| |
| |
| |
Hans Lodeizen
Ongepubliceerd werk
Een keuze, verzorgd door Dirk Kroon
Verantwoording
Kort nadat de kopij voor het Hans Lodeizen-nummer van BZZLLETIN was afgesloten, werd een groot deel van Lodeizens literaire nalatenschap in kopie aan het Letterkundig Museum in Den Haag overgedragen. Het omvat teksten die Peter Berger (met toestemming van Lodeizens vader) kopieerde om samen met Pierre H. Dubois, na de voorlopige bloemlezing Nagelaten werk (Van Oorschot, Amsterdam, 1969) een zo volledig mogelijke, chronologisch gerangschikte en van een verantwoording voorziene uitgave te kunnen verzorgen. Een editie die door onvoorziene omstandigheden nog niet tot stand kon komen.
Het ongepubliceerde werk bleek divers en boeiend genoeg om er een keuze uit te maken, die de informatieve waarde van dit themanummer kon vergroten. Zo werden verzen uigezocht die een nadere blik gunnen op de ontwikkelingsgang van Lodeizens dichterschap en mogelijke misverstanden hieromtrent ophelderen. Daarnaast leek het raadzaam een indruk te geven van de aard van tot op heden niet beschikbaar materiaal. De tussentitels, met de erbij gemaakte aantekeningen, dienen daar mede toe.
Aanspraak te maken op volledigheid lag allerminst in de bedoeling. Afgezien van het feit dat de beschikbare tijd kort was en een teksteditie voorzichtigheid gebiedt, leefde het besef dat er ten aanzien van volledige publikatie het morele recht van andere uitgevers - ‘editors’ inbegrepen - gerespecteerd diende te worden. Degenen die deze ‘voorpublikatie’ mogelijk maakten, vooral mevrouw Lodeizen, Peter Berger en Pierre H. Dubois verdienen bijzondere dank.
| |
1 Uit ‘rijmoefeningen’
Opdracht
Voor het eerst dezen avond, sinds de nacht
Voorgoed Uw ogen heeft gesloten,
Open ik droevig, o dichter, en zacht
Uw boek, met somber blad besloten.
En op reis langs Uw wegen, beschermd door Uw macht,
Heb ik van Uw land genoten,
Waar ik helden en goden in levende kracht
Door de macht van Uw woord zag gesproten.
Verblind ben ik achter Uw schreden gegaan,
Tot het duister water der dodenrivier;
Als men gaat naar de nacht zonder troost of vertier...
Maar voor U zal ter anderen oever staan
De Roem die U trots uit het heilige woud
Door de pijnen toont haar laurier van goud.
Weet je nog?
Weet je nog...? - Toen de wind de bomen
Tergde en hen de mantels van het lichaam trok,
Dat wij samen - de regen kletterde bij stromen -
Schuilden onder 't loof, en jij zo schrok
Toen ik je zei dat dit het eind was, en voorgoed
Onze wegen voortaan zouden scheiden.
‘Mijn arme kind, 't is droevig maar het moet;
Beter is het heen te gaan’ Ik zweeg en jij schreide
Weet je nog? Toen mijn hand de jouwe
Zachtkens drukte, omdat jij spoedig zou zien
Dat ik niet de beste was: ‘zo zijn de vrouwen!’
En dat jij door je tranen lachte, en zei ‘Misschien...!’
Nu is het herfst opnieuw en regen, maar alleen
Schuil ik onder 't lover, denk aan jou - en ween...
(Naar een zeer oude franse ballade)
Stance
De liefde heeft mijn mond gekust; de dag
Is bang van liefde, bang voor liefde is de nacht,
Bang zijn de mensen voor liefde - in een wilde lach
Barsten mijn lippen: mijn mond versmacht!
15 Maart '45
| |
| |
‘O, - laat om weinig smart...’
O - laat dees dag om weinig smart U niet bedorven wezen!
Denk aan de bloemen die in Meiwind staan
Denk aan de sterren - als tranen van geluk
Op wang van nacht gegaan.
Denk aan zonne nauw gerezen
- als 't bladerenlied gefluister is -
Wond in bloedend wolkenvaan.
