De roman wordt namelijk pas door Fleur Talbot geschreven als zij, dertig jaar later, groot succes als romanschrijfster heeft geoogst en geamuseerd op haar hachelijke beginperiode kan terugblikken. Er zit daarom veel van de vreugde en voldoening van de succesvolle kunstenaar in de roman, en misschien verklaart dit waarom sommige recensenten, die een dergelijk sukses zelf nooit hebben gekend, en ook nooit zullen kennen, de neiging niet hebben kunnen weerstaan, om de roman onvriendelijk te bejegenen.
De joyeuze toon van Spark's roman is echter bijzonder aantrekkelijk en opbeurend. Ook de wijze waarop het haar is gelukt autobiografisch werk van anderen in haar boek te verwerken. Werk, dat wil zeggen, dat haar zowel in haar privéleven als bij haar schrijven beihvloed heeft. Deze werken zijn de Apologia pro vita sua van de bescheiden Cardinal Newman (1801-90) en The Life of Benvenuto Cellini door de bekende goudsmid uit Florence (1500-71), die, in scherpe tegenstelling tot Newman, allesbehalve bescheiden is.
Het contrast tussen deze twee autobiografieën is op zichzelf boeiend. De katholieke geestelijke Cardinal Newman, zoals de titel van zijn boek reeds suggereert, verdedigt zichzelf en zijn principes tegen zijn kritici; terwijl Cellini, de kunstenaar, prat gaat op zijn gaven en prestaties met een levensvreugde en vitaliteit, die aan zijn ijdelheid een grote charme verlenen.
Lang geleden heeft Muriel Sparks verteld over de invloed die het lezen van Newman op haar denken en haar werk heeft uitgeoefend. En uit het boek van de zelfbewuste Cellini citeert zij bij herhaling in haar roman, met inbegrip van drie passages, en de woorden, die in het boek telkens weer als een soort leitmotif terugkeren: ‘I... wonder that I have, indeed, come to this age of fifty-eight, from which, by God's grace, I am now going on my way rejoicing.’ (Fleur Talbot eindigt haar eigen relaas door die laatste paar woorden wéér te herhalen, deze keer met betrekking op zichzelf, de succesvolle romanschrijfster.)
Onder vele andere interessante facetten en passages, en vele Sparkiaanse opmerkingen over het leven, het geloof en menselijk gedrag, komt ook een alinea voor over Fleur Talbot's houding tegenover haar katholiek geloof, en hier weet men voor zeker, dat Fleur Talbot Muriel Spark zelf is. Deze alinea leest als volgt: -
I too was a Catholic believer but not that sort, not that sort at all. And if it was true, as Dottie always said, that I was taking terrible risks with my immortal soul, I would have been incapable of caution on those grounds. I had an art to practise and a life to live, and faith abounding; and I simply didn't have the time or the mentality for guilds and indulgences, fasts and feasts and observances. I've never held it right to create more difficulties in matters of religion than already exist.
Daar heeft men Muriel Spark ten voeten uit: helder, intelligent, praktisch en ronduit. A no-nonsense mind and no-nonsense pen. Maar hoe helder en eenvoudig dat proza ook mag lijken, hoe gewoon en alledaags kleine frasen als ‘not that sort’ en ‘never held it right’ ook mogen klinken, het is ook proza van iemand die tevens een dichteres is (of is geweest). Er zijn daar (en overal in haar proza) bijbelse echo's, bijbelse ritmes, en het wordt meer dan ooit tevoren duidelijk, waarom het werk van John Henry Newman zozeer tot Muriel Spark's geest heeft gesproken. Want over zijn proza in zijn autobiografie heeft men onder andere geschreven: ‘written with the utmost simplicity and sincerity, and in a style of limpid clearness...’ (Zie ook het proza van Muriel Spark.)
