M. Prick van Wely
De sprookjes van Grimm
De gebroeders Grimm zijn beroemd geworden door hun verzameling Kinder- und Hausmärchen, waarvan het eerste deel in 1812 verscheen en het tweede deel in 1814 gereed kwam. Als een soort voorloper van deze uitgebreide uitgave had Jacob Grimm in 1809 reeds een bundel van bescheidener omvang met de titel Kindermärchen gepubliceerd, terwijl de derde uitgave in 1822 gereed kwam.
Deze sprookjes werden, evenals die van Perrault en van Andersen een begrip. Zij beleefden een groot aantal herdrukken en werden in vele talen vertaald.
Jacob Ludwig Carl Grimm leefde van 1785 tot 1863 en zijn broer Wilhelm Carl van 1786 tot 1859. Zij vormden een ideaal broederpaar, gelijkgestemd van karakter en bezeten van dezelfde onderzoekingsdrift naar de Germaanse geschiedenis, filologie en folklore. Zij leefden en werkten eendrachtig samen, elkaar stimulerend, en, waar nodig, aanvullend. Aan het begin van hun loopbaan werkten zij als bibliothecaris van de keurvorst van Hessen-Kassel, eerst in Marburg en later in Kassel. Zij trokken onvermoeid door dit land, toen nog een geheel ongerepte streek met talrijke oude kerken en kasteelruïnes die getuigden van een roemrijk verleden. Hier begonnen zij hun ‘veldwerkï en tekenden zij elke sage en elk sprookje dat hen ter ore kwam nauwkeurig op.
In Marburg, waar zij rechten studeerden, ondergingen zij de invloed van Clemens Brentano en van Friedrich Karl von Savigny die hen de methode leerde van oudheidkundig onderzoek. Ook de ideeën van Johann Gottfried Herder over het ontstaan en de waarde van de volkspoëzie lieten hen niet onberoerd. Doch ondanks deze diverse invloeden zochten en vonden de gebroeders hun eigen weg. De bestudering van de Germaanse geschiedenis en alles wat hiermee samenhing - Jacob richtte zijn aandacht vooral op de grammatica en de wetgeving - bleef hun hoofddoel.
Al in het begin van hun loopbaan leverden de Grimms bijdragen aan volksliederen voor de grote verzameling Des Knaben Wunderhorn van Achim von Arnim en Clemens Brentano, die in 1808 werd voltooid.
De Grimms beschouwden de volkspoëzie als de enige ware en natuurlijke dichtkunst die de eeuwige vreugden en smarten, de hoop en de vrees van de mensheid wist uit te drukken.
Naast de Kinder- und Hausmärchen ontstonden de Deutsche Sagen (1816-1818) die echter bij lange na niet de populariteit genoten van hun sprookjes, maar die toch van veel invloed waren op de literatuur en de folklorestudie.
In 1826 vertaalden de gebroeders Thomas Crofton Croker's Fairy Legends and Traditions of the South of Ireland, en lieten zij deze publicatie voorafgaan door een uitvoerige inleiding over sprookjes in het algemeen.
In 1829 aanvaardden de Grimms een aanstelling als professor en bibliothecaris aan de universiteit te Göttingen. Jacob schreef hier zijn Deutsche Mythologie, een werk dat in verschillende landen van Europa navolgers vond; Wilhelm publiceerde een uitgave van Freidank's Epigrammen. Om politieke redenen werden zij in 1833 door de koning van Hannover, Ernst Augustus, ontslagen. Verschillende universiteiten boden hen een leerstoel aan, maar de Grimms verkozen in Duitsland te blijven. Eerst in 1840 aanvaardden zij op uitnodiging van Friederich Wilhelm van Pruisen een benoeming als lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen en een professoraat aan de universiteit te Berlijn. In deze stad brachten zij hun laatste levensjaren door, onafgebroken werkend aan een groots opgezet Deutsches Wörterbuch, waarin de gehele historische ontwikkeling en de afleidingen van de Germaanse talen zou worden behandeld. Zij vorderden hiermee slechts tot de letter F; eerst in 1960 werd dit werk door hun opvolgers voltooid.
Ik heb hier slechts de hoofdwerken van de gebroeders Grimm aangehaald naast de voornaamste feiten uit hun leven. Om dit beeld te completeren, wil ik nog de afzonderlijke studies memoreren van Jacob over de Duitse minnezang, de geschiedenis van de Duitse taal, de Duitse rechtsspraak en Reintje de Vos, en van Wilhelm over de oud-Deense heldenliederen, -balladen en -sagen, de Duitse heldensagen en de Germaanse runen.
Illustratie uit Grimm, sprookjes voor kind en gezin. Volledige uitgave (uitgeverij Lemniscaat).
Bij hun grote veelzijdigheid bleven zij steeds streven naar de grootst mogelijke objectiviteit en naar wetenschappelijke exactheid en volledigheid. Dit bracht hen er toe een uitgebreide briefwisseling te onderhouden met gezaghebbende historici