Dorrende kinderen van zomerloof
Naar troost van aardes droom...
Dingen dan zó klein geloof...??
O - laat om weinig smart dees dag U niet bedorven wezen.
(Alpina)
Epigram
De dag was doodgedrukt in arm van nacht -
De uren gleden heen met schreden zacht,
De zon vocht om door wolken te breken,
Het licht kwam melkwit uit de hemel leken;
De dag was dood uit het Oosten gebracht:
De dag was doodgedrukt in arm van nacht.
16 Febr. '45
| |
2 Getypte gedichten met dagtekening
O reiziger, als ooit Uw weg U brengt
Naar gindse oorden waar de roeiboot wacht
Zeg dan Eurydice dat haar gedenkt
Orpheus de zanger in een droeve klacht.
Zeg haar dat mijn leven is vergeefs verlengd,
Omdat ik als een stervende versmacht
Zolang de dood mij niet ons weerzien schenkt
In het sombere rijk van het dodengeslacht.
En dan, geef haar dan deze rozen,
Geplukt aan de oevers der lage stad
Omdat ook zij droefheid verkozen
Boven geluk dat hen toch vergat...
Maar dan, o reiziger, ga zonder rozen
En zwijgend verder op Uw pad.
18 Maart 1945
Vandaag ben ik teruggekeerd bij het water
Waar ik gelegen heb tussen het riet
Waarvan ik fluiten sneed bij het gesnater
Van eenden pratend in de vliet.
Hoe menigmaal zong bij 't geklater
Mijn instrument zijn schrille lied!
En zomer was het toen ik later
Met droeve pas de stroom verliet.
En nu de lente mijn moede schreden
Opnieuw naar de beek van vroeger leidt,
Vind ik het riet van de oevers versneden,
En een krans van narcissen omspreidt
Het ruisende water, en buigt naar beneden
Haar wiegende kopjes en schreit...
26 Maart 1945
Het loklied van avontuur
Toen ik het logboek mijner dagen schreef
Kend' ik niet de reis der jaren,
Bevroedde niet dat ik slechts leef
Wanneer ik eindeloos kan varen.
En als ik ooit naar schoonheid streef
Als goud, dat ik veel wil vergaren,
Dan is dat wijl mijn boot niet dreef
Op de eeuwige zee en de zingende baren;
Omdat niet het loklied van avontuur
Mijn schip naar de klippen kan leiden
En omdat ik verlangend van uur tot uur
Het sein van de vaart moet verbeiden.
Want de Schoonheid is geen eeuwig vuur
Als liefde is, als angst, als lijden...
11 April 1945
als parelsnoeren aan de bomen
en de lucht is als een beker
die ver weg is in het heelal
ik ruik de onsterfelijkheid
van het lichaam uit de bloemen
17 Mei 1948
| |
| |
als een bij zoemend tussen bladeren
op de dag die 's avonds in
bloemen regende zonder vader
en moeder zou ik beter zijn
12 December 1948
Wanneer ik in jou armen lig en droom
wat het had kunnen zijn dat wij vergeten
hebben, het geluk dat ons met schroom
Voorbijging toen wij elkaar verweten
De te late handkus of de te lange lach...
Wanneer ik denk aan al wat wij verwierven;
De prille blijheid van een enkele dag
En lust waar onze vragen stierven,
Dan ween ik, want de dagen gaan
En ik zie het leven als een regen
Waarin ik naast jou heb gestaan,
Niet wetende wat jou te geven...
En nu! het leven is maar smerig spel;
Wij zijn als boeven in hun cel.
26/27 Februari 1949
Twee notitieblaadjes.
Eenzaam als boeven in hun cel
Zijn wij; het leven is een smerig spel
Dat wij in de lente verloren.
O, zijn wij enkel geboren
Om dit lange uur te rekken
Hopeloos levend op het lekke
Weet, zwijgt onder de nacht
En in 't gladde licht glimlacht
Is het alsof het zwaarder gaat
Het schip is als een oude man
Die ieder uur weer minder kan
Zwaarder het hoofd buigt onder zorgen
En niet meer dromen kan van morgen
Schip en lading zijn teloor...
