Bzzlletin. Jaargang 10(1981-1982)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Hans Warren Drie gedichten Peiling Hij ligt in het gras met de zoon van zijn vriend en kijkt hem recht in de ogen. Diens ogen lokken, dagen hem uit: ik weet het, wat aarzel je, ik heb al je gedichten gelezen. De zoon is een lange, lenige jongen met een hoekig, exotisch gezicht en vingers die achteroverbuigen. Hij lijkt op zijn vader, en nog meer op wat ooit gedroomd werd om die vader. De zoon krijgt een meerwaarde mee van vertederd heimwee, wordt onaantastbaar. Hij zwerft, slaapt in verlaten huizen, is een dier dat bevrijding zoekt, maar wijzer dan de man naast hem in het gras. ‘Waar blijf je met je Griekse ideeën’ vraagt hij, zijn shirt uittrekkend, ‘maar wees dan ook voor mij wat mijn vader niet voor me is, deserteer niet’. De man schrikt - ziet door dat wilde gezicht golven van rook en water. ‘Ik ben Socrates niet’ zegt hij schamper, en is al verloren. In lagen Bij het ontwaken - wat trieste droom - herinnering dat ik, na eerst een beroemde dichter te hebben omhelsd wiens naam ik verzwijg, omdat noch zijn werk noch zijn persoon me liggen, naar jou toe ging. Je lag naakt op je buik, hoofd op gevouwen armen, en, wonderlijk: je was niemand en Hem, en ideaal jong. ‘Ach nee’ zei je slaperig, maar toen ik aandrong en beloofde dat ik stil naast je zou liggen sloeg je lief een arm om me heen, en even gleed ik in die windstilte die niets met hartstocht en alles met liefde te maken heeft. Doch toen riep X, een jonge, nog onbekende dichter wiens naam ik verzwijg omdat zowel zijn werk als zijn persoon me aantrekken, me wakker met een kop sterke koffie die ik prees: wat is die koffie lekker, en weg was jij (wie was je?), weg X, weg de koffie, weg Hij. Een open raam Moeilijk, de ogen af te wenden van dit zacht verlicht interieur. Alles laag, rechtlijnig, uitgelezen (het was een goede architect) en in de verste hoek een vrijwel naakte jongen die platen draait, gehurkt, afgewend hoofd. Door 't open raam muziek, iets heets klopt door een mist van vibrafoons. Moeilijk, voorbij te lopen, voorbij dit huis vol hese rythmen, enkel dat zwarte achterhoofd te kennen dat bij de gespannen rug hoort. Is het een mooi gezicht? De rug zegt ja. Heeft hij een mooi gezicht? Laat het zo blijven, onbewust van dit moment suprême, de warme zomernacht. Vorige Volgende