Engelse kroniek
James Brockway
Deze keer maar een korte kroniek om vóór het eind van het literaire seizoen en het begin van de zomerslaap, toch iets over drie interessante Engelse titels van de laatste maanden te zeggen.
In het oktobernr. heb ik verleden jaar over het werk van Ursula Holden geschreven - een ontdekking van uitgever Alan Ross, die al twee romans van haar had uitgegeven: Endless Race en String Horses. Er is nu een derde: Turnstiles. Tijdens het lezen moest ik steeds naar iets vergelijkbaars zoeken, vooral wat de stijl en werkwijze betreft, en tegen het eind had ik wel een naam gevonden, geen schrijver maar .......Van Gogh, de Van Gogh van zijn latere werk. Bij het schrijven van dit verhaal over Ruth, die in een pittoreske achterbuurt van Londen, Notting Hill, woont, en die als ze zwanger is door haar man, een hopeloos would-be schrijver, verlaten wordt, gaat Holden furieus te werk met het neersmakken van de ene korte, felle zin na de andere, Ruth's verhaal heeft iets van het griezelige van Roman Polanski's Rosemary's Baby, maar dit is werkelijk en geen kitsch. Feministisch? Dat ook, als het moet. In ieder geval: een ervaring om zo'n boek te lezen.
Christopher Isherwood in Christopher and his Kind (Eyre Methuen) vertelt over zijn leven in Berlijn en elders in Europa van 1929 t/m 1939, waarna hij met Auden naar Amerika vertrok.
De Berlijnse jaren resulteerden o.a. in twee zeer bekende romans: Mr. Norris Changes Trains en Goodbye to Berlin. Dit stuk autobiografie is een en al onthullingen over Isherwoodshomoseksualiteit (en die van andere bekende mensen). Maar het biedt veel meer: ook ‘onthullingen’ over de oorsprong van zijn bijna altijd sterk autobiografisch werk. Hij was af en toe in Den Haag; ook in Amsterdam, waar hij een tijdlang woonde. De periode zelf - tijd van de opkomst van Hitler (zie ook Jaap Hartens, De getatoeëerde lorelei!) - is vol spanning en Isherwood kán gewoon niet saai schrijven. Zeer toegankelijk, zeer menselijk, vol literaire informatie, vol homoseksualiteit... ja, maar ook vol leven.
En dan is er - en hier roep ik: Hurrah! - een nieuwe roman van Paul Bailey, Peter Smart's Confessions (Cape), zijn vierde boek sinds hij in 1967 met At the Jerusalem debuteerde en de Somerset Maugham Prize daarmee haalde; Trespasses en A Distant Likeness volgden. Het eerste ging over een intelligente oude vrouw die in een bejaardentehuis is gestopt en daardoor krankzinnig wordt; bijna alles is in dialoogvorm, die merkwaardig levensecht klinkt. De tweede, zijn beste m.i. is in mozaïekvorm opgebouwd (Bailey's favoriete methode). Deze roman gaat over de regeneratie van een jongeman nadat zijn jonge vrouw zelfmoord heeft gepleegd; de derde gaat over een politieman die meer en meer gaat lijken op de misdadiger die hij achtervolgt. Het nieuwe boek laat hetzelfde talent zien: levensverhaal van een toneelspeler alweer het verhaal van een ongelukkige, maar met een wijze humor verteld, die aan alles een filosofische betekenis verleent. Bailey heeft de moderne literatuur jarenlang in vooraanstaande Engelse bladen gerecenseerd; zijn werk is moderne literatuur maar niet verlitteratuurd. Ik voelde hier echter steeds de aanwezigheid op de achtergrond van enkele van onze grote schrijvers, Fielding en Dickens bij voorbeeld: maar anderen ook. Alles van Bailey raad ik sterk aan. Aan hem is onlangs de eerste E.M. Forster-prijs toegekend.
Paul Bailey