mee door anderen (niet-schrijvers) verdiend kan worden en betere romans, die niet direkt rendabel zijn, te verwaarlozen. Met andere woorden: het uitgeven van boeken, dat men eeuwen geleden begon te ondernemen, om kennis en kunst te verspreiden, is steeds meer in de handen van zakenlieden gekomen, en hún doel is geldelijke winst
D.M. Thomas.
Daarom vind ik het gehele systeem van literaire bekroningen funest, terwijl anderen de toekenning van prijzen juist als een van de weinig hoopgevende tekens zien van de hedendaagse situatie in de literaire wereld.
Interessant in dit verband is het geval van The White Hotel, de derde roman van de Engelse dichter D.M. Thomas. Het betreft hier een ongewone roman, kundig en intelligent geschreven, waarin Thomas de twee thema's van de Freudiaanse psychoanalyse en het geweld, een massamoord door de Duitsers in Rusland tijdens de laatste oorlog (Babi Yar), behandelt.
Maar het betreft ook een roman die in het begin nogal lauwe reacties in Londen uitlokte en daarna met enorme belangstelling in de Verenigde Staten is ontvangen. Pas hierna is de roman in Engeland bekroond (Cheltenham Festivalprijs). Nu is het boek reeds als Penguinuitgave in het buitenland verkrijgbaar en het zal ook later in Engeland als ‘King Penguin’ verschijnen in die speciale nieuwe literaire reeks bij Penguin Books. De filmrechten zijn inmiddels voor tweeëneenhalfmiljoen dollar verkocht.
In zulke reacties en ontwikkelingen vermoed ik ook iets ziekelijks. Aha! hier is een kans om veel geld te verdienen en dus: overal reclame voor het boek maken. De oordelen van sommige besprekers in de Amerikaanse bladen zijn mijns inziens gewoon hysterisch te noemen.
The White Hotel heb ik gelezen en de grote literaire kwaliteit van het boek staat buiten alle twijfel. Heel origineel is ook de compositie, die, onder andere, gefingeerde brieven van Freud uit de beginjaren van deze eeuw omvat, een ‘case history’ door hem geschreven, waarin hij zijn analyse van de hysterie van Frau Elisabeth Erdman, hoofdfiguur uit de roman, uiteenzet, en een hoofdstuk in versvorm.
Thomas' roman steunt echter op sensationele en dus aandachttrekkende ontwikkelingen in onze eeuw en bevat, zoals duidelijk zal zijn geworden, een aanzienlijk portie pastiche: nadoen van bekende literaire vormen. Hoezeer ik verschillende aspecten van deze prestatie van Thomas waardeer, kan ik niet ‘een groot schrijver’ in zo'n boek ontdekken. Wel een heel knappe en handige.
Volgens mij is er in meerdere mate van scheppend vermogen sprake in de conventioneel geschreven eerste roman van de kunstkritika Anita Brookner: A Start in Life, welke roman ik aan het eind van de Kroniek van oktober even noemde. Deze kleine roman van ongeveer 170 bladzijden is in sommige opzichten een moderne versie van de grote, sombere roman van Honoré de Balzac: Eugénie Grandet. Hoewel uit die roman af en toe wordt geciteerd, waarbij wat de grote Franse romancier zijn heldin liet doen en denken op het doen en het denken van Ruth Weiss, de hoofdfiguur van Brookner's roman, wordt toegepast, is er hier geen kwestie van pastiche ... wel van heel veel, en heel subtiel, psychologisch inzicht. Men zou de eigenschappen van Brookner's schrijven kunnen analyseren om de kwaliteit ervan te laten zien, maar ik val hier liever terug op die oude Jamesiaanse formule: ‘quality of mind’. Hier is een intelligent, gevoelig mens aan het schrijven, die weet ‘how people tick’, of, om het in huiselijk Nederlands te zeggen: hoe de vork in de steel zit, wat menselijke verhoudingen betreft.
Anita Brookner.
Balzacs Eugénie was de dochter van een rijke vrek in de Franse provincie, die haar vaders geld zou erven. Zij krijgt geen minnaar en geen man doordat haar leven te veel door de hebzucht van haar vader wordt gedomineerd en omdat zij zichzelf steeds weer onderschat. Later verslijt zij haar dagen als een gefortuneerde, heel eenzame vrijster. Het is een grauw verhaal maar ook een monument in de literatuur: een monument dat Balzac tot het gedenken van het mislukken van het menselijk geluk door het egoïsme van anderen - van ouders - heeft opgericht.
In A Start in Life offert een begaafde jonge vrouw, wat haar liefdeleven en dat soort geluk betreft, zich op voor haar ouders. Haar moeder is een bekende actrice op haar retour, die de dag in bed doorbrengt, steeds reminiscerend over haar ervaringen als actrice. Haar vader is een zachte nietsnut, die de interessante zaak in oude boeken, die hij van zíjn vader, een gevluchte Duitse Jood, heeft geërfd, verwaarloost en later aan een maîtresse verkoopt.
Hun dochter, Ruth, tegen de veertig, bekend als een deskundige op het gebied van Honoré de Balzac en de vrouwen in zijn romans, vindt dat zij haar leven aan de literatuur heeft opgeofferd. Zij kijkt terug op haar kinderjaren en dan volgt de lezer het verhaal van haar en haar egoïste, domme ouders. De lezer maakt mee hoe Ruth door een overvloed aan plichtsgevoel tegenover haar ouders en een tekort aan respect voor haar eigen recht op geluk tot een eenzame vrouw is gemaakt.
Een larmoyant verhaal is de roman niet. Integendeel: Anita Brookner laat zien dat zij veel zin voor humor heeft en de gave heeft, afstand te nemen en een objectieve kijk op het leven te ontwikkelen. Ironie speelt hier ook een rol. Dit soort schrijven is nu voor mij de echte literatuur. Men voelt het ook aan de vormgeving, dat men hier met iemand te maken heeft, die weet wat kunst is. Dat voelde ik nergens bij het lezen van de overigens knappe roman van D.M. Thomas. In onze wereld wil men geen kunst. Men wil sensatie op alle terreinen. En dát noemt men ook kunst, waar het gelegen komt.
Verleden jaar is de Bookerprijs niet aan de grote roman van Anthony Burgess toegekend voor zijn 650 bladzijden tellende Earthly Powers, maar Earthly Powers is nu als Penguinuitgave te krijgen en ik lees er in met zeer veel genoegen. De tumultueuze breedsprakigheid van Burgess sprak mij nooit tevoren aan; noch de wijze waarop zijn brein met vrijwel alles bezig is. Zijn lelijke houding tegenover prijswinnaar William Golding, die de Bookerprijs in handen kreeg terwijl Burgess vond, dat