's nachts kruist een meteoor
Haastig en telt de sterrebeelden
En sluit zich weer in de hemel op
Het schip gaat door het witte sop
En knikt in de golven; het hoorde
De wijsheid en toen boorde
Het zich dieper in de zee
Het weer is goed, alles werkt mee.
Zo zijn wij menschen wij leren drinken
Van de dood zoals schepen die zinken,
Eenzaam in de nacht die weet.
Als in een cel niet al te breed
Wonen wij de boeven opgesloten
Wij varen als op heel wrakke boten
Maar zolang er leven is is er hoop
Er is toch nog wel iets te koop.
27 Februari 1949
Het handschrift van enkele notities.
| |
| |
Ik was voor een klein poosje
in de hemel op rolschaatsen
hallo God je vriend van beneden
zendt je zijn allerbeste groeten
leef langer dan je angst God
dat ik je zal laten zitten
wij zijn geen vrienden meer?
ach, hoeveel is er nog over!
de hele wereld de hele wereld
als een glas fonkelende wijn
wij zijn geen vrienden meer?
zijn de bomen, de bloemen, de
bijen, de mensen mijn vrienden.
13 Maart 1949
God zijn spiegel
Toen God de wereld had geschapen,
En ze daar klaar voor hem lag
- Rustig als een baby aan het slapen -
Was hij niet blij met wat hij zag.
Men zou toch zeggen hij had alles
Zelf naar zijn eigen wens gemaakt:
Wij zaten parterre, hij zat stalles;
De film werd als hij wou gestaakt.
Maar nee, in een geweldig pesthumeur
Zat hij alleen in zijn stoel te kniezen;
Hij keek aanhoudend naar de deur,
Men dacht: straks pakt hij nog zijn biezen.
De wereld was naar zijn evenbeeld
En precies als hijzelf geworden
En daarom keek de Heer zo verveeld:
Hij was niet gevleid met de horde.
Caïn sloeg Abel in een kwaje bui,
De zondvloed kwam, een beetje later,
De toren van Babel verwarde de lui
En tenslotte sloeg Jezus een flater.
Eén ding was duidelijk: het was niet goed
Wat hij gedaan had met zijn vrije uren.
Hij herkende overal zijn eigen snoet
En de mensen bedreven zijn dolste kuren.
Nu is God van de wereld weggegaan,
Maar een fout is er om een les te leeren:
Kijkt mijn spiegelbeeld me met liefde aan
Dan wil ik het de rug toekeren!
18 Mei 1949
het geluk is een verrekt klein olifantje
in het bezit van een pascha met een harem
die het doet zuchten iedere nacht van
o God wat heb ik met mijn leven gedaan en waarom
hebben jullie toch de fans afgezet en laten
we die engelsen morgen maar vermoorden.
het geluk heeft een verrekt klein hokje
daar staat het met zijn slurf te zwaaien en denkt
wat moet ik toch beginnen als olifant er is
werkelijk weinig te beleven op deze aarde die al net zo
stinkt als mijn kooi en net zo klein is!
het geluk is een geste van de herinnering
19 Aug. 1949
ei lieve hoeveel dierbaren
stierven er niet in het zand
der aarde zij schilderden
waren artiesten van de dood
ei lieve hoevelen zijn gestorven
10 September 1949
met de sandalen van het morgenrood
heb ik een prijs gewonnen
20 December 1949
wat wil je dat ik voor je doe, mijn kleintje
moet ik je helpen met het potje onder je gat
waarom moeten we zo plotseling vertrekken
heb je zo'n haast om dood te gaan
laten we toch eerst wat leven
ik jouw lichaam jij het mijne
de lente is dit jaar toch al zo laat
19.4.1950
| |
| |
| |
3 Getypte gedichten zonder dagtekening
met mensen voor wie ik niets ben,
nee dit is toch niet mijn doel
leven leiden aan de Riviera
De aarde is niet mooi maar langwerpig, als een dorp,
er zijn wegen waar geen einde aan is, geen stof, geen moeheid.
waar de maan overheenrolt als een dobbelsteen die noch het
geluk aanwijst, noch het ongeluk.
te zwak om vrede te vinden
waar zijn wij gebleven toen de stilte het raam uitviel
en in de muziek van de nacht brak.
ik zal dit bewaren om te leven
ook als de dood met houtskool schrijft
is alles groen als het wegrijdt.
