfeld de Kalevala zijn. De Finse onafhankelijkheid leefde al voor 1917 in de Kalevala: voor de meeste mensen was de Kalevala het overtuigende bewijs van het bestaan van een oeroude eigen cultuur, geschapen in de eigen taal. Het Fins werd door