De combinatie alleen al van Newman en Cellini in dit boek zou Spark's nieuwe roman tot een boeiend en origineel werk hebben gemaakt. Maar er is ook veel meer. Daarom heeft men oprecht medelijden met recensenten, die gewoon niet in staat zijn, deze rijkdom te ontdekken en te waarderen.
In Engeland waren de meeste recensie's lovend. Maar ex-professor Graham Hough, schrijvende in The London Review of Books, maakte zich schuldig aan zulke gemene, misplaatste en onliteraire opmerkingen, dat Anne Smith, redactrice van The Literary Review, haar kritische mes moest slijpen, om hem snijdend van repliek te dienen.
Uitgenodigd naar het feest dat Loitering with Intent voor de gevoelige lezer is, schreef Hough: ‘the sandwiches are made with margarine, the thermos is full of cold tea, there is a nasty east wind; and just as the unluscious viands are spreads out, dead on cue, it starts, to rain.’
Een ieder, die het werk van Muriel Spark sinds 1950 gevolgd heeft, zal direkt weten, dat dit pure onzin is - rubbish. Ook: lummelachtig. En toch stond het te lezen in een van de invloedrijkste literaire bladen van Engeland.
Zelfs Martin Seymour-Smith in The Financial Times, een blad dat, naast aan Mammon gewijd te zijn, ook uitstekende Arts en Books pagina's omvat, schreef in een overigens heel enthousiaste recensie, dat Muriel Spark helemaal niets te zeggen heeft! Men vraagt zich af, hoe zulke verblindheid, of liever: doofheid, in een geroutineerde recensent nu eenmaal mogelijk is. En alweer is men geneigd, jaloesie te vermoeden, of een mannelijke onbereidwilligheid, om de prestatie's van een vrouw te erkennen.
Zulke reaktie's, en de onnozele woorden in het NRC-CS over ‘een sierlijke mevrouw van aanzien’, ‘goed geparfumeerd’ en ‘nog steeds elegant hoewel niet piepjong meer’, zijn niet alleen beneden alle peil (literair en fatsoenlijk) maar duiden op het voortleven van een rancune vis-à-vis de vrouw die het aandurft, niet slechts te schrijven, maar daarmee ook een wereldsukses te halen. Een rancune, trouwens, waartegen de arme Anne Finch, Countess of Winchilsea, nu bijna drie eeuwen geleden moest protesteren - zoals Virginia Woolf in A Room of One's Own heeft gereleveerd.
‘Alas! a woman that attempts the pen,
Such a presumptuous creature is esteemed,
The fault can by no virtue be redeemed...’
En die Countess of Winchilsea (die ook zeker ‘goed geparfumeerd’ en zonder twijfel ‘een sierlijke mevrouw van aanzien’ was) had inderdaad iets met Muriel Spark gemeen, want zij heeft naar aanleiding van zichzelf geschreven:
‘My hand delights to trace unusual things,
And deviates from the known and common way...’
Het is moeilijk anders en vriendelijk te denken over recensenten, die zo slordig en onverantwoord kunnen reageren, nadat Muriel Spark zestien romans heeft geproduceerd, vele gedichten, vele korte verhalen, vele hoorspelen, een toneelstuk, en boeken over andere schrijvers, waaronder Wordsworth, Emily Brontë en John Masefield. Romans en korte verhalen waarin zij, nota bene, bij herhaling op de dwalingen onzes weegs heeft gewezen, en dát niet in een zure, prekerige toon, maar met een spitse en onnavolgbare humor, die nooit gefaald heeft.
Misschien waren zulke recensenten echter meer onder de indruk gekomen van wat zij te zeggen heeft, als zij wèl een zure, prekerige, pseudo-diepzinnige, stomvervelende toon had aangewend. In welk geval, wij in alle ijl naar Shakespeare terug moeten en zijn:
‘Lord, what fools these mortals be!’
Muriel Spark: Loitering with Intent.
The Bodley Head, Londen, 222 blz. f 34,75.