De aarde is niet mooi, maar langwerpig, als een dorp,
Er zijn wegen waar geen einde aan is, geen stof op ligt,
Waar de maan overheenrolt als een dobbelsteen die noch het
geluk aanwijst, noch het ongeluk.
Zomer. Een hardnekkige vlieg zoemt in de lucht,
Die ondeugend telkens op de ronde kruin gaat zitten,
En met de mouw van zijn pij slaat de monnik geducht,
Maar vergeefs. De pij ruikt naar was en vet in de hitte.
als je deze extase vasthoudt
nooit toegeeft aan de zwakte
aan het gelach tegen de avond
aan de traan in de dageraad
nooit toegeeft zul je rijk
zijn en uit de Oost terugkeeren
(o kom toch een keer ik wacht op je met extase.)
O mijn geluk daar zijn ze de bladeren
Libellen meer opaal en paviljoenen
Limonade gewoon met witte raderen
Over het water vier uur vingers zoenen
Later maan bah! frivole geheimen
Bebloemde jurk rovend van de voet
De witte de witte narcis en 't kleine
Wonder dat de boot langzaam doet
Onder het venster loopt de wind
leg je arm in je ogen uitgeput kind
het is drie uur in de middag. Vind
geen enkel ding meer dat je bindt
aan deze zwart gestoffeerde kamer?
de lente is ons niet welgezind.
(princes die in 't geflonker
van sterren en ramen troont)
Heb je het geweten dat de kermis
Van de nacht draait met mallemolens van geuren?
Dat de nachtegaal als een magisch rad
Door 't oneindig ruim blijft sturen?
En acrobaten in hun tent zijn mijn gedachten.
Barbaars
Lang na de dagen en de jaargetijden, en de wezens en de landen.
Het paviljoen van bloedend vlees over de zij van zeeen en
poolbloemen; (die niet bestaan.)
Bekomen van het oud trompetgeschal van moed - dat nog
ons hart en hoofd belaagt - ver van vroegere moordenaars. -
- O! het paviljoen van bloedend vlees over de zij van zeeen en
poolbloemen; (die niet bestaan.)
Vuren, die stormvlagen rijp regenen, - Heerlijkheden! - vuren
in een regen van wind gooiend diamanten door het aardse
hart dat voorgoed is verkoold voor ons - O wereld! -
(Ver van oude schuilhoeken en oude vlammen, die men
De vuren en het schuim. De muziek, wenteling van afgronden
en klap van besterde ijskegels.
O Heerlijkheden, o wereld, o muziek! En daar, de vormen,
het zweet, de haren en de ogen, drijvend. En de witte, kokende
tranen, - o heerlijkheden! - en de vrouwenstem die de bodem
der vulkanen en poolgrotten heeft bereikt.
ofschoon hij niet gekleed ging als
baron van Heemstrate kende hij
alle vlinders en keek soms lang
naar een mierennest, wat de
baron van Heemstrate niet deed.
daarom was hij dan ook in
zekere zin groter dan baron van
Heemstrate, want zo goed als
deze gelukkig was in zijn kleren,
was hij gelukkig van binnen,
wat van Heemstrate niet was.
| |
| |
| |
4 Uit notitieboekjes
ik heb geleefd in een uur
als ik de wil in opzet heb
de wind heb ik overal gevonden
Juli heb ik overal gezocht
als de nacht nog tweemaal langsging...
ik heb onmiskenbare vrede tegen
de gletscher van mijn ziel in milde
zonneschijn laten klimmen op
ladders van gouden vreugde en
nu dans ik als een mug in avondrood
een vlucht zonder heenkomen
het is niet de vrede die van liefde
komt waarnaar ik heb gezocht
ik was rijk genoeg en wat mij griefde
heb ik van de wereld gekocht
ik ben verliefd op het leven
en op mijn kennis van de dood
| |
5 Getypt proza zonder dagtekening
Wij moeten onze begeerten sterker maken in plaats van te proberen ze te verminderen.
