retoriek en gedempt melodieus gemurmel elkaar af. In aanmerking genomen dat ik geen woord Italiaans versta, moet ik eerlijk toegeven, dat ik toch moeite had mijn vertrouwde Strindberg te herkennen. Playing Strindberg by passing him by?
Het ‘klapstuk’ dat de symposiumgangers werd voorgezet was een reprise van Roes (Brott och Brott, letterlijk Misdaad en Misdaad) door Dramaten. De regisseur was Per Verner-Carlsson die samen met zijn scenograaf Lennart Mörk al een aantal opmerkelijke experimentele voorstellingen op zijn naam heeft staan (o.a. drie versies van De Pelikaan). Het stuk is door Strindberg betiteld als een comedie. Het is in 1899 gepubliceerd samen met Advent onder de noemer Voor een hogere Rechterstoel, d.w.z. vlak na de Inferno-crisis en de twee eerste delen van het z.g. ‘Wander’-drama Naar Damaskus. Het stuk speelt in Parijs en behelst het verhaal van een toneelschrijver Maurice die verstrikt raakt in een erotisch avontuur met Henriëtte, de maîtresse van zijn vriend. Zij is een femme fatale in optima forma. Zijn eigen vriendin met wie hij een kind heeft, wordt in de steek gelaten. Dit kind sterft onverwachts en de schuldgevoelens van Maurice worden gevoed door de wetenschap, dat hij en Henriëtta het kind - als obstakel voor hun vereniging - doodgewenst hebben. Maurice komt tot inkeer, doet boete voor zijn gedachte-zonde en ontdekt dat zijn schuldgevoelens in feite ongegrond waren. Eind goed, al goed! Het stuk is hier en daar nogal drakerig, het draagt vele sporen van de Infernoperiode, maar het biedt voortreffelijke spelmogelijkheden. Regisseur en scenograaf hadden kans gezien van deze kleine tragi-comedie - ondanks alle rappe speelscènes - een ruim drie en een half uur slaapverwekkend spektakel te maken, overladen met een dodelijk zwaarwichtige beeldsymboliek, quasi diepzinnige associaties en een overdonderend toneelapparaat: achtergrondprojecties, enorme stofdraperieën die waaierend op en neer werden gehesen (het ‘wereldweefsel’ symboliserend volgens het programma), een naakte Adam en Eva na de zondeval, een
enorme Jacob-figuur in gevecht met de Engel (Delacroix) en het lijden, gesymboliseerd in het kruis waarop de woorden ‘o crux ave spes unica’ stonden. De Bijbel, Swedenborg, Kierkegaard en Jung, kwadraten, cirkels en mandala's, kortom ‘alles’ was er bij gehaald om ons de suggestie te geven van de tegenstelling tussen de mikrokosmos (een Parijse crèmerie rond de eeuwwisseling op de voorgrond) en de makrokosmos (het zich verwijdende en steeds wisselende toneelbeeld op de achtergrond). Wat Strindberg summier aanduidt, werd hier breed uitgemeten in een mythische beeldentaal die alle perken te buiten ging met als resultaat de algemene verzuchting: spaar ons voor dit soort ‘playing Strindberg by passing him by’.
Dezelfde regisseur had, eveneens met Mörk als scenograaf, een collage (een ‘audiovisuell scenisk aktion’ zoals hij het formuleert) gemaakt, gebaseerd op Strindbergs jeugdbrieven. Dit Portret van een Kunstenaar als jonge Man heb ik niet gezien. Het gegeven leek intrigerend genoeg. Naast de teksten van Strindberg werkte Verner-Carlsson met verwijzingen naar Joyce, Malevitsj, Beckett en de muziek van Roland Kirk en enkele andere Amerikaanse jazz-musici. Per Verner-Carlsson is overigens de enige binnen het Zweedse institutionele toneel die avantgardistisch te werk gaat en toneeltradities durft te doorbreken.
Een experiment van geheel andere aard van de integrale uitvoering van Een Droomspel door Theater 9, een gezelschap dat voortgekomen is uit het studententoneel van het begin der jaren '70. Samen met enkele vrije groepen in Polen, Italië, Venezuela en Noord-Amerika vormde Theater 9 in 1976 de International Federation for Independent Theater (IFTI), een samenwerkingsorgaan van het uitvoeren van projecten, het uitwisselen van gastvoorstellingen, het organiseren van workshops enz. De groep bestaat uit ca 13 leden en heeft eigen lokaliteiten. Ze hebben een veertigtal buitenlandse groepen in Zweden geïntroduceerd (o.a. Eugenio Barba en zijn Odin-theater) en treden zelf ook geregeld in het buitenland op, laatstelijk in Frankfurt en Erlangen, juist met Een Droomspel. Hun samenwerking met Theater 77 in Lodz en met een Argentijnse exilegroep in Milaan is zeer nauw.
Voorgrondscène uit Roes, gespeeld door Kungliga Dramatiska Teatern in Stockholm in de regie van Per Verner-Carlsson. Foto: Beata Bergström.
Achtergrondscène uit Roes, gespeeld door Kungliga Dramatiska Teatern in Stockholm. Foto: Beata Bergström.
Het inderdaad unieke van deze voorstelling is dat men werkelijk geen titel aan Strindbergs tekst heeft veranderd. Er is gekozen voor een interpretatie die ‘zowel biografisch-historisch-sociaal als archetypisch en psychologisch’ wil zijn. Geen goedkope parallellen met onze eigen tijd, geen actualisering dus. Ze deinsden, zoals ze schrijven, niet terug voor de in de tekst aanwezige botsingen tussen realiteit enerzijds en droom en mythe anderzijds. Geen geringe ambities dus voor tien spelers die ruim veertig rollen moesten uitbeelden. (De verdeling van de rollen was overigens zeer zinvol).
De speelruimte bestond uit een lange rechthoek die in het midden met zand was gevuld en die was omgeven door een ca 50 cm hoge lijst, waarlangs de spelers zich konden verplaatsen. Het publiek zat aan de beide lange zijden van de piste. Aan de ene korte zijde ‘groeide het droomslot’, aan de andere korte zijde van de zandbak liep een loopbrug stijl omhoog, aan weerszijden en bovenaan uitlopend in kleine platformen. Ernaast was ruimte voor het verkleden en voor de rekwisieten, terwijl bovendien enige minitoneeltjes tussen de toeschouwers in waren gebouwd, hetgeen alles bij elkaar de mogelijkheid schiep voor een soort simultaantoneel. Het technische apparaat was in feite miniem. De voorstelling duurde ruim drie en een half uur en droeg een primitief, naief, wat rommelig en onrustig karakter, maar je werd er direct in betrokken, je had de mogelijkheid zelf te associëren, er werd je niets opgedrongen. Ofschoon weloverwogen had het geheel het improviserende,