Het geluk is de bron van al het schone.
Wetenschap moet begrijpelijk zijn voor allen, als poëzie.
Wij moeten allen het plezier van de dingen kunnen delen. Het raadsel van wetenschap moet toegankelijk zijn voor allen.
Wij moeten over een gedicht dromen als over een vrouw.
Ik vertel U wat mij aanspoort om te leven.
Ik haat alle werk: en zo haat ik literatuur. Ik schrijf wat mij helpt om te leven.
Ik haat alle theoretici, alle geleerden, alle vaklieden; zakenmensen, ambtenaren en schoolmeesters.
Het geluk is de bron van alle ongeluk.
wat ik wil is datgene wat het leven steunt
zuiverheid=ik wil mijn onzuiverheid zuiver uitdrukken
ik ken in de wereld mijn natuur
en er bestaat voor mij alleen mijn (biologie)
hoe maak ik het oog levend
Het is noodzakelijk dat we ons met een heleboel onzuivere dingen vermengen om duidelijk uit te vinden wat we zijn. Dit is een reden om te werken.
Ik heb al zoveel dingen gedaan met succes, en zoweinig dingen met volharding dat ik begrijp niet waarom ik zo bang ben van alle dingen.
- Aan de ene kant wens ik dat ik maar dood was, aan de andere kant ben ik bang om te leven. Ik vat al de dingen te zwaar op. Zodra ik het bestaan zie zoals het is: een ijdel spel; wel ijdel maar toch nog steeds een spel, en daar zit de nobility van het leven: het moet volgens de regels en met glansrijke durf gespeeld worden. Un amusement suprême.
- Als je wint is niet veel anders dan wanneer je verliest alleen het verschil is dit: je zult de misère alleen van buiten af kennen, als een dorre heide, gezien vanuit een trein, inspirerend en bedroevend schouwspel als het middag is. Maar wie in de misère moet leven, wordt een keuterboertje.
- Als het leven een spel is, moet je je goed verbergen en de eerste zijn die aftikt.
| |
6 Getypt proza met dagtekening
Het is betrekkelijk onbelangrijk hoe ik geleefd heb en hoe ik leef.
Mijn herinneringen doen er alleen wat toe, wat ik van mijn leven gemaakt heb en hoe ik mijn ervaringen heb gebruikt. Ik zal waarschijnlijk nooit een van de ‘populaire’ schrijvers worden. Maar ik moet reizen, en een innerlijk leven leiden, door de omstandigheden geleid, niet gedreven. Mijn boeken moeten zó zijn dat in latere eeuwen de mensen de behoefte gevoelen om ze te vertalen. Ik houd van het leven op een andere manier dan wie ik ook maar ken. Ik houd er van om toeschouwer te zijn in vele dingen en toch in zekere zin acteur. Toch in zekere zin God, de man die aan de touwtjes trekt.
| |
| |
Reizen. Maar wat voor zin heeft het om op 't papier te jeremineren. Dat is alleen maar om uitstel van handelen te verkrijgen, verkeerd.
Dit jaar uit in Amerika, dan naar Noord-Afrika en op andere lange reizen. Mijn reiservaringen nauwkeurig bijhouden. Ik ben maar weinig veranderd in de laatste jaren na de oorlog. In alle essentiële dingen ben ik precies hetzelfde gebleven. Ik wil nog steeds hetzelfde. Ik haat nog steeds om mijn persoonlijke vrijheid kwijt te zijn. Ik kan nog steeds niet mezelf voor langere tijd vasthouden. Ik vlucht in de voorstelling van mensen die ik bewonder, probeer mezelf te identificeren met iets dat ik liefheb, alleen om later de ellendigste desillusie te beleven wanneer ik ontdek dat ik niet in alle opzichten op de persoon van mijn verbeelding pas.
Gewoonlijk eindigt de affaire met een haat tegen mijn originele gevoelen, dat ik toch nooit geheel verzaken kan, omdat het wáár is. Als ik zou durven mijzelf te zijn met al de gevaren dat dat met zich meebrengt, zou ik de enigste kans aangrijpen die er is om nog eens iets van mij te maken. Ik bewonder in mijzelf het meeste dat wat het minste bijzonder aan mij is: ik bewonder de deugden die ik enkel maar geleend heb, en ik bewonder ze juist omdat het me zoveel moeite kost om ze te lenen. Het is verkeerd echter te denken dat noodzakelijkerwijs alles wat moeite kost daarom ook goed is. Dat iets moeite kost bewijst hoogstens dat het iets is dat niet een heel karakteristiek deel van je uitmaakt, maar integendeel iets is dat verworven moet worden. In zo'n geval ben je altijd doodsbenauwd je gedachten op iets anders te concentreren dan dit immediate doel: nabootsen, identificeren. Je kunt niet meer aan 't werk gaan uit louter vrees dat je al werkende je opgeschroefde zelf zult vergeten; terwijl dat juist is wat moet gebeuren. Dit is mijn geval en ik heb alles in het voorjaar 1945 heel duidelijk ingezien en neergeschreven. Ik zei: ‘vergeet dit nooit, waar je ook bent, hoe je ook bent...’ Op deze manier verloopt mijn leven in niets. Veranderen, Hans!
11 Maart 1948
Tekeningen uit notitieboekjes van Hans Lodeizen.
| |
Aantekeningen
Ad 1
‘Rijmoefeningen’ omvat 12 gedichten, geschreven tussen 1943 en 1945 toen Hans Lodeizen als onderduiker verbleef bij de familie De Beaufort in Wassenaar. Ze behoren tot of vormen zijn vroegste literaire werk. Aangezien hij met de vrouw des huizes veel sprak over Boutens, kan met veronderstellen dat het eerste, ongedateerde gedicht ‘Opdracht’ geschreven is onder de indruk van Boutens' dood (14 maart 1943). Later geschreven werk heeft hij verbrand. Het calligrafisch ogende handschrift van ‘Rijmoefeningen’ is met titelblad en al bewaard. Lodeizen koos bij ‘Rijmoefeningen’ duidelijk voor een andere volgorde dan de strikt chronologische.
| |
Ad 2
Deze gedichten werden in typescript aangetroffen. Waarschijnlijk zijn ze door Lodeizen zelf getypt. Zekerheid hieromtrent was op korte termijn niet te verkrijgen. Wel komen op enkele bladen verbeteringen in het handschrift van de dichter voor. Het is niettemin mogelijk dat typewerk werd verricht ten behoeve van of door de verzorgers van de twee posthuum verschenen verzamelbundels. Van een van hen kan ook de streep zijn tussen de tekst van 12 december 1948, beginnend met het Amerikaans getinte ‘zo zacht zo de minuets’.
| |
Ad 3
Over de datering valt niets met zekerheid te zeggen. Bij de vorige afdeling is duidelijk geworden dat Lodeizen nog in 1948/49 ‘traditionele’ verzen met eindrijm schreef tussen vele andere vrije verzen door. De inhoud echter van ‘Barbaars’ doet vermoeden dat we met een gedicht uit 1950 van doen hebben. In dat jaar bleek hij immers aan leukemie te lijden en nam men hem op in de Clinique Cécil te Lausanne.
| |
Ad 4
De notitieboekjes bevatten honderden aantekeningen, versfragmenten en volledige gedichten, waarbij vaak niet meteen duidelijk is waar een gedicht begint of eindigt. Bovendien gaat het vaak om eerste versies. Het handschrift is veelal moeilijk te lezen, zeker in kopie. Vele van de notities bleken reeds gepubliceerd. De hier gemaakte keuze en tekstverzorging dient men als zeer voorlopig te beschouwen.
| |
Ad 5
Behalve een lang, onvoltooid prozawerk, ‘De bron van Medusa’, liggen er in de afgestane nalatenschap slechts enkele ongepubliceerde bladen. De keuze viel hier op de voornamelijk aforistische notities, die wellicht achtergrondinformatie bieden.
| |
Ad 6
De hier afgedrukte tekst is het enige gedateerde ‘dagboekblad’. Of het inderdaad deze titel verdraagt is niet te zeggen, aangezien Lodeizens dagboeken niet voor kopiëring zijn afgestaan.
|
|